ECLI:NL:GHARL:2023:4675

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
21-005520-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor oplichting en flessentrekkerij met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Gelderland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, voor oplichting en flessentrekkerij. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het hoger beroep van de verdachte. Tijdens de zitting op 15 mei 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Ameziane, in overweging genomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van oplichting, waarbij hij zich valselijk heeft voorgedaan als een bonafide ondernemer en goederen heeft verkregen zonder deze te betalen. De verdachte heeft zich in verschillende situaties voorgedaan als een betrouwbare koper, maar heeft de betalingen niet verricht. Het hof heeft de eerdere vrijspraken van de rechtbank bevestigd, maar ook de bewezenverklaring van de oplichtingsfeiten en flessentrekkerij gehandhaafd. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan schuldhulpverlening.

Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van verschillende benadeelde partijen behandeld. Het hof heeft enkele vorderingen toegewezen, terwijl andere partijen niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun vorderingen. De totale schadevergoeding die aan de benadeelde partijen is toegewezen, bedraagt duizenden euro's, en de verdachte is verplicht om deze bedragen te vergoeden. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf en de schadevergoeding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005520-22
Uitspraak d.d.: 5 juni 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 6 december 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-191193-21 en 05-121038-21, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting van dit hof verblijvende in P.I. [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Ameziane, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep met betrekking tot de in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 3 en de in de zaak met parketnummer 05-121038-21 onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten
De verdachte is door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, vrijgesproken van hetgeen hem in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 3 en in de zaak met parketnummer 05-121038-21 onder 3 en 4 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 05-121038-21 onder 2 tenlastegelegde
De rechtbank heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van het in de zaak met parketnummer 05-121038-21 onder 2 tenlastegelegde. De advocaat-generaal heeft aangegeven zich te kunnen vinden in deze beslissing van de rechtbank. Gelet op het voorgaande acht het hof dit feit in hoger beroep niet meer aan de orde.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is veroordeeld ter zake van – kort gezegd – oplichting, meermalen gepleegd (parketnummer 05-191193-21 feiten 1, 2, 4 en 5) en flessentrekkerij (parketnummer 05-121038-21, feit 1 primair).
De rechtbank heeft aan verdachte opgelegd:
- een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan een behandeling door een forensische polikliniek, begeleid wonen en meewerken aan schuldhulpverlening.
Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen voor geleden materiële schade van negen benadeelde partijen geheel of gedeeltelijk toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft de door drie benadeelde partijen gevorderde schadevergoeding voor immateriële schade afgewezen en één benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering voor geleden materiële schade omdat zij verdachte ten aanzien van het betreffende tenlastegelegde feit heeft vrijgesproken.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing, tot andere strafopleggingen en tot andere beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
(in de zaak met parketnummer 05-191193-21)
1. primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode april 2021 tot en met september 2021 te [pleegplaats 1] , (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot afgifte van enig goed/goederen en/of dienst(en), te weten de volgende geldbedragen:
- [benadeelde 1] , tot de afgifte van (in totaal) €5000,00 en/of
- [benadeelde 2] , tot de afgifte van €3800,00 en/of
- [benadeelde 3] tot de afgifte van (in totaal) €10.580,00 en/of
- [benadeelde 4] tot de afgifte van (in totaal) €4000,00, door:
- Gebruik te maken van één of meer valse (bedrijfs)namen, te weten [bedrijfsnaam 1] en/of
- gebruik te maken van een (vals) (bedrijfs)adres waarop hij, verdachte, en/of zijn/het bedrijf [bedrijfsnaam 1] niet op stond(en) ingeschreven en/of
- gebruik te maken van een (vals en/of niet bestaand) BTW-nummer en/of (vals en/of niet bestaand) KvK-nummer en/of
- gebruik te maken van [e-mail account 1] en/of
- ( daarbij) zich voor te doen als een betrouwbaar/bonafide bedrijf en/of
- tegen voornoemde [benadeelde 1] te zeggen de/het geldbedrag(en) en/of (voorschot(ten)) nodig te hebben voor (klus)werkzaamheden en/of betaling (aan de leverancier) voor de aanschaf van de (kunststof) kozijnen en/of deuren en/of (daarbij) de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij die [benadeelde 1] dat hij, verdachte, daadwerkelijk zou leveren en/of de werkzaamheden zou verrichten en/of (vervolgens) na betaling door die [benadeelde 1] deze afspraken en/of werkzaamheden niet/onvolledig heeft verricht/nagekomen en/of
- tegen voornoemde [benadeelde 2] te zeggen dat hij het geldbedrag en/of voorschot nodig had voor (klus)werkzaamheden en/of de aanschaf en plaatsing/montering van een cv-ketel (althans enig goed) en/of (daarbij) de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij die [benadeelde 2] dat hij, verdachte, daadwerkelijk zou leveren en/of de werkzaamheden zou verrichten en/of (vervolgens)
- na betaling door die [benadeelde 2] deze afspraken en/of werkzaamheden niet/onvolledig heeft verricht/nagekomen;
- tegen voornoemde [benadeelde 3] te zeggen dat hij het geldbedrag/de geldbedragen nodig had voor (klus)werkzaamheden en/of de aanschaf van diverse (daarvoor benodigde) goederen/materialen en/of (daarbij) de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij die [benadeelde 3] dat hij, verdachte, daadwerkelijk zou leveren en/of de werkzaamheden zou verrichten en/of (vervolgens) na betaling(en) door die [benadeelde 3] (deze) afspraken en/of werkzaamheden niet/onvolledig heeft verricht/nagekomen;
