ECLI:NL:GHARL:2023:4676

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
21-000139-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing via sociale media met een tweet en de beoordeling van opzet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor opruiing door op Twitter een bericht te plaatsen dat aanzette tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. De tweet, geplaatst op 6 juli 2021, bevatte een oproep aan een groep om zich te richten tegen twee politici, wat in de context van een recente aanslag op een misdaadverslaggever als opruiend werd beschouwd. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk (voorwaardelijk) opzet had op het opruiende karakter van zijn uitlating. De verdachte had de tweet kort na de aanslag geplaatst en was zich bewust van de risico's van zijn uitlatingen, gezien zijn eerdere veroordelingen en waarschuwingen. Het hof legde een gevangenisstraf op van zes weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000139-22
Uitspraak d.d.: 7 juni 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 7 januari 2022 met parketnummer 08-241922-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 08-117769-18, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [woonplaats] ( [land] ), [woonadres] ,
p/a [p/a adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. M.J.C. Verlaan, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van opruiing veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De vordering tot tenuitvoerlegging heeft de politierechter toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te [pleegplaats] , althans in Nederland, in het openbaar, mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, immers heeft hij, verdachte, middels sociale media, te weten middels een Twitteraccount, een bericht/Tweet op Twitter geplaatst/gedeeld met de inhoud: "Kunnen [verdachte misdrijf] & Co niet achter [politicus 1] of [politicus 2] aangaan in plaats van [misdaadverslaggever] ?".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman, kort samengevat, aangevoerd dat de uitlating gelet op de inhoud en de context niet opruiend is in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast kan uit de inhoud van de uiting en de verklaring van verdachte onvoldoende de overtuiging worden gehaald dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het vermeende opruiende karakter van het bericht. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat verdachte kort daarna de tweet weer heeft verwijderd en zijn excuus heeft aangeboden.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Daartoe overweegt het hof in het bijzonder als volgt.
Verdachte heeft bekend dat hij de tweet met de tenlastegelegde bewoordingen heeft verzonden. Echter heeft hij ook verklaard dat het slechts een misplaatste grap betrof en dat hij de tweet kort na het plaatsen weer heeft verwijderd.
Het hof stelt vast dat verdachte het bericht (Tweet) met de tenlastegelegde bewoordingen ongeveer één uur nadat [misdaadverslaggever] werd neergeschoten op Twitter heeft geplaatst. De naam van [verdachte misdrijf] ging al snel rond als de mogelijke opdrachtgever voor deze aanslag. Ten aanzien van de vraag of het plaatsen van een bericht met deze inhoud op Twitter opruiend is in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht overweegt het hof als volgt.
Het hof is van oordeel dat de tekst van het bericht naar aard en strekking bepaald niet aan duidelijkheid te wensen overlaat en zeker niet als grap of grappig bedoeld kan worden opgevat. Het hof leest de in de vorm van een vraag geformuleerde oproep aan ‘ [verdachte misdrijf] & Co” aldus, dat deze zich blijkens de gebruikte bewoordingen daarvan -met name door de toevoeging van “& Co”- kennelijk tot een grotere groep niet nader aangeduide personen richt, namelijk tot al degenen die het openbaar gezag slecht gezind zijn en mogelijk zelfs bereid zijn gewelddadige actie te ondernemen tegen de in het bericht genoemde aangevers [politicus 2] en [politicus 1] . Daarmee heeft de door verdachte geplaatste Tweet onmiskenbaar een opruiend en tot gewelddadigheden aanzettend karakter. Hierbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat verdachte het bericht zeer kort nadat [misdaadverslaggever] werd neergeschoten op Twitter heeft geplaatst en dat hij dit heeft gedaan in de wetenschap dat eerder al moordaanslagen waren gepleegd op de broer van [X] en de als advocaat van een kroongetuige in het Marengo-proces optredende [advocaat] .
Het hof is van oordeel dat verdachte hiermee, gelet op genoemde context en in de tijdgeest van dat moment in elk geval voorwaardelijk opzet heeft gehad op het aansporen van anderen tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Immers, door de uitlating van verdachte is door hem bewust de aanmerkelijke kans in het leven geroepen -in de zin van een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid- dat een lezer van het bericht dit zou opvatten als een aanmoediging tot het neerschieten van [politicus 2] en [politicus 1] . Het gebruiken van een openbaar platform met een groot bereik zoals Twitter vergroot de kans dat iemand daadwerkelijk overgaat tot het doen van hetgeen waartoe wordt aangemoedigd. Als frequent gebruiker van Twitter is verdachte er mee bekend hoe snel (dergelijke) berichten zich kunnen verspreiden en moet hij zich ook bewust zijn geweest van de eventuele risico’s van het plaatsen van bepaalde tekstberichten. In dit verband merkt het hof op dat alleen verdachte op dat moment al ongeveer 3000 volgers had op Twitter. Daarbij moet worden bedacht dat het potentiële bereik van een Tweet nog vele malen groter is doordat berichten kunnen worden geretweet of overgenomen door andere gebruikers van Twitter, hetgeen, zo blijkt uit het onderzoek, ook daadwerkelijk is gebeurd in deze zaak.
