Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[de bewindvoerder] B.V.(de bewindvoerder),
[de dochter](de dochter),
[de zoon](de zoon),
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de opheffing van een beschermingsbewind over de betrokkene, geboren in 1939. De betrokkene, die eerder onder bewind was gesteld vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand, heeft verzocht om het bewind op te heffen. De kantonrechter in Groningen had dit verzoek eerder afgewezen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de betrokkene werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E. Peeters.
Het hof heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder rapportages van neuropsychologisch onderzoek en verklaringen van psychologen. Uit deze rapportages bleek dat er geen aanwijzingen waren voor dementie en dat de betrokkene in staat was zijn financiën te beheren. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene geen onverantwoorde uitgaven deed en dat hij zijn financiën op een zorgvuldige manier beheerde. De zorgen van de bewindvoerder en de kinderen over het interen op het vermogen van de betrokkene werden door het hof niet gevolgd, omdat de betrokkene nog steeds over een aanzienlijk vermogen beschikte.
Het hof heeft geconcludeerd dat de betrokkene voldoende heeft aangetoond dat hij in staat is om zelf zijn financiën te beheren en dat de noodzaak voor het beschermingsbewind niet meer bestaat. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking van de kantonrechter vernietigd en het verzoek van de betrokkene om opheffing van het bewind toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de taak van de bewindvoerder eindigt met ingang van de uitspraak.