De tenlastelegging
Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
(in de zaak met parketnummer 05-191193-21)
1. primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode april 2021 tot en met september 2021 te [pleegplaats 1] , (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot afgifte van enig goed/goederen en/of dienst(en), te weten de volgende geldbedragen:
- [benadeelde 1] , tot de afgifte van (in totaal) €5000,00 en/of
- [benadeelde 2] , tot de afgifte van €3800,00 en/of
- [benadeelde 3] tot de afgifte van (in totaal) €10.580,00 en/of
- [benadeelde 4] tot de afgifte van (in totaal) €4000,00, door:
- Gebruik te maken van één of meer valse (bedrijfs)namen, te weten [bedrijfsnaam 1] en/of
- gebruik te maken van een (vals) (bedrijfs)adres waarop hij, verdachte, en/of zijn/het bedrijf [bedrijfsnaam 1] niet op stond(en) ingeschreven en/of
- gebruik te maken van een (vals en/of niet bestaand) BTW-nummer en/of (vals en/of niet bestaand) KvK-nummer en/of
- gebruik te maken van [e-mail account 1] en/of
- ( daarbij) zich voor te doen als een betrouwbaar/bonafide bedrijf en/of
- tegen voornoemde [benadeelde 1] te zeggen de/het geldbedrag(en) en/of (voorschot(ten)) nodig te hebben voor (klus)werkzaamheden en/of betaling (aan de leverancier) voor de aanschaf van de (kunststof) kozijnen en/of deuren en/of (daarbij) de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij die [benadeelde 1] dat hij, verdachte, daadwerkelijk zou leveren en/of de werkzaamheden zou verrichten en/of (vervolgens) na betaling door die [benadeelde 1] deze afspraken en/of werkzaamheden niet/onvolledig heeft verricht/nagekomen en/of
- tegen voornoemde [benadeelde 2] te zeggen dat hij het geldbedrag en/of voorschot nodig had voor (klus)werkzaamheden en/of de aanschaf en plaatsing/montering van een cv-ketel (althans enig goed) en/of (daarbij) de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij die [benadeelde 2] dat hij, verdachte, daadwerkelijk zou leveren en/of de werkzaamheden zou verrichten en/of (vervolgens)
- na betaling door die [benadeelde 2] deze afspraken en/of werkzaamheden niet/onvolledig heeft verricht/nagekomen;
- tegen voornoemde [benadeelde 3] te zeggen dat hij het geldbedrag/de geldbedragen nodig had voor (klus)werkzaamheden en/of de aanschaf van diverse (daarvoor benodigde) goederen/materialen en/of (daarbij) de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij die [benadeelde 3] dat hij, verdachte, daadwerkelijk zou leveren en/of de werkzaamheden zou verrichten en/of (vervolgens) na betaling(en) door die [benadeelde 3] (deze) afspraken en/of werkzaamheden niet/onvolledig heeft verricht/nagekomen;
- tegen voornoemde [benadeelde 4] te zeggen dat hij het geldbedrag/de geldbedragen nodig had voor (klus)werkzaamheden en/of aanschaf van diverse (daarvoor benodigde) goederen/materialen en/of (daarbij) de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij die [benadeelde 4] dat hij, verdachte, daadwerkelijk zou leveren en/of de werkzaamheden zou verrichten en/of (vervolgens) na betaling(en) door die [benadeelde 4] (deze) afspraken/werkzaamheden niet/onvolledig heeft verricht/nagekomen;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode juli 2020 tot en met juli 2021 te [pleegplaats 2] , (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende (rechts)personen en/of bedrijven heeft bewogen tot afgifte van enig goed/goederen, te weten:
- ( medewerker(s) van/bij) (het) [bedrijfsnaam 2] tot de afgifte van één of meerdere pvc vloer(en) (in totaal ongeveer 320 vierkante meter) en/of
- ( medewerker(s) van/bij) [benadeelde 5] tot de afgifte van kledingstuk(ken), te weten één of meerdere shirt(s) en/of broeken en/of jeans en/of shorts en/of
- ( medewerker(s) van/bij) [bedrijfsnaam 3] tot de afgifte van (een groot aantal) diverse soorten alcoholische drank(en) en/of (fris)drank(en) en/of gebak en/of slijterijartikelen en/of
- [benadeelde 6] , tot de afgifte van (een groot aantal) dakpanplaten en/of
- [benadeelde 7] (althans (een) medewerker(s)), tot de afgifte van één of meerdere (werk-/bedrijfsgerelateerde) goederen en/of kledingstuk(ken), te weten (een groot aantal) pennen met opdruk en/of briefpapier en/of schrijfblok(ken) (voor werkbonnen) en/of visitekaartjes en/of (een) sjaal(s) en/of (een)muts en/of t-shirt(s) en/of poloshirt(s) en/of polosweater(s) en/of parka(s) en/of
