2.2De getuige [getuige3] heeft verklaard:
“Voordat ik hier naartoe kwam, heb ik contact met dhr. [getuige2] gehad. Dat was telefonisch, daags nadat hij als getuige is gehoord door u. Hij heeft mij zijn ervaringen met die zitting gedeeld. Ik heb voor ik hier naartoe kwam vanochtend mijn eigen stukken, die ik van de zaak heb, geraadpleegd. Ik meld nog dat ik aan dhr. [getuige2] ook nog een kopie van het vonnis van de rechtbank heb gestuurd. Dat is ook na het vorige getuigenverhoor geweest. Ik vond dat hij dat vonnis had moeten hebben.
U vraagt mij naar mijn e-mail van 3 mei 2018. Het klopt wat daarin staat. Ik heb ook die e-mail vanochtend nog gelezen. Het is zo gegaan dat ik op een gegeven moment door mr. Van Bekkum werd gebeld met nogal een wonderlijk verhaal of ik een oudere dame die haar testament wilde wijzigen kon helpen. Ik heb toen tegen hem gezegd: ‘wat je aan stukken mag wisselen, stuur dat maar aan mij toe, dan ga ik kijken wat ik kan doen’. Hij stuurde mij onder meer twee verschillend luidende doktersverklaringen van vrij kort na elkaar en een aantal documenten waaruit bleek van een wonderlijke rondgang van mevrouw bij diverse collega notarissen, met betrekking tot levenstestamenten en volmachten. Omdat het ook mijn taak is om als notaris van dienst te zijn bij het opmaken van akten, testamenten, als mensen dat willen – de ministerieplicht en domeinmonopolie – maar dit wel een bijzondere kwestie was waar vragen bij te verwachten zijn, heb ik tegen Van Bekkum gezegd: ‘ik zou eerst met de bewindvoerder moeten overleggen, want ik ga kosten maken en ik weet nog niet of het kan wat jullie van mij vragen.’ Ook heb ik tegen hem gezegd dat ik met mevrouw alleen wilde praten, met niemand erbij.
Ik ben in totaal voor het passeren van het testament vier keer bij haar thuis geweest voor een gesprek. De eerste keer was op 30 september 2015. Ik heb voor dat gesprek 2 uur en 29 minuten staan in mijn tijdsregistratie, dat was inclusief mijn reistijd heen en weer naar kantoor op de Berg en Dalseweg te Nijmegen. Ik schat dat die reistijd van deur tot deur naar het adres in de Ooijpolder 15 tot 20 minuten is. De eerste keer dat ik haar sprak, heb ik het niet inhoudelijk over een testament gehad, maar over haar situatie, hoe het bij haar thuis was en hoe ze daar woonde. Dan kon ze aan mij wennen. Ten slotte krijgt zo iemand, een oudere dame van 91 of 92 jaar, een vreemde in een net pak aan de deur en dat kan indruk maken. Ik wilde dat zij vrij kon spreken in haar eigen omgeving zonder anderen daarbij. Ik heb tegen haar gezegd: ‘ik wil u graag helpen, maar er is een stappenplan en ik weet nu al dat ik waarschijnlijk een dokter ga inschakelen om met u te spreken.’ Ik merk op dat ik te doen had met die mevrouw, zij was de laatste van haar directe familie en woonde in die boerderij en ze was al een keer door een relatiebeheerder bij de Rabobank opgelicht. Er waren mensen om haar heen die het best een goed idee vonden dat zij iets aan hen zou nalaten. De bedoeling was dat zij zo lang mogelijk in haar eigen huis zou wonen. Zij woonde daar namelijk al haar hele leven en voelde zich daar veilig. Zij vertelde mij dat haar schoonzus, de weduwe van haar broer, aan de overkant woonde, dat ze thuishulp had en dat ze op die manier prima voor zichzelf kon zorgen. Ik kon ook zien dat het nog een grote boerderij was met schuren en dieren. Ik heb ook toen de tijd voor haar genomen, omdat ik juist vanwege het materiaal dat ik al had een goed beeld van haar wilde vormen. Na dat eerste gesprek heb ik tegen mevrouw gezegd dat ik er even over na moest denken en erop zou terugkomen. Ik ben toen gaan kijken of ik iemand wist die een uitvoerig rapport kon maken. Ik ben toen bij dhr. [getuige2] terechtgekomen. Ik kende hem, niet uit andere rapporten die hij voor mij had opgemaakt, maar ik kende hem en wist wat zijn beroep was en is. Zodoende heb ik contact met hem gezocht. Ik heb tegen hem gezegd dat het ging om het maken van een testament en ook dat hij goed moest opletten, omdat er van collega’s van hem verschillend luidende verklaringen in het dossier zaten, die kort na elkaar waren opgemaakt. Dat laatste vond ik namelijk het wonderlijke.