- tegen voornoemde [benadeelde 4] te zeggen dat hij het geldbedrag/de geldbedragen nodig had voor (klus)werkzaamheden en/of aanschaf van diverse (daarvoor benodigde) goederen/materialen en/of (daarbij) de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij die [benadeelde 4] dat hij, verdachte, daadwerkelijk zou leveren en/of de werkzaamheden zou verrichten en/of (vervolgens) na betaling(en) door die [benadeelde 4] (deze) afspraken/werkzaamheden niet/onvolledig heeft verricht/nagekomen;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode juli 2020 tot en met juli 2021 te [pleegplaats 2] , (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende (rechts)personen en/of bedrijven heeft bewogen tot afgifte van enig goed/goederen, te weten:
- ( medewerker(s) van/bij) (het) [bedrijfsnaam 2] tot de afgifte van één of meerdere pvc vloer(en) (in totaal ongeveer 320 vierkante meter) en/of
- ( medewerker(s) van/bij) [benadeelde 5] tot de afgifte van kledingstuk(ken), te weten één of meerdere shirt(s) en/of broeken en/of jeans en/of shorts en/of
- ( medewerker(s) van/bij) [bedrijfsnaam 3] tot de afgifte van (een groot aantal) diverse soorten alcoholische drank(en) en/of (fris)drank(en) en/of gebak en/of slijterijartikelen en/of
- [benadeelde 6] , tot de afgifte van (een groot aantal) dakpanplaten en/of
- [benadeelde 7] (althans (een) medewerker(s)), tot de afgifte van één of meerdere (werk-/bedrijfsgerelateerde) goederen en/of kledingstuk(ken), te weten (een groot aantal) pennen met opdruk en/of briefpapier en/of schrijfblok(ken) (voor werkbonnen) en/of visitekaartjes en/of (een) sjaal(s) en/of (een)muts en/of t-shirt(s) en/of poloshirt(s) en/of polosweater(s) en/of parka(s) en/of
- ( medewerker(s) van/bij) [bedrijfsnaam 4] tot de afgifte van één of meerdere (paar/paren) laarzen en/of schoenen en/of schoen-/inlegzolen en/of sokken en/of een bodywarmer en/of
- [benadeelde 8] , tot de afgifte van één of meerdere tegel(s) (in totaal ongeveer 30 vierkante meter) en/of klemmetjes, door:
- Aan te geven en/of te doen voorkomen dat hij, verdachte, in de bouw werkt en/of
- ( vervolgens) gebruik te maken van één of meer valse (bedrijfs)namen, te weten [bedrijfsnaam 1] en/of [bedrijfsnaam 5] en/of [bedrijfsnaam 16] en/of [bedrijfsnaam 6] en/of [bedrijfsnaam 7] en/of - gebruik te maken van (een) (vals(e)) (bedrijfs)adres(sen) waarop hij, verdachte, en/of zijn (voornoemde) bedrijf/bedrijven niet op stond(en) ingeschreven en/of
- gebruik te maken van een (vals en/of niet bestaand) BTW-nummer en/of een (vals en/of niet bestaand) KvK-nummer en/of
- gebruik te maken van [e-mail account 1] en/of
- ( daarbij) zich voor te doen als betrouwbare/bonafide koper/afnemer en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde (rechts)personen en/of bedrijven dat hij, verdachte, de goederen en/of diensten daadwerkelijk zou betalen en/of (al) heeft betaald en/of
- goederen op/af te halen en/of mee te nemen en/of gebruik te maken van diensten van/bij voornoemde (rechts)personen en/of bedrijven en/of daarbij (telkens) toe te zeggen dat hij, verdachte, al heeft betaald en/of dat de betaling langer duurt en/of toe te zeggen dat hij, verdachte, (alsnog) zal betalen, terwijl hij, verdachte (telkens) niet betaalt;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode april 2021 tot en met mei 2021 te [pleegplaats 3] , (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijfsnaam 9] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed(eren) en/of het verlenen van (een) dienst(en), te weten het verrichten van diverse (dakbedekkings)werkzaamheden en/of het aanschaffen van materiaal/materialen voor (klus)werkzaamheden, door
- aan te geven dat hij, verdachte, in de bouw werkt en/of
- aan te geven dat hij, verdachte, werk en/of bouwwerkzaamheden wilt uitbesteden en/of
- ( vervolgens) gebruik te maken van één of meer valse (bedrijfs)namen, te weten [bedrijfsnaam 1] en/of
- gebruik te maken van (een) (vals(e)) (bedrijfs)adres(sen) waarop hij, verdachte, en/of zijn (voornoemde) bedrijf/bedrijven niet op stond(en) ingeschreven en/of
- gebruik te maken van een (vals) BTW-nummer en/of een (vals) KvK-nummer en/of
- ( daarbij) zich voor te doen als betrouwbare/bonafide koper/afnemer en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde [bedrijfsnaam 9] ) dat hij, verdachte, de goederen en/of diensten daadwerkelijk zou betalen en/of
- om goederen te verzoeken/goederen te bestellen en/of gebruik te maken van diensten van/bij voornoemde [bedrijfsnaam 9] en/of daarbij (telkens) toe te zeggen dat hij, verdachte, (alsnog) zal betalen, terwijl hij, verdachte (telkens) niet betaalt en/of dat hij, verdachte, de goederen niet afneemt;
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode maart 2021 tot en met mei 2021 te [pleegplaats 4] , (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende (rechts)personen en/of bedrijven heeft bewogen tot afgifte van enig goed/goederen, te weten:
- [benadeelde 9] , tot de afgifte van de verzorging van een catering (voor 30 personen), inhoudende diverse gerechten en/of diverse cateringgoederen, bestaande uit chafing dishes (roestvrijstalen bakken waar heet water in kan) en/of schalen en/of gastronoombakken (roestvrijstalen bakken waar eten in kan) en/of (stapel)kratten en/of
- ( medewerker(s) van/bij) [benadeelde 10] , tot de afgifte van (een groot aantal) (bouw)machines en/of gereedschap althans één of meerdere goederen, door:
- Aan te geven en/of te doen voorkomen dat hij, verdachte, in de bouw werkt en/of
- goederen op/af te halen en/of mee te nemen en/of gebruik te maken van diensten van/bij voornoemde (rechts)personen en/of bedrijven en/of daarbij (telkens) toe te zeggen dat hij, verdachte, al heeft betaald en/of dat de betaling langer duurt en/of toe te zeggen dat hij, verdachte, (alsnog) zal betalen, terwijl hij, verdachte (telkens) niet betaalt en/of goederen terugbrengt;
(in de gevoegde zaak met parketnummer 05-121038-21)
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2020 tot en met 30 september 2020 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- een Electric Dimmer, een inbouw wandcontactdoos, een tweelingsnoer, een ventilor van het merk S+P Design, inbouw spots, een interligt IL-F90RIPM RVS IP65 inclusief GU-10 en een GU 10 fitting, in elk geval enig goed, in de periode van 14 juli 2020 tot en met 17 juli 2020 te [pleegplaats 5] bij [bedrijfsnaam 10] . en/of
- een jacuzzi, in de periode van 17 juli 2020 tot en met 18 juli 2020 te [pleegplaats 5] bij [bedrijfsnaam 11] en/of
- een tafelpoot en een tafelblad, in de periode van 14 september 2020 tot en met 30 september 2020 te [pleegplaats 6] bij [bedrijfsnaam 12] ;
1. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2020 tot en met 17 juli 2020 te [pleegplaats 5] en/of 14 september 2020 tot en met 30 september 2020 te [pleegplaats 6] , in elk geval in Nederland, opzettelijk
- een Electric Dimmer, een inbouw wandcontactdoos, een tweelingsnoer, een ventilor van het merk S+P Design, inbouw spots, een interligt IL-F90RIPM RVS IP65 inclusief GU-10 en een GU 10 fitting en/of
- een tafelpoot en een tafelblad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 10] . en/of [bedrijfsnaam 12] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door middel van een koopovereenkomst/aankoopnota en/of als bonafide klant, althans een klant die de rekening/kosten van die/dat goed(eren) kon of wilde betalen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 en 4 tenlastegelegde
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 en 4 tenlastegelegde (telkens oplichting, meermalen gepleegd) wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft hiertoe – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte zich in strijd met de waarheid als bonafide ondernemer c.q. werkgever heeft voorgedaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 en 4 tenlastegelegde. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte mensen heeft opgelicht. De raadsvrouw heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte geen valse gegevens heeft gebruikt, geen valse hoedanigheid heeft aangenomen en geen listige kunstgrepen en/of samenweefsels van verdichtsels heeft gebruikt. Verdachte heeft geen onjuiste voorstelling van zaken gegeven over zijn identiteit. Dientengevolge was er geen sprake van dat aangevers door een oplichtingsmiddel tot afgifte van gelden of het leveren van diensten zijn bewogen. De voor oplichting vereiste causaliteit ontbreekt daarom. Daarnaast blijkt uit het handelen van verdachte niet dat verdachte het oogmerk had om zichzelf te bevoordelen, aldus de raadsvrouw.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Voor het hof staat vast dat verdachte aan de vier onder feit 1 genoemde aangevers heeft toegezegd werkzaamheden in en om hun huis te verrichten. De aangevers hebben bij hun aangifte verklaard dat verdachte die toezegging niet (geheel) is nagekomen en dat hij daarna moeilijk of niet bereikbaar was. Zij hebben verklaard geldbedragen aan verdachte te hebben gegeven voor het te verrichten werk of voor de aanschaf van materialen. Daarnaast staat vast dat [bedrijfsnaam 9] (feit 4) voor verdachte dakbedekkingswerkzaamheden heeft verricht in [pleegplaats 7] en bij [benadeelde 3] en dat verdachte voor in ieder geval een gedeelte van die werkzaamheden niet heeft betaald. Twee aangevers hebben verklaard dat verdachte hun had verteld een bedrijf met 27 man personeel te hebben. Verdachte heeft een postadres en een onjuist BTW-nummer opgegeven, en zijn bedrijf stond niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Naar het oordeel van hof kan op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen echter niet geconcludeerd worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof overweegt daarbij dat handelingen als het opgeven van een postadres en een onjuist BTW-nummer en het aandikken van het personeelsbestand niet zonder meer kunnen worden beschouwd als het voor oplichting vereiste aannemen van een valse naam of hoedanigheid of aanwenden van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels. Het was telkens verdachte die de klussen aannam en een dakdekker inschakelde en verdachte voerde zelf ook werkzaamheden uit en hij deed dit onder vermelding van zijn eigen naam. Het hof heeft niet uit wettig bewijs de overtuiging gekregen dat de aangevers door het postadres, het onjuiste BTW-nummer en/of het aandikken van het personeelsbestand zijn bewogen tot het doen van (aan)betalingen of het verlenen van diensten. Verdachte behoort daarom van de in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 en 4 tenlastegelegde feiten te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 en 5 tenlastegelegde
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 en 5 tenlastegelegde (telkens oplichting, meermalen gepleegd) wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft aangevoerd dat verdachte zich steeds valselijk heeft gepresenteerd als beroepsmatige wederpartij van de aangevers. Verdachte heeft een onjuiste voorstelling van zaken gegeven, om er zelf beter van te worden, aldus de advocaat-generaal.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de tenlastegelegde oplichting van [bedrijfsnaam 2] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] en [benadeelde 9] aangevoerd dat niet wordt voldaan aan de bewijsminima. In verband met het tenlastegelegde met betrekking tot [benadeelde 10] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte betwist dat hij een vals bankafschrift heeft getoond. Daarnaast heeft de raadsvrouw vermeld dat er € 1491,91 is afgelost aan [benadeelde 10] , blijkens de ING-rekening van verdachte. De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak van de feiten 2 en 5 bepleit vanwege het ontbreken van wettig bewijs. Subsidiair heeft de raadsvrouw ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat flessentrekkerij een specialis vormt ten opzichte van oplichting. De werking van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht wordt hierdoor in onderhavig geval uitgesloten.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde bij de gedachtestreepjes 1 ( [bedrijfsnaam 2] ), 2 ( [benadeelde 5] ), 4 ( [benadeelde 6] ) en 6 ( [bedrijfsnaam 4] ) en het onder feit 5 tenlastegelegde ( [benadeelde 9] alsmede [benadeelde 10] ) wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
feit 2
[aangever 1] van [bedrijfsnaam 4] heeft verklaard dat verdachte op 22 oktober 2020 schoenen, laarzen, steunzolen, sokken en een bodywarmer uit zijn zaak heeft meegenomen. Verdachte vertelde bij zijn bezoek aan de winkel dat hij een bouwbedrijf had met 27 personeelsleden, dat in Duitsland, België en Nederland werkte, en dat ze snel aan een klus zouden gaan beginnen, te weten het bouwen van een bed & breakfast. Verdachte heeft bij het meenemen van de goederen beloofd aan aangever dat zijn boekhouder op 23 oktober, de volgende dag, zou betalen. Er is echter nooit betaald. [getuige 1] heeft de factuur opgemaakt en daarin de gegevens van verdachte opgenomen. Uit de factuur bij de aangifte blijkt dat het om een bedrag van € 651,00 aan meegenomen en niet-betaalde spullen gaat.
