ECLI:NL:GHARL:2023:4889

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
200.317.612/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling voor minderjarige in het kader van ouderschapsplan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2016, wiens ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een wijziging van het ouderschapsplan verzocht, dat oorspronkelijk op 29 oktober 2020 was vastgesteld. De moeder stelde dat de huidige week-om-week regeling niet in het belang van het kind is, gezien haar gezondheidsproblemen en de impact daarvan op de zorg voor het kind. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft de verzoeken van de moeder deels betwist en verzocht om de bestaande afspraken over vakanties en feestdagen in stand te houden. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 mei 2023 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft de situatie van de moeder en de impact op het kind in overweging genomen en geconcludeerd dat de huidige regeling te belastend is voor de moeder en niet in het belang van het kind. Het hof heeft de zorgregeling aangepast, zodat de minderjarige minder vaak van woonsituatie wisselt, wat in haar belang wordt geacht. De ouders zijn het eens geworden over de verdeling van vakanties en feestdagen, en het hof heeft deze afspraken vastgelegd. De beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 7 juli 2022 is vernietigd en de nieuwe zorgregeling is vastgesteld, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.317.612/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 183687)
beschikking van 6 juni 2023
inzake
[verzoekster](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. M.R. Rauwerda te Leeuwarden,
en
[verweerder](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. J.D. Nijenhuis te Leeuwarden.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 7 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 5 oktober 2022;
- een brief van de raad van 26 oktober 2022;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht namens de vader van 30 april 2023 met bijlage(n).
2.2.
De mondelinge behandeling heeft op 10 mei 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. F. Stoelinga (waarnemend voor mr. Rauwerda);
- de man, bijgestaan door mr. J. Robben (waarnemend voor mr. Nijenhuis).

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2016. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige] .
3.2.
[de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.3.
[de minderjarige] verblijft sinds de bestreden beschikking week-om-week bij ieder van de ouders, waarbij het wisselmoment op donderdag is.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Tussen partijen is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [de minderjarige] in geschil.
4.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het tussen partijen op 29 oktober 2020 opgestelde ouderschapsplan ten aanzien van de zorgverdeling gewijzigd en vervolgens bepaald dat [de minderjarige] met een week-om-weekregeling bij ieder van de ouders verblijft, waarbij het wisselmoment op donderdag zal zijn, in die zin dat [de minderjarige] in de eerste week door de ouder waar zij dan verblijft op donderdag naar de BSO of naar school gebracht wordt en door de andere ouder op die dag uit school of uit de BSO gehaald wordt en vervolgens in de tweede week door de ouder bij wie ze dan verblijft op donderdag naar school of de BSO wordt gebracht en dan door de andere ouder wordt gehaald na school of BSO.
4.3.
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De grief ziet op wijziging van het ouderschapsplan. De moeder wil dat [de minderjarige] in de ene week op maandag, dinsdag, vrijdagavond, zaterdag en zondag bij de vader verblijft en in de andere week op maandag en dinsdag. De overige dagen verblijft [de minderjarige] bij de moeder, waarbij de vader [de minderjarige] iedere woensdag naar de voorschoolse opvang brengt en de moeder haar 's middags uit school of uit de buitenschoolse opvang haalt, alsmede dat de vader [de minderjarige] om de week op vrijdag om 17.15 uur bij de moeder haalt en de moeder [de minderjarige] om de week op zondag om 17.15 uur naar de vader brengt. Ook wil de moeder dat de raad onderzoek gaat doen. Zij heeft haar verzoek aangevuld met het vaststellen van een vakantieregeling. Ten slotte heeft de moeder verzocht te bepalen dat de vader en zijn partner [de minderjarige] mogen ophalen van school en dat, als dit in een incidenteel geval niet mogelijk is, de vader de moeder en de school op de hoogte stelt wie [de minderjarige] dan ophaalt uit school.
4.4.
