ECLI:NL:GHARL:2023:4804

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
22/01725
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en recht op zelfstandigen- en startersaftrek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, nadat de Inspecteur de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017 had verminderd. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de oorspronkelijke aanslag, die was opgelegd op 13 oktober 2020, en had gesteld dat hij recht had op de zelfstandigen- en startersaftrek op basis van het urencriterium van artikel 3.6 van de Wet IB 2001.

Tijdens de zitting op 23 mei 2023 zijn partijen tot een compromis gekomen. Dit compromis houdt in dat belanghebbende voldoet aan het urencriterium voor het jaar 2017 en daarom recht heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek. De uitspraak van de rechtbank en de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur worden vernietigd, en de aanslag wordt verder verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.028. Ook wordt het verzamelinkomen verlaagd tot € 63.974 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd. Belanghebbende trekt haar bezwaar tegen de aanslag voor het jaar 2018 in, waarin ook het urencriterium in geschil is.

Het Hof heeft de beslissing genomen in overeenstemming met het compromis en verklaart het hoger beroep van belanghebbende gegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is aan partijen verzonden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummer BK-ARN 22/01725
uitspraakdatum: 6 juni 2023
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Noord-Nederland van 9 juni 2022, nummer LEE 21/3339, ECLI:NL:RBNNE:2022:1988, in het geding tussen
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)
en de Inspecteur

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is op 13 oktober 2020 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2017, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 76.473 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.946. Bij beschikking is belastingrente berekend.
1.2
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het tegen de aanslag ingediende bezwaar gegrond verklaard. De aanslag is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.115 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.946. De belastingrente is dienovereenkomstig verminderd.
1.3
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door [naam1] en [naam2] , alsmede [naam3] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam4] .

2.Geschil

In geschil is of belanghebbende in 2017 voldoet aan het urencriterium van artikel 3.6, eerste lid, van de Wet IB 2001 en daarmee recht heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek.

3.Gronden

3.1
Partijen zijn ter zitting tot overeenstemming gekomen over het onderhavige hoger beroep. Het compromis houdt het volgende in:
  • belanghebbende voldoet voor het jaar 2017 aan het urencriterium en heeft daarom recht op de zelfstandigen- en startersaftrek,
  • de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur moeten worden vernietigd,
  • de aanslag moet worden verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.028 en naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.946,
  • het verzamelinkomen moet worden verminderd tot € 63.974,
  • de belastingrente moet dienovereenkomstig verminderd worden,
  • belanghebbende trekt haar bezwaar tegen de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2018, waarin het voldoen aan het urencriterium ook in geschil is, in,
  • de Inspecteur vergoedt aan belanghebbende het in beroep betaalde griffierecht van € 49 en het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,
  • ten slotte zijn partijen overeengekomen dat iedere partij zijn of haar eigen proceskosten van het (hoger) beroep draagt.
3.2
Het Hof zal overeenkomstig dit compromis beslissen.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende gegrond.

4.Beslissing

Het Hof:
  • verklaart het beroep gegrond,
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar,
  • vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.028 en naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.946,
  • vermindert het verzamelinkomen tot € 63.974,
  • vermindert de belastingrente dienovereenkomstig, en
  • gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 49 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 136 in verband met het hoger beroep bij het Hof
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Keuning, voorzitter, mr. G.B.A. Brummer en mr. T.H.J. Verhagen, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023
De griffier, De voorzitter,
(K. de Jong-Braaksma) (J.W. Keuning)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 7 juni 2023
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.