ECLI:NL:GHARL:2023:4859

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
200.320.868
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewind en mentorschap van verzoeker met betrekking tot geestelijke en lichamelijke toestand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, inzake de onderbewindstelling en het mentorschap van verzoeker, geboren in 1944. De kantonrechter had op 5 oktober 2022 besloten om een bewind in te stellen over de goederen van verzoeker en een mentorschap te benoemen, beide op verzoek van Stichting [naam1]. Verzoeker is in hoger beroep gekomen tegen deze beschikkingen, waarbij hij verzoekt om de besluiten te vernietigen en het verzoek van de stichting af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 april 2023 zijn zowel verzoeker als de betrokken partijen aanwezig geweest. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker lijdt aan dementie, type Alzheimer, en dat hij niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De rechter heeft de gronden voor zowel het bewind als het mentorschap bevestigd en de eerdere beschikkingen bekrachtigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.320.868 en 200.320.870
(zaaknummers rechtbank Gelderland 10009879 en 10009884)
beschikking van 8 juni 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. M.P.H. van Maanen Winters te Arnhem.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
Stichting [naam1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [naam1] ,
[naam2],
correspondentieadres te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de bewindvoerder dan wel de mentor,
[de dochter],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de dochter van [verzoeker] .

1.Het geding in eerste aanleg

In de zaak 200.320.868 (bewind)
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 5 oktober 2022, uitgesproken onder zaaknummer 10009879. Deze beschikking zal hierna de bestreden beschikking onderbewindstelling genoemd.
In de zaak 200.320.870 (mentorschap)
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 5 oktober 2022, uitgesproken onder zaaknummer 10009884. Deze beschikking zal hierna de bestreden beschikking mentorschap genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

In de zaak 200.320.868 (bewind)
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 31 december 2022;
- het aanvullend beroepschrift met producties;
- een mailbericht van de dochter van [verzoeker] , ingekomen op 22 januari 2023;
- een brief van de bewindvoerder en mentor van 30 januari 2023;
- een brief van [naam1] van 13 februari 2023;
- een journaalbericht van mr. Van Maanen Winters van 24 februari 2023.
In de zaak 200.320.870 (mentorschap)
2.2
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 31 december 2022;
- het aanvullend beroepschrift met producties;
- een brief van de bewindvoerder en mentor van 30 januari 2023;
- een brief van [naam1] van 13 februari 2023.
In beide zaken
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 18 april 2023 plaatsgevonden. Beide zaken zijn gelijktijdig en gezamenlijk behandeld.
Aanwezig waren:
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van [naam1] ;
- de bewindvoerder en mentor.

3.De feiten

In beide zaken
3.1
[verzoeker] is geboren [in] 1944 in [woonplaats1] .
[naam1] is bij [verzoeker] betrokken als casemanager dementie.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 21 juli 2022, heeft [naam1] verzocht een bewind in te stellen over alle goederen die aan [verzoeker] (zullen) toebehoren met benoeming van [naam2] als bewindvoerder. [naam1] heeft de kantonrechter ook verzocht een mentorschap in te stellen over [verzoeker] met benoeming van [naam2] als mentor.

4.De omvang van het geschil

In de zaak 200.320.870 (bewind)
4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] onder bewind gesteld wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand en de bewindvoerder tot bewindvoerder benoemd.
4.2
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking onderbewindstelling. [verzoeker] verzoekt het hof de beschikking te vernietigen en het verzoek van [naam1] alsnog af te wijzen.
In het aanvullend beroepschrift heeft [verzoeker] het hof voor wat betreft het bewind verzocht:
primair: het verzoek van [naam1] alsnog af te wijzen;
subsidiair: de goederen van [verzoeker] onder bewind te stellen, met benoeming van [naam3] tot bewindvoerder;
meer subsidiair: de goederen van [verzoeker] onder bewind te stellen, met benoeming van een professionele bewindvoerder, niet zijnde [naam2] , h.o.d.n. [naam4] , of een persoon, welke is verbonden aan Stichting [naam5] , h.o.d.n. [naam1] ;
primair, subsidiair en meer subsidiair:
[naam1] te veroordelen in de proceskosten.
In de zaak 200.320.870 (mentorschap)
4.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van [verzoeker] en de mentor tot mentor benoemd.
4.4
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking mentorschap.
[verzoeker] verzoekt het hof de beschikking te vernietigen en het verzoek van [naam1] alsnog af te wijzen.
In het aanvullend beroepschrift heeft [verzoeker] het hof voor wat betreft het mentorschap verzocht:
primair: het verzoek van [naam1] alsnog af te wijzen;
subsidiair: mentorschap ten behoeve van [verzoeker] in te stellen, met benoeming van [naam3] tot mentor;
meer subsidiair: mentorschap ten behoeve van [verzoeker] in te stellen, met benoeming van een professionele mentor, niet zijnde [naam2] , h.o.d.n. [naam4] , of een persoon, welke is verbonden aan Stichting [naam5] , h.o.d.n. [naam1] ;
primair, subsidiair en meer subsidiair:
[naam1] te veroordelen in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