- ( medewerker(s) van/bij) [bedrijfsnaam 4] tot de afgifte van één of meerdere (paar/paren) laarzen en/of schoenen en/of schoen-/inlegzolen en/of sokken en/of een bodywarmer en/of
- [benadeelde 8] , tot de afgifte van één of meerdere tegel(s) (in totaal ongeveer 30 vierkante meter) en/of klemmetjes, door:
- Aan te geven en/of te doen voorkomen dat hij, verdachte, in de bouw werkt en/of
- ( vervolgens) gebruik te maken van één of meer valse (bedrijfs)namen, te weten [bedrijfsnaam 1] en/of [bedrijfsnaam 5] en/of [bedrijfsnaam 16] en/of [bedrijfsnaam 6] en/of [bedrijfsnaam 7] en/of - gebruik te maken van (een) (vals(e)) (bedrijfs)adres(sen) waarop hij, verdachte, en/of zijn (voornoemde) bedrijf/bedrijven niet op stond(en) ingeschreven en/of
- gebruik te maken van een (vals en/of niet bestaand) BTW-nummer en/of een (vals en/of niet bestaand) KvK-nummer en/of
- gebruik te maken van [e-mail account 1] en/of
- ( daarbij) zich voor te doen als betrouwbare/bonafide koper/afnemer en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde (rechts)personen en/of bedrijven dat hij, verdachte, de goederen en/of diensten daadwerkelijk zou betalen en/of (al) heeft betaald en/of
- goederen op/af te halen en/of mee te nemen en/of gebruik te maken van diensten van/bij voornoemde (rechts)personen en/of bedrijven en/of daarbij (telkens) toe te zeggen dat hij, verdachte, al heeft betaald en/of dat de betaling langer duurt en/of toe te zeggen dat hij, verdachte, (alsnog) zal betalen, terwijl hij, verdachte (telkens) niet betaalt;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode april 2021 tot en met mei 2021 te [pleegplaats 3] , (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijfsnaam 9] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed(eren) en/of het verlenen van (een) dienst(en), te weten het verrichten van diverse (dakbedekkings)werkzaamheden en/of het aanschaffen van materiaal/materialen voor (klus)werkzaamheden, door
- aan te geven dat hij, verdachte, in de bouw werkt en/of
- aan te geven dat hij, verdachte, werk en/of bouwwerkzaamheden wilt uitbesteden en/of
- ( vervolgens) gebruik te maken van één of meer valse (bedrijfs)namen, te weten [bedrijfsnaam 1] en/of
- gebruik te maken van (een) (vals(e)) (bedrijfs)adres(sen) waarop hij, verdachte, en/of zijn (voornoemde) bedrijf/bedrijven niet op stond(en) ingeschreven en/of
- gebruik te maken van een (vals) BTW-nummer en/of een (vals) KvK-nummer en/of
- ( daarbij) zich voor te doen als betrouwbare/bonafide koper/afnemer en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde [bedrijfsnaam 9] ) dat hij, verdachte, de goederen en/of diensten daadwerkelijk zou betalen en/of
- om goederen te verzoeken/goederen te bestellen en/of gebruik te maken van diensten van/bij voornoemde [bedrijfsnaam 9] en/of daarbij (telkens) toe te zeggen dat hij, verdachte, (alsnog) zal betalen, terwijl hij, verdachte (telkens) niet betaalt en/of dat hij, verdachte, de goederen niet afneemt;
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode maart 2021 tot en met mei 2021 te [pleegplaats 4] , (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende (rechts)personen en/of bedrijven heeft bewogen tot afgifte van enig goed/goederen, te weten:
- [benadeelde 9] , tot de afgifte van de verzorging van een catering (voor 30 personen), inhoudende diverse gerechten en/of diverse cateringgoederen, bestaande uit chafing dishes (roestvrijstalen bakken waar heet water in kan) en/of schalen en/of gastronoombakken (roestvrijstalen bakken waar eten in kan) en/of (stapel)kratten en/of
- ( medewerker(s) van/bij) [benadeelde 10] , tot de afgifte van (een groot aantal) (bouw)machines en/of gereedschap althans één of meerdere goederen, door:
- Aan te geven en/of te doen voorkomen dat hij, verdachte, in de bouw werkt en/of
- goederen op/af te halen en/of mee te nemen en/of gebruik te maken van diensten van/bij voornoemde (rechts)personen en/of bedrijven en/of daarbij (telkens) toe te zeggen dat hij, verdachte, al heeft betaald en/of dat de betaling langer duurt en/of toe te zeggen dat hij, verdachte, (alsnog) zal betalen, terwijl hij, verdachte (telkens) niet betaalt en/of goederen terugbrengt;
(in de gevoegde zaak met parketnummer 05-121038-21)