Ik heb in dat eerste gesprek ook tegen haar gezegd dat we als zij een testament wilde maken – want dat wilde ze heel graag – er een dokter met haar zou praten. Ik heb dat zo gezegd, dat als zij een testament wilde maken, daar een procedure voor is en dat we dan afspraken met elkaar moeten maken, en als zij dat wilde er een dokter met haar zou spreken.
Na dat eerste gesprek heb ik de bewindvoerder gebeld, vanwege de kosten. De bewindvoerder gaf aan dat het op zich wel kon, maar dat zij wel een machtiging aan de kantonrechter moest vragen. Die machtiging is er ook gekomen, althans ik kreeg toestemming van de bewindvoerder om aan de gang te gaan en kosten te maken.
Ook heb ik zoals gezegd contact gezocht met dhr. [getuige2] en heeft vervolgens zijn onderzoek met mevrouw [de erflaatster] plaatsgevonden. Daarna heb ik mevrouw op 5 april 2016 gesproken (1 uur en 46 minuten volgens de tijdsregistratie), op 21 april 2016 (33 minuten volgens de tijdsregistratie) en op 2 mei 2016 (1 uur en 1 minuut volgens de tijdsregistratie). Ik ben in elk geval op 5 april en op 2 mei bij haar thuis geweest. Voor wat betreft 21 april heb ik twijfel; vanwege die 33 minuten, gezien de reistijd en omdat in mijn tijdsregistratie staat ‘passeren akte’ en ik weet dat die akte toen niet is gepasseerd. Dat betekent dus dat er met die akte nog iets was, dat er nog iets veranderd moest worden. Bij deze mevrouw ben ik heel voorzichtig geweest; je kunt ook een wijziging aanbrengen met een renvooi, maar dat vond ik bij haar niet verstandig, dat zou te snel zijn voor haar. Het kan zo zijn dat zij op 21 april 2016 wel bij mij op kantoor is geweest voor het passeren van die akte. Ik kan u niet zeggen wie haar dan zou hebben gebracht.
Op 5 april 2016 stond het licht na het rapport van dhr. [getuige2] op groen en heb ik bij haar thuis in de keuken met haar gesproken over het wijzigen van haar testament. Wij hebben toen zitten praten over allerlei mogelijkheden wat ze zou kunnen doen met haar testament. Vanwege mijn beroepsgeheim en geheimhoudingsplicht beroep ik me op mijn verschoningsrecht met betrekking tot de vraag wat ze wilde opnemen in haar testament. Maar zij had een idee wat ze wilde en op basis daarvan heb ik een concept gemaakt. Dat concept heb ik op haar verzoek naar het adres van haar schoonzuster gestuurd. Dit omdat mevrouw [de erflaatster] bang was dat anders anderen wellicht de post open zouden kunnen maken. Ze had met haar schoonzus afgesproken dat die schoonzus de post zou komen brengen als het er was, zei mevrouw [de erflaatster] . Ik had van het gesprek met mevrouw [de erflaatster] de indruk dat zij nog behoorlijk zelfstandig was en goed wist wat zij wilde. Na die bespreking kwam ik buiten toevallig iemand van de thuiszorg tegen, dat was mevrouw [naam1] . Ik heb haar gevraagd of zij mevrouw [de erflaatster] regelmatig zag, dat bevestigde zij. Ik heb haar ook gevraagd of zij de indruk had dat mevrouw onder druk gezet werd. Zij vertelde mij dat dat naar haar indruk niet zo was. Mevrouw [naam1] bevestigde ook dat mevrouw [de erflaatster] erg zelfstandig was en een eigen mening had. Zij vertelde mij ook dat [geïntimeerde] regelmatig aanwezig was bij mevrouw [de erflaatster] . Ik raadpleeg nu even mijn aantekeningen die ik van dat gesprek met mevrouw [naam1] maakte, daar staat letterlijk in: ‘maar hij doet ook leuke dingen met haar en zorgt voor haar, alleen maar fijn voor haar. En dat is het belangrijkst, toch? Wie ben ik om dat te veroordelen?’. De schoonzus van mevrouw heb ik overigens nooit gesproken.