Verdachte kwam op 20 februari 2021 bij [aangever 2] van het bedrijf [benadeelde 6] in de zaak. Hij bestelde dakpanplaten en Douglashout voor een totale waarde van € 12.553,06. Op 24 februari 2021 kwam verdachte de bestelling ophalen, waarbij hij vertelde dat hij een bedrijf in Duitsland had en aan het verhuizen was naar [plaats 3] . De betaling kon iets langer duren, want er was met zijn Duitse rekening betaald. Verdachte zei dat hij een bewijs van betaling zou meenemen als hij zou terugkomen. Aangever heeft zijn aanhanger en een deel van de bestelde goederen aan de man meegegeven. Dit waren 49 dakpanplaten van 1.95 meter en 90 dakpanplaten van 2.65 meter. Rond 14:00 uur kwam de verdachte terug en zei hij dat hij het betalingsbewijs niet bij zich had. Hij zou het betalingsbewijs gaan ophalen en terugkomen. Dit is niet gebeurd. [getuige 2] heeft verklaard dat hij heeft geholpen bij het inladen van de dakpanprofielen in de auto.
Verdachte heeft op 1 maart 2021 een pvc-vloer uitgezocht bij het [bedrijfsnaam 2] . [aangever 3] heeft verklaard dat verdachte een vloer wilde voor zijn bedrijf [bedrijfsnaam 8] aan [adres 1] in [pleegplaats 6] . De kosten bedroegen € 17.250,00 voor 300 vierkante meter. Daarnaast is een offerte gemaakt voor een andere pvc-vloer, waarvoor €1.150,00 voor 20 vierkante meter werd gevraagd. Afspraak was dat betaald zou worden voordat de vloeren werden opgehaald. Er is een foto gemaakt van het identiteitsbewijs van verdachte en van het kenteken van de auto waarin hij reed. Toen verdachte de vloeren kwam ophalen bleek dat het geld nog niet was overgemaakt. Verdachte zei dat hij het geld wel had overgemaakt maar dat het waarschijnlijk langer duurde vanwege verschillende banken en een bankrekening in Duitsland. Verdachte heeft de vloeren meegenomen en het geld is nooit ontvangen.
Verdachte heeft op 12 juni 2021 bij [benadeelde 5] in [plaats 1] kleding besteld en zou zodra alles binnen was de bestelling in één keer ophalen. Verdachte vertelde aan [aangever 4] dat hij door het hele land zat in de bouw en 27 mensen onder zich had. De rekening moest aangever maar sturen naar zijn bedrijf. Verdachte gaf zijn naam, e-mailadres en telefoonnummer op. Op 14 juni 2021 heeft aangever de rekening op naam van [bedrijfsnaam 5] & Installatiebedrijf aan verdachte gemaild. Op 15 juni 2021 kwamen de bestelde jeans binnen. Verdachte kwam op die dag naar de winkel en zei dat hij het bedrag van de rekening had overgemaakt. Aangever heeft alle kleding meegegeven. In de avond en de volgende dag bleek het bedrag er niet op te staan. Verdachte zei dat het geld van zijn rekening uit Duitsland kwam en dat het daarom langer duurde. Er volgde uiteindelijk geen betaling.
feit 5
[aangever 5] , eigenaar van cateringbedrijf [benadeelde 9] , heeft verklaard dat hij op 5 mei 2021 werd gebeld door [bedrijfsnaam 7] , die belde met [telefoonnummer 1] . Aangever werd gevraagd of hij een catering kon verzorgen op 9 mei 2021. Het zou gaan om een catering voor 30 personen met verschillende salades en warme en koude gerechten ter waarde van € 30,00 per persoon. Op 8 mei 2021 kwam een man in een witte Volkswagen Transporter de bestelling ophalen. Nadat aangever alles had ingeladen, vroeg de man of het goed was als alles maandagochtend zou worden teruggebracht en of het goed was als hij dan ook zou betalen. Maandag heeft aangever niets meer van de man gehoord en aangever kreeg geen contact met verdachte, niet telefonisch en niet via de app. Daarna heeft de vader van aangever anoniem gebeld naar het nummer. De man nam op en vertelde dat zijn naam [verdachte] was. Tijdens het eerste appcontact dat aangever met de man had, had de man een profielfoto met het logo van [bedrijfsnaam 14] .
Niet alleen de factuur van € 600,00 is niet voldaan, ook zijn veel cateringspullen meegegeven, met een waarde van € 400,00 à € 500,00. Door [verbalisant] is navraag gedaan naar de tenaamstelling van het [telefoonnummer 1] . De telecomaanbieder heeft laten weten dat bij dit telefoonnummer [verdachte] hoorde.
Verdachte heeft bij [benadeelde 10] in [plaats 2] op 12 maart 2021 gereedschap uitgezocht. [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte vertelde dat zijn werkbus was leeggestolen en
dat hij nieuw gereedschap nodig had. De rekening bedroeg € 7.844,65. Dit bedrag kon verdachte niet pinnen. Hij zou het overmaken. [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte een bevestiging van de overboeking heeft laten zien. Toen op zaterdag het bedrag nog niet op de rekening stond heeft [getuige 3] verdachte gebeld. Verdachte vertelde daarop dat hij het geld had overgemaakt vanaf een ING-rekening naar een RABO-rekening. Dit kon even duren en de man verzekerde dat het geld er na het weekend op zou staan. Op maandag stond het geld nog niet op de rekening. Verdachte verzekerde [getuige 3] dat het geld van een Duitse rekening naar een Nederlandse rekening was overgemaakt en dat het dinsdagmorgen op de rekening zou staan. Daarbij beloofde de man op dinsdag naar [benadeelde 10] te komen. Het geld is die dinsdagmorgen niet overgemaakt en verdachte is niet langsgekomen bij [benadeelde 10] .