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2020 tot en met 30 september 2020 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- een Electric Dimmer, een inbouw wandcontactdoos, een tweelingsnoer, een ventilor van het merk S+P Design, inbouw spots, een interligt IL-F90RIPM RVS IP65 inclusief GU-10 en een GU 10 fitting, in elk geval enig goed, in de periode van 14 juli 2020 tot en met 17 juli 2020 te [pleegplaats 5] bij [bedrijfsnaam 10] . en/of
- een jacuzzi, in de periode van 17 juli 2020 tot en met 18 juli 2020 te [pleegplaats 5] bij [bedrijfsnaam 11] en/of
- een tafelpoot en een tafelblad, in de periode van 14 september 2020 tot en met 30 september 2020 te [pleegplaats 6] bij [bedrijfsnaam 12] ;
1. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2020 tot en met 17 juli 2020 te [pleegplaats 5] en/of 14 september 2020 tot en met 30 september 2020 te [pleegplaats 6] , in elk geval in Nederland, opzettelijk
- een Electric Dimmer, een inbouw wandcontactdoos, een tweelingsnoer, een ventilor van het merk S+P Design, inbouw spots, een interligt IL-F90RIPM RVS IP65 inclusief GU-10 en een GU 10 fitting en/of
- een tafelpoot en een tafelblad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 10] . en/of [bedrijfsnaam 12] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door middel van een koopovereenkomst/aankoopnota en/of als bonafide klant, althans een klant die de rekening/kosten van die/dat goed(eren) kon of wilde betalen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 en 4 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 en 4 tenlastegelegde (telkens oplichting, meermalen gepleegd) wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft hiertoe – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte zich in strijd met de waarheid als bonafide ondernemer c.q. werkgever heeft voorgedaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 en 4 tenlastegelegde. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte mensen heeft opgelicht. De raadsvrouw heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte geen valse gegevens heeft gebruikt, geen valse hoedanigheid heeft aangenomen en geen listige kunstgrepen en/of samenweefsels van verdichtsels heeft gebruikt. Verdachte heeft geen onjuiste voorstelling van zaken gegeven over zijn identiteit. Dientengevolge was er geen sprake van dat aangevers door een oplichtingsmiddel tot afgifte van gelden of het leveren van diensten zijn bewogen. De voor oplichting vereiste causaliteit ontbreekt daarom. Daarnaast blijkt uit het handelen van verdachte niet dat verdachte het oogmerk had om zichzelf te bevoordelen, aldus de raadsvrouw.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Voor het hof staat vast dat verdachte aan de vier onder feit 1 genoemde aangevers heeft toegezegd werkzaamheden in en om hun huis te verrichten. De aangevers hebben bij hun aangifte verklaard dat verdachte die toezegging niet (geheel) is nagekomen en dat hij daarna moeilijk of niet bereikbaar was. Zij hebben verklaard geldbedragen aan verdachte te hebben gegeven voor het te verrichten werk of voor de aanschaf van materialen. Daarnaast staat vast dat [bedrijfsnaam 9] (feit 4) voor verdachte dakbedekkingswerkzaamheden heeft verricht in [pleegplaats 7] en bij [benadeelde 3] en dat verdachte voor in ieder geval een gedeelte van die werkzaamheden niet heeft betaald. Twee aangevers hebben verklaard dat verdachte hun had verteld een bedrijf met 27 man personeel te hebben. Verdachte heeft een postadres en een onjuist BTW-nummer opgegeven, en zijn bedrijf stond niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Naar het oordeel van hof kan op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen echter niet geconcludeerd worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof overweegt daarbij dat handelingen als het opgeven van een postadres en een onjuist BTW-nummer en het aandikken van het personeelsbestand niet zonder meer kunnen worden beschouwd als het voor oplichting vereiste aannemen van een valse naam of hoedanigheid of aanwenden van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels. Het was telkens verdachte die de klussen aannam en een dakdekker inschakelde en verdachte voerde zelf ook werkzaamheden uit en hij deed dit onder vermelding van zijn eigen naam. Het hof heeft niet uit wettig bewijs de overtuiging gekregen dat de aangevers door het postadres, het onjuiste BTW-nummer en/of het aandikken van het personeelsbestand zijn bewogen tot het doen van (aan)betalingen of het verlenen van diensten. Verdachte behoort daarom van de in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 en 4 tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 en 5 tenlastegelegde
