ECLI:NL:GHARL:2023:4712

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
000321-23 en 000322-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor vrijheidsbeneming door ITB-Harde Kern maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2023 uitspraak gedaan over de verzoeken van een verzoeker die schadevergoeding vraagt voor de beperkingen die hij heeft ondervonden door de maatregel Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB-Harde Kern). De verzoeker, geboren in 1998, heeft in het verleden te maken gehad met voorlopige hechtenis en is op 5 januari 2019 in verzekering gesteld. Hij heeft drie dagen in verzekering doorgebracht en is vervolgens in een Jeugdinstelling (JJI) geplaatst. De rechtbank heeft zijn voorlopige hechtenis op 18 januari 2019 geschorst, maar met strenge voorwaarden, waaronder elektronische controle en deelname aan het ITB-Harde Kern programma. Dit programma leidde tot aanzienlijke beperkingen in zijn vrijheid, wat volgens het hof kan worden gekwalificeerd als vrijheidsbeneming in de zin van artikel 5 van het EVRM.

De verzoeker heeft in zijn verzoekschrift en tijdens de zitting op 11 januari 2023 aangevoerd dat hij door de maatregel ITB-Harde Kern ernstige beperkingen heeft ervaren in zijn autonomie en dagelijkse leven. Het hof heeft vastgesteld dat de maatregel zo ingrijpend was dat deze de verzoeker in zijn vrijheid heeft beperkt, wat recht geeft op schadevergoeding. Het hof heeft de verzoeken van de verzoeker toegewezen en een schadevergoeding van in totaal € 21.213,54 toegekend, inclusief vergoedingen voor reiskosten en kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De beslissing is genomen in het licht van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering en het EVRM, waarbij het hof de concrete situatie van de verzoeker als uitgangspunt heeft genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005401-19
AV-nummers: 000321-23 en 0322-23
Uitspraak d.d.: 5 juni 2023
Beslissing van de meervoudige raadkamer op de verzoeken ex artikel 530 en artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
wonende te [woonplaats] ,
die voor deze zaak woonplaats kiest op het kantoor van zijn advocaat mr. [advocaat] ,
hierna te noemen verzoeker.
Procesgang
Verzoeker vraagt vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten en geleden schade in een strafzaak tegen verzoeker, zoals nader in het verzoekschrift aangegeven en in raadkamer aangevuld in die zin dat wordt verzocht om vergoeding van de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten zoals deze gelden voor verzoekschriften die na 1 maart 2021 zijn ingediend. Daarnaast vraagt verzoeker een vergoeding voor de gemaakte kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Het hof heeft de verzoeken behandeld in openbare raadkamer van 22 mei 2023, waarbij zijn gehoord de advocaat-generaal en de verzoeker, bijgestaan door mr. [advocaat] , advocaat.
Beoordeling van de verzoeken
Uit het onderzoek in openbare raadkamer is -voor zover hier van belang- het volgende gebleken. Bij onherroepelijk arrest van dit hof van 11 januari 2023, parketnummer
21-005401-19, is de strafzaak tegen verzoeker geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Verzoeker is op 5 januari 2019 in verzekering gesteld en heeft drie dagen in verzekering op een politiebureau doorgebracht. De rechter-commissaris heeft bevolen dat de inbewaringstelling ten uitvoer wordt gelegd in een JJI. De rechtbank [rechtbank] heeft de voorlopige hechtenis van verzoeker met ingang van 18 januari 2019 geschorst en deze schorsing met ingang van 1 februari 2019 opgeheven.
Verzoeker heeft in een DJI verbleven tot 4 juli 2019. Met ingang van die dag heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis opnieuw geschorst onder meer onder de volgende voorwaarden. Verzoeker dient zich op 4 juli 2019 te begeven naar de instelling [instelling] in [plaats] en zal daar gedurende de schorsing verblijven, hij zal gedurende de schorsing meewerken aan de maatregel Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern), nader in te vullen door [jeugdbescherming] en hij zal zich laten behandelen door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter bepaling door de jeugdreclassering, waarbij telkens is bepaald dat verzoeker zich zal houden aan de huisregels, het dagprogramma en aanwijzingen die hem door de betreffende instanties worden gegeven. Hij zal zich gedurende de schorsing actief inzetten voor het creëren en behouden van dagbesteding. Gedurende de schorsing zal hij zich onder elektronisch toezicht stellen ter nakoming van de bijzondere voorwaarden, waarbij hij zich zal bevinden op de voorgenomen verblijfplaats en waarbij hij een aaneengesloten blok heeft van 12 respectievelijk 15 uren ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling) zoals met [instelling] en de jeugdreclassering zal worden afgesproken.
Bij vonnis van de rechtbank van 3 oktober 2019 is verzoeker veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden met aftrek van voorarrest. Op 4 oktober 2019 is de enkelband verwijderd.
Verzoeker heeft in het verzoekschrift en in raadkamer aangevoerd dat hij ten gevolge van de strafzaak schade heeft geleden en kosten heeft gemaakt, te weten:
  • 3 dagen politiebureau x € 130,- € 390,-
  • 164 dagen in een JJI x € 100,- € 16.400-
  • 93 dagen enkelband x € 40,- € 3.720,-
  • reiskosten verzoeker i.v.m. bijwonen zitting hof op
op 11 januari 2023 € 23,54
- kosten indiening en behandeling verzoekschrift
€ 680,- +
Totaal: € 21.213,54
Door en namens verzoeker is in het verzoekschrift en in raadkamer het volgende ter toelichting aangevoerd.
