Uitspraak
1.[appellant]
[appellante],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een burengeschil, zijn [appellant] en [geïntimeerde] verwikkeld in een langdurige juridische strijd over de eigendom en mandeligheid van een scheidsmuur tussen hun percelen. [appellant] is eigenaar van twee percelen in [woonplaats1], waar hij een woning bewoont en een benedenwoning verhuurt. Het geschil draait om een stenen scheidsmuur en een gat in het dak van een tuinappartement, dat door [appellant] is gemaakt. De rechtbank Gelderland heeft in een eerder vonnis [appellant] veroordeeld tot betaling van dwangsommen en schadevergoeding aan [geïntimeerde], die de muur en de schuur heeft verbouwd. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij 16 grieven aanvoert en de bedoeling heeft om de vorderingen van [geïntimeerde] af te wijzen en zijn eigen vorderingen toegewezen te krijgen. Het hof heeft de feiten uit eerdere vonnissen in aanmerking genomen en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. Het hof bevestigt dat de rechterzijmuur mandelig is en dat [appellant] verantwoordelijk is voor de schade die hij heeft veroorzaakt aan de schuur van [geïntimeerde]. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en legt [appellant] de proceskosten op.