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 en 5 tenlastegelegde (telkens oplichting, meermalen gepleegd) wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft aangevoerd dat verdachte zich steeds valselijk heeft gepresenteerd als beroepsmatige wederpartij van de aangevers. Verdachte heeft een onjuiste voorstelling van zaken gegeven, om er zelf beter van te worden, aldus de advocaat-generaal.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de tenlastegelegde oplichting van [bedrijfsnaam 2] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] en [benadeelde 9] aangevoerd dat niet wordt voldaan aan de bewijsminima. In verband met het tenlastegelegde met betrekking tot [benadeelde 10] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte betwist dat hij een vals bankafschrift heeft getoond. Daarnaast heeft de raadsvrouw vermeld dat er € 1491,91 is afgelost aan [benadeelde 10] , blijkens de ING-rekening van verdachte. De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak van de feiten 2 en 5 bepleit vanwege het ontbreken van wettig bewijs. Subsidiair heeft de raadsvrouw ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat flessentrekkerij een specialis vormt ten opzichte van oplichting. De werking van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht wordt hierdoor in onderhavig geval uitgesloten.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde bij de gedachtestreepjes 1 ( [bedrijfsnaam 2] ), 2 ( [benadeelde 5] ), 4 ( [benadeelde 6] ) en 6 ( [bedrijfsnaam 4] ) en het onder feit 5 tenlastegelegde ( [benadeelde 9] alsmede [benadeelde 10] ) wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
[aangever 1] van [bedrijfsnaam 4] heeft verklaard dat verdachte op 22 oktober 2020 schoenen, laarzen, steunzolen, sokken en een bodywarmer uit zijn zaak heeft meegenomen. Verdachte vertelde bij zijn bezoek aan de winkel dat hij een bouwbedrijf had met 27 personeelsleden, dat in Duitsland, België en Nederland werkte, en dat ze snel aan een klus zouden gaan beginnen, te weten het bouwen van een bed & breakfast. Verdachte heeft bij het meenemen van de goederen beloofd aan aangever dat zijn boekhouder op 23 oktober, de volgende dag, zou betalen. Er is echter nooit betaald. [getuige 1] heeft de factuur opgemaakt en daarin de gegevens van verdachte opgenomen. Uit de factuur bij de aangifte blijkt dat het om een bedrag van € 651,00 aan meegenomen en niet-betaalde spullen gaat.
Verdachte kwam op 20 februari 2021 bij [aangever 2] van het bedrijf [benadeelde 6] in de zaak. Hij bestelde dakpanplaten en Douglashout voor een totale waarde van € 12.553,06. Op 24 februari 2021 kwam verdachte de bestelling ophalen, waarbij hij vertelde dat hij een bedrijf in Duitsland had en aan het verhuizen was naar [plaats 3] . De betaling kon iets langer duren, want er was met zijn Duitse rekening betaald. Verdachte zei dat hij een bewijs van betaling zou meenemen als hij zou terugkomen. Aangever heeft zijn aanhanger en een deel van de bestelde goederen aan de man meegegeven. Dit waren 49 dakpanplaten van 1.95 meter en 90 dakpanplaten van 2.65 meter. Rond 14:00 uur kwam de verdachte terug en zei hij dat hij het betalingsbewijs niet bij zich had. Hij zou het betalingsbewijs gaan ophalen en terugkomen. Dit is niet gebeurd. [getuige 2] heeft verklaard dat hij heeft geholpen bij het inladen van de dakpanprofielen in de auto.
Verdachte heeft op 1 maart 2021 een pvc-vloer uitgezocht bij het [bedrijfsnaam 2] . [aangever 3] heeft verklaard dat verdachte een vloer wilde voor zijn bedrijf [bedrijfsnaam 8] aan [adres 1] in [pleegplaats 6] . De kosten bedroegen € 17.250,00 voor 300 vierkante meter. Daarnaast is een offerte gemaakt voor een andere pvc-vloer, waarvoor €1.150,00 voor 20 vierkante meter werd gevraagd. Afspraak was dat betaald zou worden voordat de vloeren werden opgehaald. Er is een foto gemaakt van het identiteitsbewijs van verdachte en van het kenteken van de auto waarin hij reed. Toen verdachte de vloeren kwam ophalen bleek dat het geld nog niet was overgemaakt. Verdachte zei dat hij het geld wel had overgemaakt maar dat het waarschijnlijk langer duurde vanwege verschillende banken en een bankrekening in Duitsland. Verdachte heeft de vloeren meegenomen en het geld is nooit ontvangen.