Het komt verzoeker redelijk en billijk voor dat hem ook een vergoeding wordt toegekend voor de periode van 4 juli 2019 tot 4 oktober 2019, waarin de voorlopige hechtenis van verzoeker onder zeer stringente voorwaarden was geschorst met elektronische toezicht. ITB-Harde Kern is een streng programma. Je hebt geen beslissingsvrijheid ten aanzien van de wijze waarop je je tijd wilt doorbrengen. Ga je niet naar school, dan moet je werken en je hebt maar een paar uur per dag vrij te besteden. De controle is heel streng. Verzoeker was uit zijn omgeving gehaald en woonde feitelijk bij [instelling] in [plaats 2] . Hij had door de detentie zoveel gemist op school dat hij pas het volgend schooljaar terug mocht komen. ’s Ochtends verrichtte hij taken om te leren zelfstandig een huishouding te voeren. Van 12 uur tot 18 uur werkte hij als pizzabezorger. Daarna had hij ongeveer 2 uur vrij te besteden voor hij terug moest naar [instelling] , waar de deuren om 22 uur sloten. Ook volgde hij wekelijks therapie en moest hij zich voor controles melden. Hij zat erg geïsoleerd in [plaats 2] en heeft een eenzame tijd beleefd. Hij mocht weliswaar bezoek ontvangen, maar dat mocht niet blijven slapen en zijn vrienden woonden in [plaats 3] .
De advocaat-generaal heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de verzoeken toewijsbaar zijn inclusief die voor de 93 dagen waarin verzoeker gedurende de geschorste voorlopige hechtenis onderworpen is geweest aan de maatregel ITB-Harde Kern. Verzoeker heeft genoegzaam aangetoond dat hij als gevolg van die maatregel slechts 2 uur per dag vrij te besteden had en geïsoleerd zat. Dat gaat veel verder dan een avondklok of huisarrest. Deze maatregel leidde daarmee tot een dusdanig ernstige beperking van het autonoom functioneren van verzoeker dat gesproken kan worden van vrijheidsbeneming in de zin van de Europese jurisprudentie.
Het hof overweegt als volgt.
Artikel 533 Sv bepaalt dat als de zaak, zoals in dit geval, is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, aan verzoeker een vergoeding kan worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van ondergane inverzekeringstelling, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. Deze bepaling moet worden uitgelegd overeenkomstig artikel 5, vijfde lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Artikel 5 EVRM bepaalt dat een ieder die slachtoffer is geweest van een arrestatie of een detentie in strijd met de bepalingen van dit artikel recht heeft op schadeloosstelling. Uit de jurisprudentie volgt dat met name de concrete situatie van de betrokkene uitgangspunt moet zijn bij de beoordeling of sprake is van het van zijn vrijheid beroofd zijn geweest. Daarbij is een aantal factoren van belang, zoals aard, duur, effecten en wijze van tenuitvoerlegging, alsmede de mate waarin de betrokkene autonoom kan functioneren en de mogelijkheid heeft eigen keuzes te maken. Tevens volgt uit de jurisprudentie dat per concreet geval beoordeeld moet worden of sprake is van een vrijheidsbeperking, die onder het regime van artikel 2 van het Vierde Protocol van het EVRM valt, dan wel van een vrijheidsbeneming die onder artikel 5 van het EVRM valt, waarbij het verschil tussen vrijheidsbeneming en vrijheidsbeperking meer gradueel is (mate van intensiteit) en niet zozeer een wezenlijk onderscheid.
De vergoeding die verzoeker vraagt voor de schade die hij ten gevolge van de detentie op het politiebureau en in de JJI heeft geleden, kan worden toegewezen.
De maatregel ITB-Harde Kern houdt in dat voor een jongere een weekrooster wordt gemaakt waarin zijn dagbesteding, sport, vrije tijd en eventuele therapie-afspraken staan en dat de jongere gedurende dit traject streng begeleid en gecontroleerd wordt door een jeugdreclasseringswerker. Deze maatregel heeft naar zijn aard en wijze van tenuitvoerlegging het gevolg dat er nauwelijks ruimte is om eigen keuzes te maken en autonoom te functioneren en heeft deze gevolgen, zoals verzoeker stelt, ook voor hem gehad. De toepassing van de maatregel ITB-Harde Kern heeft daarmee voor verzoeker tot dusdanige beperkingen geleid dat naar het oordeel van het hof sprake is van vrijheidsbeneming in de zin van artikel 5 van het EVRM. Aan verzoeker komt daarvoor een schadevergoeding toe. De daarvoor verzochte vergoeding van € 40,- per dag acht het hof redelijk.
Het verzochte bedrag voor de reiskosten van verzoeker in verband met het bijwonen van de zitting van het hof op 11 januari 2023 komt overeen met het volgens de wet te vergoeden tarief voor openbaar vervoer laagste klasse en wordt toegewezen.
De kosten van het indienen en de behandeling van het verzoekschrift kunnen overeenkomstig de ter zake landelijk gehanteerde uitgangspunten worden vergoed tot een bedrag van € 680,-.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker de navolgende vergoeding toe te kennen:
- detentie en vrijheidsbeneming: € 20.510,-
- reiskosten € 23,54
- kosten indiening en behandeling verzoek
€ 680,- +
Totaal : € 21.213,54
BESLISSING
Het hof:
Kent toe aan verzoeker [verzoeker] een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van
€ 21.213,54 (eenentwintigduizend tweehonderddertien euro en vierenvijftig cent).
Beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] , ten name van [naam] , onder vermelding van "schadevergoeding [verzoeker] "
Aldus gegeven door
mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.H. Smeitink, griffier,
door de voorzitter en de griffier ondertekend en op 5 juni 2023 ter openbare zitting uitgesproken.