In de zaak 200.320.868 (bewind)
5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
Op grond van 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de rechthebbende is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
In de zaak 200.320.870 (mentorschap)
5.2
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
In beide zaken
5.3
Als eerste overweegt het hof dat hoger beroep er mede toe dient om omissies in eerste aanleg te herstellen. [verzoeker] is door het hof op de mondelinge behandeling – uitgebreid – gehoord waardoor is voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor en er geen sprake (meer) is van strijd met een goede en zorgvuldige procesorde, zoals [verzoeker] stelt.
5.4
Voorts is het hof evenals de kantonrechter van oordeel dat aan de gronden voor een bewind en mentorschap zondermeer is voldaan. Het hof overweegt hiertoe dat [verzoeker] op 24 mei 2022 is onderzocht door een geriater, drs. [naam6] , die heeft verklaard dat bij [verzoeker] sprake is van dementie, type Alzheimer. In het kader van de procedure in hoger beroep heeft [verzoeker] een second opinion laten uitvoeren en deze overgelegd. [verzoeker] is op 3 maart 2023 onderzocht door een klinisch geriater, drs. [naam7] . De second opinion bevestigt naar het oordeel van het hof genoemde verklaring van de geriater van 24 mei 2022. Uit de second opinion blijkt ook dat sprake is van dementie.
Drs. [naam7] heeft in dat kader immers verklaard dat zij begrijpt dat er een bewind is ingesteld. [verzoeker] heeft op de mondelinge behandeling bevestigd dat hij de financiële administratie niet zelfstandig kan voeren. Het hof acht een bewind dan ook noodzakelijk.
Met de diagnose van dementie staat voor het hof voldoende vast dat ook aan de wettelijke vereisten van een mentorschap is voldaan, in die zin dat [verzoeker] als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. [verzoeker] is zorgafhankelijk wat medicatie inname en zelfzorg betreft.
5.4
Het hof gaat voorbij aan de stelling van [verzoeker] dat een bewind en mentorschap niet nodig is, omdat hij al jaren wordt begeleid door zijn vriend [naam3] . Op de mondelinge behandeling is namelijk niet weersproken dat [naam3] meermalen hulpverleners onheus heeft bejegend waardoor de communicatie – met hulpverlening – moeizaam verloopt. Ook zijn de verhoudingen tussen [verzoeker] en [naam3] enige tijd geleden verstoord geweest. Het hof oordeelt dat deze omstandigheden een goede samenwerking in de weg staan en zich verzetten tegen de benoeming van [naam3] als mentor en bewindvoerder, zoals [verzoeker] verzoekt.
Op de mondelinge behandeling is het hof gebleken dat de door de kantonrechter benoemde bewindvoerder en mentor zijn taak naar behoren uitvoert; positief acht het hof dat de mentor aansluit bij het multidisciplinair overleg. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om een andere persoon of instelling te benoemen tot bewindvoerder en/of mentor.

6.De slotsom

In beide zaken
6.1
Op grond van het vorenstaande dienen de bestreden beschikking onderbewindstelling en de bestreden beschikking mentorschap te worden bekrachtigd.
6.2
Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
in de zaak 200.320.868 (bewind)
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen, van 5 oktober 2022;
in de zaak 200.320.870 (mentorschap)
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen, van 5 oktober 2022;
in beide zaken
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, S. Kuijpers en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 8 juni 2023 uitgesproken door mr. S. Kuijpers in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.