Verdachte heeft op 12 juni 2021 bij [benadeelde 5] in [plaats 1] kleding besteld en zou zodra alles binnen was de bestelling in één keer ophalen. Verdachte vertelde aan [aangever 4] dat hij door het hele land zat in de bouw en 27 mensen onder zich had. De rekening moest aangever maar sturen naar zijn bedrijf. Verdachte gaf zijn naam, e-mailadres en telefoonnummer op. Op 14 juni 2021 heeft aangever de rekening op naam van [bedrijfsnaam 5] & Installatiebedrijf aan verdachte gemaild. Op 15 juni 2021 kwamen de bestelde jeans binnen. Verdachte kwam op die dag naar de winkel en zei dat hij het bedrag van de rekening had overgemaakt. Aangever heeft alle kleding meegegeven. In de avond en de volgende dag bleek het bedrag er niet op te staan. Verdachte zei dat het geld van zijn rekening uit Duitsland kwam en dat het daarom langer duurde. Er volgde uiteindelijk geen betaling.
[aangever 5] , eigenaar van cateringbedrijf [benadeelde 9] , heeft verklaard dat hij op 5 mei 2021 werd gebeld door [bedrijfsnaam 7] , die belde met [telefoonnummer 1] . Aangever werd gevraagd of hij een catering kon verzorgen op 9 mei 2021. Het zou gaan om een catering voor 30 personen met verschillende salades en warme en koude gerechten ter waarde van € 30,00 per persoon. Op 8 mei 2021 kwam een man in een witte Volkswagen Transporter de bestelling ophalen. Nadat aangever alles had ingeladen, vroeg de man of het goed was als alles maandagochtend zou worden teruggebracht en of het goed was als hij dan ook zou betalen. Maandag heeft aangever niets meer van de man gehoord en aangever kreeg geen contact met verdachte, niet telefonisch en niet via de app. Daarna heeft de vader van aangever anoniem gebeld naar het nummer. De man nam op en vertelde dat zijn naam [verdachte] was. Tijdens het eerste appcontact dat aangever met de man had, had de man een profielfoto met het logo van [bedrijfsnaam 14] .
Niet alleen de factuur van € 600,00 is niet voldaan, ook zijn veel cateringspullen meegegeven, met een waarde van € 400,00 à € 500,00. Door [verbalisant] is navraag gedaan naar de tenaamstelling van het [telefoonnummer 1] . De telecomaanbieder heeft laten weten dat bij dit telefoonnummer [verdachte] hoorde.
Verdachte heeft bij [benadeelde 10] in [plaats 2] op 12 maart 2021 gereedschap uitgezocht. [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte vertelde dat zijn werkbus was leeggestolen en
dat hij nieuw gereedschap nodig had. De rekening bedroeg € 7.844,65. Dit bedrag kon verdachte niet pinnen. Hij zou het overmaken. [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte een bevestiging van de overboeking heeft laten zien. Toen op zaterdag het bedrag nog niet op de rekening stond heeft [getuige 3] verdachte gebeld. Verdachte vertelde daarop dat hij het geld had overgemaakt vanaf een ING-rekening naar een RABO-rekening. Dit kon even duren en de man verzekerde dat het geld er na het weekend op zou staan. Op maandag stond het geld nog niet op de rekening. Verdachte verzekerde [getuige 3] dat het geld van een Duitse rekening naar een Nederlandse rekening was overgemaakt en dat het dinsdagmorgen op de rekening zou staan. Daarbij beloofde de man op dinsdag naar [benadeelde 10] te komen. Het geld is die dinsdagmorgen niet overgemaakt en verdachte is niet langsgekomen bij [benadeelde 10] .
Het hof overweegt dat niet is gebleken dat verdachte in 2020 of 2021 eigenaar van een (groot) bouwbedrijf met 27 werknemers was, noch dat dit bedrijf in het hele land zat, noch dat hij internationaal opereerde, een boekhouder had, bezig was met het bouwen van een bed & breakfast of dat zijn werkbus leeggestolen was. Daarnaast hield verdachte diverse partijen voor dat hij tijdelijke betalingsproblemen had, onder meer omdat hij een rekening had in Duitsland. Ook hiervan is de juistheid niet gebleken of aannemelijk geworden. Verdachte toonde aan aangever [benadeelde 10] ook nog eens een – naar achteraf bleek – vals bewijs dat hij geld had overgemaakt. En in de contacten met aangever [benadeelde 9] heeft verdachte gebruik gemaakt van een valse naam en een bedrijfslogo dat niet van hem was. Uit de verklaringen van de verschillende hierboven aangehaalde aangevers en de getuigen blijkt dat verdachte zich valselijk presenteerde als (grote) beroepsmatige wederpartij en op leugenachtige wijze sprak over de wijze waarop hij aan zijn betalingsverplichtingen zou gaan voldoen. Het hof maakt daarnaast op uit de verklaringen dat verdachte er steeds op aangestuurd heeft de goederen direct mee te nemen en de betaling af te houden.