Het hof is van oordeel dat verdachte zich dit alles van te voren had moeten realiseren. Het feit dat verdachte de Tweet even later weer heeft verwijderd en via zijn Twitteraccount excuses heeft aangeboden doet aan het vorenstaande niet af. Het hof heeft hierbij voorts in aanmerking genomen dat verdachte een gewaarschuwd mens was, doordat hij eerder door een wijkagent is aangesproken op het plaatsen van tweets over politici en is gewaarschuwd voor de consequenties van zijn uitlatingen. Daarnaast is verdachte reeds eerder veroordeeld wegens grensoverschrijdende uitlatingen. Het hof is daarom van oordeel dat het wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde opruiing

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks6 juli 2021
te [pleegplaats] , althansin Nederland, in het openbaar,
mondeling,bij geschrift
en/of bij afbeeldingtot
enig strafbaar feit en/ofgewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, immers heeft hij, verdachte, middels sociale media, te weten middels een Twitteraccount, een
bericht/Tweet op Twitter geplaatst
/gedeeldmet de inhoud: "Kunnen [verdachte misdrijf] & Co niet achter [politicus 1] of [politicus 2] aangaan in plaats van [misdaadverslaggever] ?".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
in het openbaar, bij geschrift tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruien.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte tot dezelfde straf als opgelegd door de politierechter wordt veroordeeld.
De raadsman heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar te volstaan met een deels voorwaardelijke taakstraf, dan wel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van één jaar. Daartoe heeft de raadsman -kort samengevat- aangevoerd dat het bericht bijna twee jaar geleden is geplaatst en verdachte sindsdien geen politiecontacten meer heeft gehad. Het bericht heeft slechts heel kort online gestaan en verdachte heeft het bericht vervolgens zelf verwijderd en welgemeende excuses aangeboden. Ook was het bereik van verdachte niet groot en heeft hij een nacht in de cel moeten doorbrengen. Tevens heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en het beperkte strafblad van verdachte. Tot slot heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de Richtlijn strafvordering voor opruiing.
Naar het oordeel van het hof is de hierna te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opruiing door op Twitter een bericht te plaatsen met de tekst "Kunnen [verdachte misdrijf] & Co niet achter [politicus 1] of [politicus 2] aangaan in plaats van [misdaadverslaggever] ?". Door dit bericht op een openbaar en voor het publiek toegankelijk digitaal netwerk te plaatsen heeft verdachte bewust het risico genomen dat derden zich geroepen zouden voelen over te gaan tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. In een democratische rechtsstaat is het van bijzonder belang dat politici hun werk, dat per definitie in de openbaarheid plaatsvindt, zonder angst en beletsels in het kader van hun veiligheid kunnen verrichten. Het plaatsen van dit soort berichten is dan ook ondermijnend voor het gezag van deze politici en daarmee voor de democratische rechtsstaat.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof rekening gehouden met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 april 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor opruiing veroordeeld is, maar wel een strafbeschikking voor bedreiging heeft gekregen en is veroordeeld voor belediging en smaadschrift, meermalen gepleegd. Verdachte liep nog in de proeftijd voor de veroordeling ter zake van smaadschrift ten tijde van het plegen van het onderhavige delict. Hieruit blijkt dat verdachte niet alleen continu de (strafrechtelijke) grenzen opzoekt met zijn uitlatingen, maar ook daar overheen gaat. Verdachte heeft kennelijk geen lering getrokken uit eerdere veroordelingen en waarschuwingen.
Naar het oordeel van het hof is het bewezenverklaarde te ernstig om te volstaan met een andere of mildere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht het hof de straf die is opgelegd door de politierechter, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf heeft als doel te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Het hof ziet in het tijdsverloop geen reden om een kortere proeftijd aan de voorwaardelijke straf te verbinden, zoals verzocht door de raadsman.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 13 december 2019 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, met parketnummer 08-117769-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, en 131 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 13 december 2019, parketnummer 08-117769-18, te weten van: een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H. Heins, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. M.J.C. Dijkstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F.K. Stax, griffier,
en op 7 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.