De vader vraagt de verzoeken van de moeder in hoger beroep ten aanzien van de wijziging van afspraken over de vakanties, feestdagen en verjaardagen zoals deze is opgenomen in het ouderschapsplan, deels toe te wijzen in die zin dat de vader het hof verzoekt om:
- te bepalen dat de afspraken die partijen hebben gemaakt over de kerstvakantie 2022 en de zomervakantie 2023 in stand blijven en te bepalen dat partijen deze afspraken dienen na te komen;
- te bepalen dat [de minderjarige] na 2022 de Kerstdagen in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder en Oud/Nieuw in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader zal vieren (voor de verdere dagen in die vakantie kan in beginsel aansluiting worden gezocht bij de reguliere zorgregeling);
- te bepalen dat ook voor de verjaardag van [de minderjarige] de reguliere zorgregeling van toepassing is, [de minderjarige] verblijft daar waar zij op dat moment is, met afwijzing van de aanvulling dat de andere ouder [de minderjarige] op die dag voor twee uur kan halen;
- het verzoek van de moeder in hoger beroep om de zorgregeling te wijzigen, een raadsonderzoek in te stellen en ten aanzien van het halen en brengen van school af te wijzen.
4.5.
De moeder heeft tijdens de zitting haar aanvankelijke verzoek over wie [de minderjarige] van school haalt ingetrokken, zodat het hof hierover geen beslissing hoeft te nemen.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
(…).
5.2.
Het hof acht zich voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen en ziet dan ook geen aanleiding om, zoals door de moeder is verzocht, de raad opdracht te geven nader onderzoek te doen naar de belangen van [de minderjarige] bij het vaststellen van een zorgregeling.
Ten aanzien van de reguliere zorgregeling
5.3.
Het hof stelt voorop dat de rechter in zaken waarin het over een kind gaat, een zodanige beslissing moet nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
5.4.
Het hof constateert dat partijen beiden de zorgregeling, zoals neergelegd in het ouderschapsplan van 29 oktober 2020, gewijzigd willen zien, omdat die regeling voor [de minderjarige] betekende dat ze per twee weken zes keer van woonsituatie moest wisselen. Met partijen is het hof van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat er zo weinig mogelijk wisselingen voor haar zijn en dat het voor haar duidelijk is wanneer zij bij welke ouder is. In deze zaak weegt het hof naast het belang van [de minderjarige] ook de (gezondheids)situatie van de moeder mee, omdat deze het belang van [de minderjarige] raakt. Uit de brief van de huisarts van de moeder leidt het hof af dat de situatie van de moeder precair is. Zij is in herstel van haar verslaving. Dit vergt veel van haar en hierdoor is de balans tussen de draaglast en de draagkracht van de moeder nog broos. [de minderjarige] heeft haar beide ouders nodig en het is belangrijk voor [de minderjarige] dat de moeder op de been blijft. Haar herstel is een belangrijke factor, want alleen dan kan zij haar moederrol op een goede wijze invullen voor [de minderjarige] . Voor het hof is dan ook helder dat het verzoek van de moeder niet slechts uit eigen belang is ingegeven, maar voornamelijk om het contact tussen haar en [de minderjarige] te waarborgen. In de huidige regeling is [de minderjarige] telkens zeven dagen achtereen bij de ene ouder en vervolgens zeven dagen bij de andere ouder. De moeder vertelt dat zij er de eerste dagen volledig voor [de minderjarige] kan zijn. Als de week met [de minderjarige] vordert, heeft de moeder echter minder energie en heeft [de minderjarige] de neiging om haar bepaalde taken uit handen te nemen en om voor haar te gaan zorgen. Net als de moeder is het hof van oordeel dat dit niet goed is voor een kind van zes jaar. Daarbij bestaat een reëel risico dat de moeder een terugval krijgt bij het voortduren van de huidige regeling. Dit is zeker niet in het belang van [de minderjarige] , want dat zou betekenen dat de moeder niet of nauwelijks meer beschikbaar is voor haar. De wens van de vader om de wisselmomenten te beperken begrijpt het hof, maar met de regeling die de moeder voorstelt, zijn er nog steeds minder wisselingen dan voorheen. Het hof ziet de door de moeder voorgestelde zorgregeling dan ook uiteindelijk als het meest in het belang van [de minderjarige] , omdat op die manier de kans op een terugval van de moeder wordt verkleind, de beschikbaarheid van de moeder voor [de minderjarige] tijdens haar verblijf bij de moeder zo groot mogelijk is en [de minderjarige] geen taken van de moeder op zich hoeft te nemen die niet bij haar leeftijd en haar positie van kind passen. Het hof weegt ook mee dat het voor het herstel van de moeder helpend zal zijn als zij een dagbesteding heeft. Voor haar is dit makkelijker te realiseren als zij op vaste dagen in de week beschikbaar is voor werk of andere (vaste) activiteiten. Verder speelt voor het hof mee dat de moeder een beperkt netwerk heeft om opvang van [de minderjarige] te realiseren, in tegenstelling tot de vader. Bovendien biedt ook de door de moeder voorgestelde regeling duidelijkheid voor [de minderjarige] , omdat zij door de week op vaste dagen bij de vader of de moeder zal zijn en in de weekenden om en om.