Het hof acht bewezen dat de aangevers op grond van de hiervoor geschetste presentatie en verdichtsels – gelet op de specifieke context waarin zij door verdachte werden ingezet – door verdachte werden bewogen tot afgifte van de verschillende goederen. Daarnaast acht het hof op grond van het voorgaande – onder meer gelet op het feit dat verdachte tot vier keer toe de aangevers bleef voorhouden dat zijn betalingen door problemen bij de banken vertraging opliepen – bewezen dat verdachte van meet af aan het oogmerk had om niet of niet volledig te betalen. Dat mogelijk, zoals de verdediging heeft bepleit, twee en een halve maand later, op 23 mei 2022 een deel van de rekening, te weten een bedrag van € 1.491,91 is “afgelost” aan [benadeelde 10] doet aan het voorgaande niet af.
Het hof acht op grond van het voorgaande dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van de hiervoor genoemde aangevers.
Subsidiair heeft de raadsvrouw ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat flessentrekkerij een specialis vormt ten opzichte van oplichting. De werking van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht wordt hierdoor in onderhavig geval uitgesloten, aldus de raadsvrouw.
Los van de vraag of flessentrekkerij een specialis is van oplichting heeft het hof hiervoor geoordeeld dat sprake is van oplichting en niet van flessentrekkerij. Het verweer wordt verworpen.
Partiële vrijspraak in de zaak met parketnummer 05-191193-21, feit 2
Het hof zal verdachte partieel vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 tenlastegelegde, en wel van het tenlastegelegde bij het derde ( [bedrijfsnaam 3] ), vijfde ( [benadeelde 7] ) en zevende ( [benadeelde 8] ) gedachtestreepje. Naar het oordeel van hof kan op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet geconcludeerd worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht van de aangevers [benadeelde 7] , [bedrijfsnaam 3] / [bedrijfsnaam 15] en [benadeelde 8] .
Bij [bedrijfsnaam 3] heeft verdachte voor een flink bedrag boodschappen gedaan en een machtiging voor een incasso afgegeven. Het bleek onmogelijk om deze automatische incasso uit te voeren, omdat de bijbehorende rekening gesloten was. Verdachte heeft bij [benadeelde 7] printwerk, drukwerk en andere zaken besteld en afgehaald, zonder hier uiteindelijk voor te betalen, zo blijkt uit de aangifte. Uit de aangifte door [benadeelde 8] maakt het hof op dat verdachte is weggereden zonder te betalen.
Het is het hof niet uit de bewijsmiddelen gebleken dat verdachte een valse naam of hoedanigheid heeft aangenomen of listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels heeft aangewend om deze aangevers te bewegen tot de afgifte van goederen of tot het verlenen diensten. Het hof overweegt hierbij dat niet uit te sluiten valt dat ingeval van een tenlastelegging van flessentrekkerij of diefstal een bewezenverklaring ten aanzien van de handelingen zoals die omschreven staan bij de hiervoor genoemde gedachtestreepjes wel mogelijk was geweest maar dat het openbaar ministerie er kennelijk voor gekozen heeft deze feiten niet ten laste te leggen.
Indien en voor zover de door de verdediging gevoerde verweren zijn gevoerd ten aanzien van de onderdelen van de tenlastelegging waarvoor verdachte is vrijgesproken behoeven deze naar het oordeel van het hof geen bespreking.
Overweging met betrekking tot het bewijs van in de zaak met parketnummer 05-121038-21 onder 1 primair tenlastegelegde
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van dit feit op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van dit feit vrijspraak bepleit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte de jacuzzi daadwerkelijk meegenomen heeft bij [bedrijfsnaam 11] . Ten aanzien van de goederen die verdachte heeft meegenomen bij [bedrijfsnaam 10] en [bedrijfsnaam 12] heeft de raadsvrouw benadrukt dat verdachte de goederen wel heeft meegenomen, maar slechts door omstandigheden niet tot betaling kon overgaan. Ook zit er een te lange tijd (drie maanden) tussen deze feiten waardoor niet aangenomen kan worden dat er sprake is van “een gewoonte of beroep maken van” het niet betalen van goederen.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof kan zich vinden in de navolgende overwegingen van de rechtbank. Het hof neemt die overwegingen hieronder (cursief weergegeven) op, sluit zich daarbij aan en zal de overwegingen waar nodig aanvullen. Waar ‘rechtbank’ staat, dient ‘hof’ te worden gelezen. Indien in de overwegingen van de rechtbank taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd
[aangever 6] is werkzaam bij [bedrijfsnaam 10] in [plaats 4] . Hij heeft verklaard dat er op 14 juli 2020 een man in de zaak kwam die zich voorstelde als [verdachte] , eigenaar van de firma [bedrijfsnaam 1] . [verdachte] kocht in de winkel bij collega’s van aangever op rekening goederen. Hij kocht voor een bedrag van € 1.925,06 een ventilator van SP design, dimmers, wandcontactdozen, tweelingsnoeren. inbouw spots, lamphouders en fittingen. De nota's moesten worden verstuurd naar [e-mail account 2] . [verdachte] heeft de goederen in de auto gedaan. [verdachte] vroeg ook een offerte voor een bedrag van € 15.549,00. Op 15 en 16 juli 2020 heeft [verdachte] gebeld of alle goederen van de eerste nota binnen waren. [verdachte] kwam op 17 juli 2020 weer in de winkel en wilde de resterende spotjes hebben van de eerste nota. Samen met een collega heeft aangever [verdachte] duidelijk gemaakt dat hij eerst de factuur moest betalen voordat hij de
resterende goederen mee zou krijgen. De nota is op verzoek van [verdachte] opnieuw uitgedraaid.
