In dat verband zijn aan de zijde van de vrouw de beide dochters van partijen gehoord, die in hoofdlijn hun eerdere schriftelijke verklaringen hebben bevestigd. Die schriftelijke verklaringen waren mede reden voor het hof om voorshands aan te nemen dat sprake is (geweest) van samenwonen als ware de vrouw gehuwd.
De oudste dochter [de dochter1] , die in de periode waarom het hier gaat (ongeveer rond 2012/2014) op kamers woonde, heeft bij het getuigenverhoor verklaard dat [naam1] aan haar werd voorgesteld als de nieuwe vriend van haar moeder, dat [naam1] en haar moeder als partners met elkaar om gingen en bij elkaar sliepen. Het merendeel van de tijd dat zij, [de dochter1] , in het weekend ’thuis’ bij haar moeder was, was hij er ook.
Dat [de dochter1] zou hebben verklaard dat [naam1] alleen in de weekenden bij de vrouw zou hebben geslapen, is volgens het hof niet juist. [de dochter1] was alleen in de weekenden thuis en kon daarom alleen met betrekking tot de weekenden uit eigen waarneming verklaren, en dat was dat [naam1] bij haar moeder sliep. Dat [naam1] er ook wel eens niet was, maakt nog niet dat er geen sprake was van samenwoning.
Ook de jongste dochter [de dochter2] heeft bij het getuigenverhoor verklaard dat haar moeder een liefdesrelatie had met [naam1] en ook zij heeft gezegd dat hij bij hen sliep. Zij, [de dochter2] , woonde toen nog thuis. [naam1] was er ook ’s avonds; ’s ochtends was hij vaak al weg naar zijn werk. Ze aten samen, hij deed boodschappen, ze deden ook samen boodschappen en hij hielp mee in huis.
Ook al was [de dochter2] in de periode waarom het gaat nog jong, een jaar of dertien/veertien, dat maakt de door haar gemelde waarnemingen, gedaan als onderdeel van het gezin, naar het oordeel van het hof niet van minder waarde.