Het hof overweegt dat niet is gebleken dat verdachte in 2020 of 2021 eigenaar van een (groot) bouwbedrijf met 27 werknemers was, noch dat dit bedrijf in het hele land zat, noch dat hij internationaal opereerde, een boekhouder had, bezig was met het bouwen van een bed & breakfast of dat zijn werkbus leeggestolen was. Daarnaast hield verdachte diverse partijen voor dat hij tijdelijke betalingsproblemen had, onder meer omdat hij een rekening had in Duitsland. Ook hiervan is de juistheid niet gebleken of aannemelijk geworden. Verdachte toonde aan aangever [benadeelde 10] ook nog eens een – naar achteraf bleek – vals bewijs dat hij geld had overgemaakt. En in de contacten met aangever [benadeelde 9] heeft verdachte gebruik gemaakt van een valse naam en een bedrijfslogo dat niet van hem was. Uit de verklaringen van de verschillende hierboven aangehaalde aangevers en de getuigen blijkt dat verdachte zich valselijk presenteerde als (grote) beroepsmatige wederpartij en op leugenachtige wijze sprak over de wijze waarop hij aan zijn betalingsverplichtingen zou gaan voldoen. Het hof maakt daarnaast op uit de verklaringen dat verdachte er steeds op aangestuurd heeft de goederen direct mee te nemen en de betaling af te houden.
Het hof acht bewezen dat de aangevers op grond van de hiervoor geschetste presentatie en verdichtsels – gelet op de specifieke context waarin zij door verdachte werden ingezet – door verdachte werden bewogen tot afgifte van de verschillende goederen. Daarnaast acht het hof op grond van het voorgaande – onder meer gelet op het feit dat verdachte tot vier keer toe de aangevers bleef voorhouden dat zijn betalingen door problemen bij de banken vertraging opliepen – bewezen dat verdachte van meet af aan het oogmerk had om niet of niet volledig te betalen. Dat mogelijk, zoals de verdediging heeft bepleit, twee en een halve maand later, op 23 mei 2022 een deel van de rekening, te weten een bedrag van € 1.491,91 is “afgelost” aan [benadeelde 10] doet aan het voorgaande niet af.
Het hof acht op grond van het voorgaande dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van de hiervoor genoemde aangevers.
Subsidiair heeft de raadsvrouw ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat flessentrekkerij een specialis vormt ten opzichte van oplichting. De werking van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht wordt hierdoor in onderhavig geval uitgesloten, aldus de raadsvrouw.
Los van de vraag of flessentrekkerij een specialis is van oplichting heeft het hof hiervoor geoordeeld dat sprake is van oplichting en niet van flessentrekkerij. Het verweer wordt verworpen.
Partiële vrijspraak in de zaak met parketnummer 05-191193-21, feit 2
Het hof zal verdachte partieel vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 tenlastegelegde, en wel van het tenlastegelegde bij het derde ( [bedrijfsnaam 3] ), vijfde ( [benadeelde 7] ) en zevende ( [benadeelde 8] ) gedachtestreepje. Naar het oordeel van hof kan op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet geconcludeerd worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht van de aangevers [benadeelde 7] , [bedrijfsnaam 3] / [bedrijfsnaam 15] en [benadeelde 8] .
Bij [bedrijfsnaam 3] heeft verdachte voor een flink bedrag boodschappen gedaan en een machtiging voor een incasso afgegeven. Het bleek onmogelijk om deze automatische incasso uit te voeren, omdat de bijbehorende rekening gesloten was. Verdachte heeft bij [benadeelde 7] printwerk, drukwerk en andere zaken besteld en afgehaald, zonder hier uiteindelijk voor te betalen, zo blijkt uit de aangifte. Uit de aangifte door [benadeelde 8] maakt het hof op dat verdachte is weggereden zonder te betalen.
Het is het hof niet uit de bewijsmiddelen gebleken dat verdachte een valse naam of hoedanigheid heeft aangenomen of listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels heeft aangewend om deze aangevers te bewegen tot de afgifte van goederen of tot het verlenen diensten. Het hof overweegt hierbij dat niet uit te sluiten valt dat ingeval van een tenlastelegging van flessentrekkerij of diefstal een bewezenverklaring ten aanzien van de handelingen zoals die omschreven staan bij de hiervoor genoemde gedachtestreepjes wel mogelijk was geweest maar dat het openbaar ministerie er kennelijk voor gekozen heeft deze feiten niet ten laste te leggen.
Indien en voor zover de door de verdediging gevoerde verweren zijn gevoerd ten aanzien van de onderdelen van de tenlastelegging waarvoor verdachte is vrijgesproken behoeven deze naar het oordeel van het hof geen bespreking.
Overweging met betrekking tot het bewijs van in de zaak met parketnummer 05-121038-21 onder 1 primair tenlastegelegde
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van dit feit op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van dit feit vrijspraak bepleit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte de jacuzzi daadwerkelijk meegenomen heeft bij [bedrijfsnaam 11] . Ten aanzien van de goederen die verdachte heeft meegenomen bij [bedrijfsnaam 10] en [bedrijfsnaam 12] heeft de raadsvrouw benadrukt dat verdachte de goederen wel heeft meegenomen, maar slechts door omstandigheden niet tot betaling kon overgaan. Ook zit er een te lange tijd (drie maanden) tussen deze feiten waardoor niet aangenomen kan worden dat er sprake is van “een gewoonte of beroep maken van” het niet betalen van goederen.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof kan zich vinden in de navolgende overwegingen van de rechtbank. Het hof neemt die overwegingen hieronder (cursief weergegeven) op, sluit zich daarbij aan en zal de overwegingen waar nodig aanvullen. Waar ‘rechtbank’ staat, dient ‘hof’ te worden gelezen. Indien in de overwegingen van de rechtbank taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd
[aangever 6] is werkzaam bij [bedrijfsnaam 10] in [plaats 4] . Hij heeft verklaard dat er op 14 juli 2020 een man in de zaak kwam die zich voorstelde als [verdachte] , eigenaar van de firma [bedrijfsnaam 1] . [verdachte] kocht in de winkel bij collega’s van aangever op rekening goederen. Hij kocht voor een bedrag van € 1.925,06 een ventilator van SP design, dimmers, wandcontactdozen, tweelingsnoeren. inbouw spots, lamphouders en fittingen. De nota's moesten worden verstuurd naar [e-mail account 2] . [verdachte] heeft de goederen in de auto gedaan. [verdachte] vroeg ook een offerte voor een bedrag van € 15.549,00. Op 15 en 16 juli 2020 heeft [verdachte] gebeld of alle goederen van de eerste nota binnen waren. [verdachte] kwam op 17 juli 2020 weer in de winkel en wilde de resterende spotjes hebben van de eerste nota. Samen met een collega heeft aangever [verdachte] duidelijk gemaakt dat hij eerst de factuur moest betalen voordat hij de
resterende goederen mee zou krijgen. De nota is op verzoek van [verdachte] opnieuw uitgedraaid.