[verdachte] heeft die nota in de winkel laten liggen. [verdachte] zei dat hij een verkeerd e-mailadres had
opgegeven. Het moest zijn [e-mail account 3] . [verdachte] reed in een Peugeot Boxer met
[kenteken] . [verdachte] zei in [pleegplaats 5] een eigen bedrijf te beginnen met 27 man
personeel. [verdachte] heeft de nota niet betaald. Aangever heeft beelden van [verdachte] overhandigd.
[aangever 7] is eigenaar van [bedrijfsnaam 11] in [pleegplaats 5] . Hij heeft verklaard dat op 17 juli 2020 een man in zijn zaak kwam aan [adres 2] , die zich kenbaar maakte als [bedrijfsnaam 1] . Die avond heeft aangever telefonisch contact gehad met [verdachte] en is afgesproken dat [verdachte] € 4.719,00 zou betalen voor de jacuzzi. Overlegd werd dat het geld van
tevoren zou worden overgemaakt op de bankrekening van aangever. Aangever heeft een
factuur gestuurd naar het opgegeven e-mailadres: [e-mail account 3] . Aangever heeft
tegen [verdachte] gezegd dat hij een kopie van de overschrijving moest meenemen. Op 18 juli 2020
kwam een Peugeot met [kenteken] aan met daarin een man, die aangaf dat hij [verdachte]
was en dat hij aangever de vorige dag aan de telefoon had gehad. Hij zei dat hij de jacuzzi
betaald had en dat hij deze nu op kwam halen. De man stuurde via WhatsApp een overschrijvingsbewijs naar aangever. Aangever heeft de jacuzzi meegegeven. Vervolgens
bleek dat het geld niet was overgemaakt. Later kreeg aangever anoniem een kopie van een
rijbewijs van [verdachte] . Aangever herkende de man op dat rijbewijs als de man die opgaf [verdachte] te zijn.
[getuige 4] was op 17 juli 2020 aan het werk aan [adres 2] . Er kwam een
man in de showroom die zei dat hij namens een opdrachtgever op zoek was naar een jacuzzi. De man heeft een jacuzzi uitgezocht en wilde die meteen met zijn bus meenemen. [getuige 4] gaf aan dat hij geen heftruck kon besturen en de jacuzzi niet kon laden. Hij heeft tegen de man gezegd dat die de volgende dag maar moest terugkomen en heeft zijn nummer genoteerd. [getuige 4] heeft later via [aangever 7] de kopie van het rijbewijs van [verdachte] gezien. Getuige herkende in hem de man die de jacuzzi had uitgezocht.
[aangever 8] is werkzaam bij [bedrijfsnaam 12] . Hij verklaarde
dat zijn collega op 14 september 2020 werd gebeld door [verdachte] met [telefoonnummer 2]
die vroeg of het bedrijf al open was. Rond 8:45 uur ontving aangever een man
die zich voorstelde als [verdachte] en op zoek was naar opzet traptreden. De man
vertelde dat hij eigenaar was van [bedrijfsnaam 5] en dat hij 27 mensen in dienst had. Hij wilde 10 tafelbladen en 4 bouwpakketten bestellen voor ongeveer € 20.000,00. Op de
betaling zou [verdachte] later terug komen. Aangever stelde aan [verdachte] voor om 1 tafelpoot
en tafelblad mee te nemen om uit te proberen. [verdachte] ging akkoord. De waarde was €
1.268,20. [verdachte] wilde pinnen maar het apparaat gaf twee keer de melding “geen saldo.”