Ten aanzien van de vakantieregeling
5.5.
De ouders hebben een positieve lijn te pakken op het punt van hun onderlinge communicatie. Tijdens de zitting bleek dat zij over de vakantieregeling goed konden overleggen. De moeder gaf ook aan dat haar verzoek dat zij op de hoogte wil worden gehouden wie [de minderjarige] ophaalt door emotie was ingegeven en heeft dit vervolgens ingetrokken. De vader gaf aan dat hij zich flexibel wil opstellen tijdens de verjaardag van [de minderjarige] , zodat de moeder [de minderjarige] op die dag twee uren kan ophalen als ze die dag regulier bij de vader verblijft. De ouders zijn het eens over de verdeling van de vakanties en de feestdagen en het hof zal deze verdeling vastleggen, zoals door hen is afgesproken. Nu de kerstvakantie in 2022 al voorbij is, zal het hof daarover niets meer vastleggen.
5.6.
Het hof wijst de ouders er ten slotte nog op dat een traject bij [naam1] een goede mogelijkheid zou zijn om de positieve lijn vast te houden en te bekijken hoe zij samen nog betere ouders voor [de minderjarige] kunnen zijn. Het hof geeft hen in overweging om toch weer contact op te nemen met [naam1] .

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 7 juli 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus:
- [de minderjarige] verblijft op basis van een tweewekelijkse cyclus bij een van haar ouders als volgt:
week
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
1
vader
vader
vader/
moeder
moeder
moeder
vader
vader
2
vader
vader
vader/
moeder
moeder
moeder
moeder
moeder
- de vader brengt [de minderjarige] iedere woensdag naar school en de moeder haalt haar 's middags uit school;
- de vader haalt [de minderjarige] om de week op vrijdag om 17.15 uur bij de moeder en de moeder brengt [de minderjarige] om de week op zondag om 17.15 uur naar de vader;
- in de zomervakantie 2023 verblijft [de minderjarige] van 3 augustus om 12.45 uur tot en met 17 augustus om 13.00 uur bij de moeder en van 17 augustus om 13.00 uur tot en met 31 augustus om 13.00 uur bij de vader; gedurende de rest van de zomervakantie geldt de reguliere zorgregeling;
- in december van het voorafgaande jaar overleggen de ouders over de verdeling van de zomervakantie, waarbij de vader de eerste keus heeft in even jaren en de moeder eerste keus in de oneven jaren;
- in de kerstvakanties verblijft [de minderjarige] tijdens de kerstdagen in de oneven jaren bij moeder en in de even jaren bij vader en tijdens Oud/Nieuw in de even jaren bij moeder en in de oneven jaren bij vader; voor het overige loopt de reguliere zorgregeling door;
- in de voorjaars-, mei- en herfstvakanties en tijdens feestdagen loopt de reguliere zorgregeling door;
- op de verjaardag van [de minderjarige] is de reguliere zorgregeling van toepassing, [de minderjarige] verblijft daar waar zij op dat moment is, waarbij de andere ouder [de minderjarige] op die dag voor twee uur kan ophalen;
- voor Vaderdag verblijft [de minderjarige] vanaf de avond ervoor 17.15 uur en op de dag zelf bij de vader;
- voor Moederdag verblijft [de minderjarige] vanaf de avond ervoor 17.15 uur en op de dag zelf bij de moeder;
- op de overige feestdagen is de reguliere zorgregeling van toepassing;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Knot, C. Coster en E.F. Groot, bijgestaan door Y. Eisma als griffier, en is op 6 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.