[verdachte] heeft die nota in de winkel laten liggen. [verdachte] zei dat hij een verkeerd e-mailadres had
opgegeven. Het moest zijn [e-mail account 3] . [verdachte] reed in een Peugeot Boxer met
[kenteken] . [verdachte] zei in [pleegplaats 5] een eigen bedrijf te beginnen met 27 man
personeel. [verdachte] heeft de nota niet betaald. Aangever heeft beelden van [verdachte] overhandigd.
[aangever 7] is eigenaar van [bedrijfsnaam 11] in [pleegplaats 5] . Hij heeft verklaard dat op 17 juli 2020 een man in zijn zaak kwam aan [adres 2] , die zich kenbaar maakte als [bedrijfsnaam 1] . Die avond heeft aangever telefonisch contact gehad met [verdachte] en is afgesproken dat [verdachte] € 4.719,00 zou betalen voor de jacuzzi. Overlegd werd dat het geld van
tevoren zou worden overgemaakt op de bankrekening van aangever. Aangever heeft een
factuur gestuurd naar het opgegeven e-mailadres: [e-mail account 3] . Aangever heeft
tegen [verdachte] gezegd dat hij een kopie van de overschrijving moest meenemen. Op 18 juli 2020
kwam een Peugeot met [kenteken] aan met daarin een man, die aangaf dat hij [verdachte]
was en dat hij aangever de vorige dag aan de telefoon had gehad. Hij zei dat hij de jacuzzi
betaald had en dat hij deze nu op kwam halen. De man stuurde via WhatsApp een overschrijvingsbewijs naar aangever. Aangever heeft de jacuzzi meegegeven. Vervolgens
bleek dat het geld niet was overgemaakt. Later kreeg aangever anoniem een kopie van een
rijbewijs van [verdachte] . Aangever herkende de man op dat rijbewijs als de man die opgaf [verdachte] te zijn.
[getuige 4] was op 17 juli 2020 aan het werk aan [adres 2] . Er kwam een
man in de showroom die zei dat hij namens een opdrachtgever op zoek was naar een jacuzzi. De man heeft een jacuzzi uitgezocht en wilde die meteen met zijn bus meenemen. [getuige 4] gaf aan dat hij geen heftruck kon besturen en de jacuzzi niet kon laden. Hij heeft tegen de man gezegd dat die de volgende dag maar moest terugkomen en heeft zijn nummer genoteerd. [getuige 4] heeft later via [aangever 7] de kopie van het rijbewijs van [verdachte] gezien. Getuige herkende in hem de man die de jacuzzi had uitgezocht.
[aangever 8] is werkzaam bij [bedrijfsnaam 12] . Hij verklaarde
dat zijn collega op 14 september 2020 werd gebeld door [verdachte] met [telefoonnummer 2]
die vroeg of het bedrijf al open was. Rond 8:45 uur ontving aangever een man
die zich voorstelde als [verdachte] en op zoek was naar opzet traptreden. De man
vertelde dat hij eigenaar was van [bedrijfsnaam 5] en dat hij 27 mensen in dienst had. Hij wilde 10 tafelbladen en 4 bouwpakketten bestellen voor ongeveer € 20.000,00. Op de
betaling zou [verdachte] later terug komen. Aangever stelde aan [verdachte] voor om 1 tafelpoot
en tafelblad mee te nemen om uit te proberen. [verdachte] ging akkoord. De waarde was €
1.268,20. [verdachte] wilde pinnen maar het apparaat gaf twee keer de melding “geen saldo.”
[verdachte] gaf aan dat hij dat vreemd vond en bood aan dat er foto werd gemaakt van zijn
rijbewijs en auto. Aangever heeft foto’s gemaakt van het rijbewijs en busje. [verdachte] heeft de tafelpoot en het blad meegenomen. De factuur zou per e-mail aan [verdachte] worden
toegestuurd en bij zijn thuiskomst worden betaald. Aangever kreeg een handgeschreven
briefje van [verdachte] waarop de volgende gegevens stonden: [e-mail account 1] , [bedrijfsnaam 1] , [adres 3] , [telefoonnummer 3] . De factuur is niet betaald en het opgegeven telefoonnummer werkt niet. Aangever heeft verklaard dat de persoon op het rijbewijs waarvan hij een foto maakte dezelfde persoon was als de persoon die dat rijbewijs gaf.
De rechtbank merkt op dat verdachte onder feit 1 primair flessentrekkerij bij [bedrijfsnaam 10]
, [bedrijfsnaam 11] en [bedrijfsnaam 12] tenlastegelegd wordt. Van
flessentrekkerij als bedoeld in artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien
de verdachte een beroep of gewoonte maakt van het kopen van goederen met het oogmerk
om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te
verzekeren. Volgens vaste jurisprudentie hoeft niet te worden vastgesteld dat het oogmerk
reeds heeft bestaan op het moment van het kopen. Uit het feit van het niet-betalen en de
erkenning van verdachte dat hij op verschillende tijdstippen goederen heeft gekocht, kan het
oogmerk worden afgeleid (HR 22 juli 1958, NJ 1959, 191). Anders dan de verdediging heeft
aangevoerd, is derhalve voor flessentrekkerij geen noodzakelijke voorwaarde dat bij
verdachte voorafgaand aan de koop reeds de bedoeling bestond om goederen onbetaald te
laten.