[verdachte] gaf aan dat hij dat vreemd vond en bood aan dat er foto werd gemaakt van zijn
rijbewijs en auto. Aangever heeft foto’s gemaakt van het rijbewijs en busje. [verdachte] heeft de tafelpoot en het blad meegenomen. De factuur zou per e-mail aan [verdachte] worden
toegestuurd en bij zijn thuiskomst worden betaald. Aangever kreeg een handgeschreven
briefje van [verdachte] waarop de volgende gegevens stonden: [e-mail account 1] , [bedrijfsnaam 1] , [adres 3] , [telefoonnummer 3] . De factuur is niet betaald en het opgegeven telefoonnummer werkt niet. Aangever heeft verklaard dat de persoon op het rijbewijs waarvan hij een foto maakte dezelfde persoon was als de persoon die dat rijbewijs gaf.
De rechtbank merkt op dat verdachte onder feit 1 primair flessentrekkerij bij [bedrijfsnaam 10]
, [bedrijfsnaam 11] en [bedrijfsnaam 12] tenlastegelegd wordt. Van
flessentrekkerij als bedoeld in artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien
de verdachte een beroep of gewoonte maakt van het kopen van goederen met het oogmerk
om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te
verzekeren. Volgens vaste jurisprudentie hoeft niet te worden vastgesteld dat het oogmerk
reeds heeft bestaan op het moment van het kopen. Uit het feit van het niet-betalen en de
erkenning van verdachte dat hij op verschillende tijdstippen goederen heeft gekocht, kan het
oogmerk worden afgeleid (HR 22 juli 1958, NJ 1959, 191). Anders dan de verdediging heeft
aangevoerd, is derhalve voor flessentrekkerij geen noodzakelijke voorwaarde dat bij
verdachte voorafgaand aan de koop reeds de bedoeling bestond om goederen onbetaald te
laten.
Verdachte heeft verklaard dat hij de afgenomen goederen bij [bedrijfsnaam 10] wilde
betalen maar daarmee door omstandigheden te laat was. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij de tafel bij de houthandel heeft meegenomen met de bedoeling die te betalen, maar dat dit niet ging omdat hij ziek werd.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet bij [bedrijfsnaam 11] is geweest. Uit dedoor het hof gebruikte
bewijsmiddelenblijkt
dat verdachte weldegelijk
bij [bedrijfsnaam 11] is geweest. Hij wordt door de aangever en een getuige aan de hand van de foto op zijn rijbewijs herkend als de persoon die zij in de zaak hebben gezien. Daarnaast wordt bij [bedrijfsnaam 11] de Peugeot met [kenteken] gezien, waarin verdachte zich een dag eerder bij [bedrijfsnaam 10] meldde. Dat verdachte de jacuzzi daadwerkelijk heeft meegenomen, blijkt uit de aangifte en wordt ondersteund door het gegeven dat verdachte een (vals) betalingsbewijs heeft gestuurd. De verzending van dat betalingsbewijs via WhatsApp laat zich moeilijk anders verklaren dan als middel om de aangever tot levering van de jacuzzi te bewegen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in een relatief korte periode van drie maanden tot drie
maal toe goederen heeft afgenomen waarvoor hij niet betaald heeft. Daarbij heeft hij de door [bedrijfsnaam 10] opnieuw uitgedraaide nota in de winkel achtergelaten, heeft hij aan [bedrijfsnaam 11] een betalingsbewijs laten zien dat kennelijk vals was en heeft hij, nadat
pinbetalingen niet lukten, door [bedrijfsnaam 12] een kopie van zijn
rijbewijs laten maken en aan deze partij contactgegevens verstrekt waarop hij niet kon
worden bereikt. Verdachte heeft zich in dat kader gepresenteerd als een professioneel
deelnemer aan het economisch verkeer, door zijn wederpartijen te melden dat hij werkzaam
was als (startend) aannemer of installateur. Daarbij heeft verdachte telkens geprobeerd
goederen direct mee te nemen en de betaling af te houden. De rechtbank concludeert daaruit dat verdachte van meet af aan het oogmerk had om niet of niet volledig te betalen.
Bovendien betreft het relatief grote aankopen, die door verdachte zijn gedaan terwijl hij grote schulden had en uit niets is gebleken dat hij enig reëel uitzicht heeft op het krijgen van de beschikking over voldoende financiële middelen om de afgenomen goederen te kunnen
betalen. Verdachte moet hebben geweten dat hij geen geld had om de goederen te betalen.
Dat blijkt ook uit zijn verklaring bij de politie, waaruit volgt dat hij de tafel eerst wilde
(door)verkopen en er dan voor wilde betalen. Dat verdachte ondanks een gebrek aan
financiële middelen goederen heeft afgenomen, ondersteunt naar het oordeel van de
rechtbank het voor flessentrekkerij vereiste oogmerk om niet te betalen.
Gelet op het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij, zoals onder feit 1 primair onder parketnummer 05-121038-21 tenlastegelegd.