Op 2 mei 2016 heb ik een wijziging in het concept testament weer met mevrouw [de erflaatster] besproken, dat was bij haar thuis. Daarbij geldt dat ik er de tijd voor heb genomen en haar heb uitgelegd wat de consequenties van de ene of de andere keuze waren.
Op 9 mei 2016 (volgens de tijdsregistratie 1 uur en 19 minuten) ben ik bij haar thuis geweest om de akte te passeren. Ook daar heb ik dus de tijd voor genomen om de akte met haar te bespreken. Op dat moment heeft zij haar handtekening gezet. Ik was ervan overtuigd dat zij helemaal achter die akte stond en ook wist wat zij tekende. Zoals ik ook in mijn e-mail van
3 mei 2018 heb geschreven in de voorlaatste alinea, was mevrouw [de erflaatster] opgelucht en dankbaar dat het geregeld was.
Op de vragen van mr. Schellens-Stoks antwoord ik als volgt:
Volgt u het protocol van de VIA/EPN?
Ik volg het stappenplan van de KNB, dat is voor mij leidend. Ook gebruik ik een notitie van netwerknotarissen, waarbij ik ben aangesloten. Die notitie is niet openbaar te raadplegen.
Welke artsen schakelt u in bij twijfel over de wilsbekwaamheid?
Ik heb ook een eigen verantwoordelijkheid daarin. Daarbij geldt ‘bij twijfel, niet inhalen’. Daarmee bedoel ik dat je niet zelf alles beter moet weten. Als ik twijfel heb, schakel ik een VIA-arts in. In een geval waar haast bij is, benader ik vaak de mij bekende dhr. [naam2] , ook een VIA-arts, uit Nijmegen. Dit was echter geen gewoon geval; het betrof zoals gezegd een 92-jarige mevrouw waar twee dokters kort na elkaar een verschillende indruk van hadden en ook al meerdere collega-notarissen bij betrokken waren geweest. Dat was voor mij reden om in dit geval niet een VIA-arts te benaderen, maar een psychiater. Ik moet hierin een eigen afweging maken en ook het stappenplan van de KNB zegt hier iets over.
Hoe beoordeelt u zo’n rapport?
Ik ga ervan uit dat de deskundige die ik heb benaderd professioneel en deskundig is. Zijn conclusie is dan voor mij leidend.
Wat heeft u aan dhr. [getuige2] verteld over wat mevrouw [de erflaatster] wilde gaan regelen?
Ik heb hem gevraagd een rapport op te maken over een mevrouw van bijna 92 jaar die een testament wilde wijzigen, waarbij er twee verklaringen van artsen kort na elkaar met elkaar tegenstrijdig zijn. Ik heb hem niet verteld wat mevrouw wilde wijzigen. Ik heb overigens de getuigenverklaring van dhr. [getuige2] niet gelezen.
Neemt u bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid de aard en ernst van de te nemen beslissing in aanmerking?