Verdachte heeft verklaard dat hij de afgenomen goederen bij [bedrijfsnaam 10] wilde
betalen maar daarmee door omstandigheden te laat was. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij de tafel bij de houthandel heeft meegenomen met de bedoeling die te betalen, maar dat dit niet ging omdat hij ziek werd.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet bij [bedrijfsnaam 11] is geweest. Uit dedoor het hof gebruikte
bewijsmiddelenblijkt
dat verdachte weldegelijk
bij [bedrijfsnaam 11] is geweest. Hij wordt door de aangever en een getuige aan de hand van de foto op zijn rijbewijs herkend als de persoon die zij in de zaak hebben gezien. Daarnaast wordt bij [bedrijfsnaam 11] de Peugeot met [kenteken] gezien, waarin verdachte zich een dag eerder bij [bedrijfsnaam 10] meldde. Dat verdachte de jacuzzi daadwerkelijk heeft meegenomen, blijkt uit de aangifte en wordt ondersteund door het gegeven dat verdachte een (vals) betalingsbewijs heeft gestuurd. De verzending van dat betalingsbewijs via WhatsApp laat zich moeilijk anders verklaren dan als middel om de aangever tot levering van de jacuzzi te bewegen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in een relatief korte periode van drie maanden tot drie
maal toe goederen heeft afgenomen waarvoor hij niet betaald heeft. Daarbij heeft hij de door [bedrijfsnaam 10] opnieuw uitgedraaide nota in de winkel achtergelaten, heeft hij aan [bedrijfsnaam 11] een betalingsbewijs laten zien dat kennelijk vals was en heeft hij, nadat
pinbetalingen niet lukten, door [bedrijfsnaam 12] een kopie van zijn
rijbewijs laten maken en aan deze partij contactgegevens verstrekt waarop hij niet kon
worden bereikt. Verdachte heeft zich in dat kader gepresenteerd als een professioneel
deelnemer aan het economisch verkeer, door zijn wederpartijen te melden dat hij werkzaam
was als (startend) aannemer of installateur. Daarbij heeft verdachte telkens geprobeerd
goederen direct mee te nemen en de betaling af te houden. De rechtbank concludeert daaruit dat verdachte van meet af aan het oogmerk had om niet of niet volledig te betalen.
Bovendien betreft het relatief grote aankopen, die door verdachte zijn gedaan terwijl hij grote schulden had en uit niets is gebleken dat hij enig reëel uitzicht heeft op het krijgen van de beschikking over voldoende financiële middelen om de afgenomen goederen te kunnen
betalen. Verdachte moet hebben geweten dat hij geen geld had om de goederen te betalen.
Dat blijkt ook uit zijn verklaring bij de politie, waaruit volgt dat hij de tafel eerst wilde
(door)verkopen en er dan voor wilde betalen. Dat verdachte ondanks een gebrek aan
financiële middelen goederen heeft afgenomen, ondersteunt naar het oordeel van de
rechtbank het voor flessentrekkerij vereiste oogmerk om niet te betalen.
Gelet op het bovenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij, zoals onder feit 1 primair onder parketnummer 05-121038-21 tenlastegelegd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 en 5 en in de zaak met parketnummer 05-121038-21 onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(in de zaak met parketnummer 05-191193-21)
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode juli 2020 tot en met juli 2021 te [pleegplaats 2] , (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van
een valse naam,een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende (rechts)personen en/of bedrijven heeft bewogen tot afgifte van enig goed/goederen, te weten:
- ( medewerker(s) van
/bij) (het) [bedrijfsnaam 2] tot de afgifte van één of meerdere pvc vloer(en) (in totaal ongeveer 320 vierkante meter) en
/of
- ( medewerker(s) van
/bij) [benadeelde 5] tot de afgifte van kledingstuk
(ken
), te weten één of meerdere shirt(s) en/of broeken en/of jeans en/of shorts en
/of
- (medewerker(s) van/bij) [bedrijfsnaam 3] tot de afgifte van (een groot aantal) diverse soorten alcoholische drank(en) en/of (fris)drank(en) en/of gebak en/of slijterijartikelen en/of
- [benadeelde 6] , tot de afgifte van (een groot aantal) dakpanplaten en
/of
- [benadeelde 7] (althans (een) medewerker(s)), tot de afgifte van één of meerdere (werk-/bedrijfsgerelateerde) goederen en/of kledingstuk(ken), te weten (een groot aantal) pennen met opdruk en/of briefpapier en/of schrijfblok(ken) (voor werkbonnen) en/of visitekaartjes en/of (een) sjaal(s) en/of (een)muts en/of t-shirt(s) en/of poloshirt(s) en/of polosweater(s) en/of parka(?s) en/of
- ( medewerker(s) van
/bij) [bedrijfsnaam 4] tot de afgifte van één of meerdere (paar/paren) laarzen en
/ofschoenen en
/of schoen-/inlegzolen en
/ofsokken en
/ofeen bodywarmer
en/of
- [benadeelde 8] , tot de afgifte van één of meerdere tegel(s) (in totaal ongeveer 30 vierkante meter) en/of klemmetjes,
door:
- aan te geven en/of te doen voorkomen dat hij, verdachte, in de bouw werkt en/of
- ( vervolgens) gebruik te maken van één of meer valse (bedrijfs)namen, te weten [bedrijfsnaam 1] en/of [bedrijfsnaam 5] en/of [bedrijfsnaam 16] en/of [bedrijfsnaam 6] en/of [bedrijfsnaam 7] en/of
- gebruik te maken van (een) (vals(e)) (bedrijfs)adres(sen) waarop hij, verdachte, en/of zijn (voornoemde) bedrijf/bedrijven niet op stond(en) ingeschreven en/of
- gebruik te maken van een (vals en/of niet bestaand) BTW-nummer en/of een (vals en/of niet bestaand) KvK-nummer en/of
- gebruik te maken van [e-mail account 1] en/of
- ( daarbij) zich voor te doen als betrouwbare/bonafide koper/afnemer en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde (rechts)personen en/of bedrijven dat hij, verdachte, de goederen en/of diensten daadwerkelijk zou betalen en/of (al) heeft betaald en/of
- goederen op
/afte halen en/of mee te nemen
en/of gebruik te maken van diensten van/bij voornoemde (rechts)personen en/of bedrijven en/of daarbij (telkens) toe te zeggen dat hij, verdachte, al heeft betaald en/of dat de betaling langer duurt en/of toe te zeggen dat hij, verdachte, (alsnog) zal betalen, terwijl hij, verdachte (telkens) niet betaalt;
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode maart 2021 tot en met mei 2021 te [pleegplaats 4] , (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende (rechts)personen en/of bedrijven heeft bewogen tot afgifte van enig goed/goederen, te weten:
- [benadeelde 9] , tot de afgifte van de verzorging van een catering (voor 30 personen), inhoudende diverse gerechten en
/ofdiverse cateringgoederen, bestaande uit chafing dishes (roestvrijstalen bakken waar heet water in kan) en
/ofschalen en
/ofgastronoombakken (roestvrijstalen bakken waar eten in kan) en
/of(stapel)kratten en
/of
- ( medewerker(s) van
/bij) [benadeelde 10] , tot de afgifte van (een groot aantal) (bouw)machines en
/ofgereedschap althans één of meerdere goederen, door:
- aan te geven en/of te doen voorkomen dat hij, verdachte, in de bouw werkt en/of
- goederen
op/af te halen en/ofmee te nemen
en/of gebruik te maken van diensten van/bij voornoemde (rechts)personen en/of bedrijven en/of daarbij (telkens) toe te zeggen dat hij, verdachte, al heeft betaald en/of dat de betaling langer duurt en/of toe te zeggen dat hij, verdachte, (alsnog) zal betalen, terwijl hij, verdachte (telkens) niet betaalt en/of goederen terugbrengt;
(in de gevoegde zaak met parketnummer 05-121038-21)
1. primair.
