ECLI:NL:GHARL:2023:4721

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
21-004989-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis groepsverkrachting met aanvullingen in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel van 10 november 2021. De verdachte, geboren in 2001, was veroordeeld voor verkrachting gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld na meerdere terechtzittingen, waarbij getuigen zijn gehoord. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen en de verklaringen van de getuigen beoordeeld. Het hof concludeert dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist en bevestigt het vonnis, met enkele aanvullende overwegingen. De reclassering heeft gerapporteerd dat de verdachte geen delictgerelateerde risicofactoren heeft gespecificeerd, wat leidt tot de conclusie dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast. Het hof ziet geen reden om af te wijken van de strafoplegging van de rechtbank.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004989-21
Uitspraak d.d.: 30 mei 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 10 november 2021 met parketnummer 08-198450-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 30 augustus 2022, 16 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. B.A.E.J. Koster, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 10 november 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van de onder 1 primair, verkrachting, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen, veroordeeld tot een onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is deels hoofdelijk toegewezen en voor het overige is de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en goede gronden en heeft beslist. Het hof zal het vonnis dan ook met overneming van die gronden bevestigen.
Aanvullend daarop overweegt het hof als volgt.
In hoger beroep zijn naar aanleiding van de regiezitting verschillende getuigen bij de raadsheer-commissaris gehoord.
De verklaringen van de in hoger beroep gehoorde getuigen maken niet dat het gerechtshof anders oordeelt dan de rechtbank. In het bijzonder hecht het hof geen waarde aan de niet specifieke verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de raadsheer-commissaris over het wel of niet gezien hebben van ‘het filmpje’ en wat daar dan op te zien zou zijn geweest. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van deze getuigen die zij, al dan niet telefonisch, tegenover de politie hebben afgelegd kort na het gebeuren.
Ten aanzien van de persoon van verdachte is in hoger beroep gerapporteerd door de reclassering. De reclassering concludeert dat door de grotendeels ontkennende houding van verdachte delictgerelateerde risicofactoren niet gespecificeerd kunnen worden. Verdachte ervaart geen problemen of lijdensdruk waardoor hij niet intrinsiek gemotiveerd is voor gedragsbeïnvloeding of -verandering. De reclassering ziet dan ook geen aanknopingspunten voor het opstellen van een passend plan van aanpak. Geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
In het bovenstaande ziet het hof geen reden om ook ten aanzien van de strafoplegging anders te oordelen dan de rechtbank.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. O.O. van der Lee en mr. S. Weening, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier,
en op 30 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O.O. van der Lee en mr. S. Weening zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 30 mei 2023.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, advocaat-generaal,
mr. H.E. Schoenmakers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.