Ja, het is anders als je een heel ingewikkeld testament met iemand van 104 jaar gaat bespreken dan bijvoorbeeld ‘natuurmonumenten wordt mijn enig erfgenaam’.
Dhr. [getuige2] heeft verklaard dat hij zijn rapport op verzoek van mr. Van Bekkum heeft opgemaakt en niet op uw verzoek, hoe zit dat?
Ik heb met dhr. Van Bekkum eigenlijk maar weinig contact gehad. Ik heb na het eerste gesprek met mevrouw [de erflaatster] , zoals ik verklaard heb, dhr. [getuige2] gepolst. Vervolgens heb ik zoals ik heb verklaard de bewindvoerder benaderd voor toestemming vanwege de kosten. Vervolgens heb ik telefonisch [getuige2] benaderd en is hij aan de slag gegaan. Op een gegeven moment heeft [getuige2] mij gebeld en vroeg mij: ‘ik ben klaar met het rapport, wie is nu de verzoeker die ik in het hoofd van het rapport moet zetten?’. Ik heb daarop gezegd: ‘zet de advocaat daar maar in’. Dat had ik niet moeten doen, ik had mijzelf als opdrachtgever moeten vermelden. Dat is verkeerd gegaan.
In de aanhef van het rapport staat dat het ging om het mentorschap, hoe verklaart u dat?
De specialist die het onderzoek heeft gedaan, heeft dat rapport opgesteld en dat er blijkbaar zo ingezet. Blijkbaar heeft hij dus ook met Van Bekkum contact gehad daarover. Dat heeft zich echter buiten mijn waarneming afgespeeld. Voor mijn eigen afwegingen als notaris ten aanzien van wel of niet een testament wijzigen was het rapport voor mij voldoende.
Hoeveel tijd mag er volgens u tussen het onderzoek van de arts en het passeren van het testament zitten en heeft u nog overwogen vanwege het tijdsverloop om de wilsbekwaamheid opnieuw te toetsen?
Ik had al een idee nadat ik mevrouw voor het eerst zelf gesproken had. Vervolgens is het rapport opgemaakt. Het rapport is gedateerd van 17 maart 2016. Dat rapport was voor mij een voldoende basis om verder te gaan met mevrouw. Op 5 april 2016 was ik al bij mevrouw voor een volgend gesprek. Naar mijn waarneming was mevrouw consistent in haar verhaal en in wat zij wilde. Het is mijn taak als notaris daar op te letten. Als er tijdens de voorbereiding van de akte ineens veel wijzigingen in haar gedrag of verklaringen zouden zijn gekomen, zou het anders geweest kunnen zijn, maar ik vond haar consistent in haar verhaal.
Wie hebben de afspraken gemaakt voor besprekingen tussen u en mevrouw [de erflaatster] ?
De eerste keer had mr. Van Bekkum voor 30 september 2015 de afspraak gemaakt. Ik heb toen met hem afgesproken: ‘jij introduceert mij en dan ga je weg en spreek ik alleen met haar’. De afspraken daarna heb ik steeds zelf met mevrouw [de erflaatster] , of zij met mij, gemaakt. Ik wist namelijk dat dit een dossier zou worden waarin gedonder zou komen. Daarom heb ik ervoor gekozen om alles zelf te doen. Dus de secretaresse heeft geen afspraken gemaakt en ook is er geen kandidaat-notaris bij de gesprekken betrokken geweest. Ik heb mevrouw [de erflaatster] dus altijd zelf gesproken en er heeft ook nooit iemand anders voor haar naar mij gebeld, behalve dan die ene keer mr. Van Bekkum. Ik merk nog op dat ik het opvallend vond, toen ik op 2 mei 2016 de afspraak met haar maakte voor het passeren voor de akte op 9 mei 2016, dat ik haar vroeg: ‘moet u dit niet opschrijven?’ en dat ze toen antwoordde: ‘nee, ik onthoud dit wel’.
Bent u bekend met façadegedrag?
Ja. Die term ken ik. Je onderzoekt ook in de gesprekken of iemand sociaal wenselijk antwoord geeft. Daarom heb ik er ook zo veel tijd aan besteed en heb ik erop gelet. Ik heb bij mevrouw [de erflaatster] totaal niet de indruk gehad dat zij façadegedrag vertoonde. Mevrouw [de erflaatster] wist wat ze wilde.
Mr. Schellens-Stoks houdt de getuige productie 36 voor waarin staat vermeld dat de bewindvoerder heeft verklaard dat zij de notaris op de dag van het passeren van het testament heeft gebeld en twijfels heeft geuit of mevrouw [de erflaatster] in staat was een testament te maken.
Dat staat mij niet helemaal meer bij. Het is zes jaar geleden. Als de bewindvoerder zoiets zegt, moet ik haar daarin serieus nemen, maar zij is geen dokter. Ik heb een eigen verantwoordelijkheid in dit soort zaken. Ik had de laatste tijd voor het passeren van de akte ook relatief veel met mevrouw [de erflaatster] gesproken. Ik had eigenlijk de indruk dat wij samen om mevrouw [de erflaatster] heen stonden. Ik vind het bijzonder dat de bewindvoerder mij niet heeft verteld dat zij aangifte heeft gedaan bij VeiligThuis van ouderenmishandeling ten aanzien van mevrouw [de erflaatster] .
Had u de bewindvoerder verteld dat dhr. [getuige2] een rapport zou opmaken?
Natuurlijk heb ik haar dat verteld, in het kader van de kosten en de toestemming van de kantonrechter waarover ik al eerder verklaarde. Een VIA-arts is vaak wat goedkoper dan een gespecialiseerde psychiater. Zij wist dus van de inschakeling van [getuige2] en ik meen dat zij ook wist dat hij het onderzoek zou doen. Op de datum waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden heb ik geen invloed gehad. Je geeft een deskundige een opdracht en zo’n specialist gaat zelf aan de slag.
Heeft u na het rapport van 17 maart en voor 9 mei 2016 nog contact gehad met de bewindvoerder?
Nee, in mijn beleving heb ik geen contact meer met haar gehad.
Stel dat de bewindvoerder u wel op de hoogte had gesteld van de aangifte bij VeiligThuis?
Als ik daarvan had geweten, zou ik haar voor een gesprek bij mij op kantoor hebben uitgenodigd. In een dossier als het onderhavige zijn dit soort signalen altijd serieus te nemen. Daar zul je nader onderzoek naar moeten doen.
Op de vragen van mr. Rubens-Snijders antwoord ik als volgt:
Weet u wanneer de bewindvoerder een melding bij VeiligThuis heeft gedaan?
Nee, dat weet ik niet.
Had u de indruk dat er bij mevrouw [de erflaatster] sprake was van beïnvloeding van buitenaf bij haar wens om het testament te wijzigen?
Die indruk had ik niet en die gaf mevrouw [de erflaatster] mij ook niet. Dat dat mogelijk aan de hand kon zijn, is mij wel aangereikt. Ik heb geprobeerd om alle mogelijke antennes daarvoor op te zetten. Om te kijken waar dan het risico ligt dat ze iets gaat verklaren wat ze niet wil of niet begrijpt wat ze tekent. Maar ik heb daar niet echt signalen van gehad. Ik heb haar ook gevraagd of ze beïnvloeding van buitenaf voelde of zich onder druk gezet voelde. Zij heeft tegen mij gezegd dat ze dit, deze wijziging van haar testament, al een hele tijd wilde. Ik heb haar gezegd dat we dan wel een procedure door moeten. Dat begreep ze en dat wilde ze dan ook. Ze had er alles – dat wil zeggen deze procedure met de deskundige arts die met haar zou spreken, wat best confronterend was - voor over om haar testament te wijzigen. Dat is mijn indruk.
Begreep mevrouw de inhoud van haar testament en overzag ze de consequenties van de wijziging volgens u?
Jazeker, daar hebben wij het lang over gehad, en dat niet in één sessie. Dat maakte het ook zo verdrietig.”