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2020 tot en met 30 september 2020 op na te noemen plaatsen, in elk geval in Nederland, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich
en/of (een) ander(en)de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte, telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen - op tijd en plaats daarbij vermeld - gekocht, te weten:
- een Electric Dimmer, een inbouw wandcontactdoos, een tweelingsnoer, een ventilator van het merk S+P Design, inbouwspots, een Interlight IL-F90RIPM RVS IP65 inclusief GU-10 en een GU 10 fitting, in elk geval enig goed, in de periode van 14 juli 2020 tot en met 17 juli 2020 te [pleegplaats 5] bij [bedrijfsnaam 10] . en
/of
- een jacuzzi, in de periode van 17 juli 2020 tot en met 18 juli 2020 te [pleegplaats 5] bij [bedrijfsnaam 11] en
/of
- een tafelpoot en een tafelblad, in de periode van 14 september 2020 tot en met 30 september 2020 te [pleegplaats 6] bij [bedrijfsnaam 12] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 en 5 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 05-121038-21 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte ter zake de door haar bewezen geachte feiten conform de rechtbank te veroordelen tot een gevangenisstraf van dertig maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan schuldhulpverlening. De advocaat-generaal heeft daarbij opgemerkt dat de verdachte zowel onder bedrijven als onder particulieren slachtoffers heeft gemaakt en dat er meer slachtoffers lijken te zijn dan de degenen die nu aan de orde zijn geweest, gelet op het feit dat bij een zoekslag op het internet meteen duidelijk wordt dat hij bekend staat als oplichter.
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte zich gedurende zijn detentie langzamerhand is gaan openstellen voor hulpverlening. Hij heeft inzicht gegeven in zijn problematieken en is bij [instelling] aan een behandeling gericht op traumabehandeling begonnen. Daarnaast is een begin gemaakt met de aanpak van verdachtes schulden, stemt verdachte in met begeleid wonen na afloop van zijn detentie en hebben kennissen verklaard dat hij bij hen mag verblijven tot er huisvesting voor hem geregeld is. De raadsvrouw heeft er verder op gewezen dat – zelfs wanneer verdachtes recidive in aanmerking wordt genomen – de gevangenisstraf van dertig maanden zoals opgelegd door de rechtbank erg fors is wanneer men de LOVS-richtlijnen aanhoudt. Zij heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal zes maanden.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – dat verdachte zich gedurende meer dan een jaar meermalen schuldig heeft gemaakt aan oplichting en flessentrekkerij. Hij heeft op brutale wijze goederen afhandig gemaakt van bedrijven en heeft door zijn manier van handelen financiële schade veroorzaakt. Het gaat hierbij om aanzienlijke bedragen. Verdachte heeft zich daarbij ten koste van anderen verrijkt. Dergelijke delicten tasten in ernstige mate het vertrouwen aan dat personen jegens elkaar in het handelsverkeer moeten kunnen hebben. Het handelsverkeer tussen ondernemers en hun klanten en tussen ondernemers onderling kan in beginsel immers alleen functioneren als beide partijen zich te goeder trouw gedragen en zich houden aan afspraken. Het hof rekent dit verdachte aan.
Het hof houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die beschreven zijn in het reclasseringsadvies van 13 juli 2022 en zoals die ter terechtzitting zijn besproken. In het reclasseringsrapport heeft de reclassering een meldplicht bij de reclassering en het meewerken aan diagnostiek en eventueel daaruit volgende ambulante behandeling geadviseerd. Ook is geadviseerd als bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen dat hij in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang verblijft en dat hij meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Verdachte heeft verklaard dat hij hulp krijgt van [instelling] en dat de hulpverleners van [instelling] weten wat er moet gebeuren. Verdachte is bereid de hulp van [instelling] te (blijven) aanvaarden en is bereid aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden mee te werken.
Daarnaast heeft het hof bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte vaker, en ook onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten waaruit naar het oordeel van het hof ook blijkt dat het risico van herhaling groot is als verdachte voor eventueel aanwezige persoonlijkheidsproblematiek niet behandeld wordt en verdachte geen hulp krijgt bij het overkomen van zijn financiële problemen.
Gezien het bovenstaande acht het hof het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Ook acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna aan te geven duur aangewezen, met een proeftijd van drie jaren, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf zal het hof de voorwaarden verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd in het reclasseringsrapport van 13 juli 2022.
Alles overwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden, passend en geboden. Door de vrijspraken ten aanzien van de feiten 1 en 4 en de deelvrijspraken onder feit 2 onder parketnummer 05-191193-21 valt deze straf lager uit dan de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal geëiste straf.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.279,75. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.641,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.391,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.706,71. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.206,71. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.820,35 voor geleden materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering in zijn geheel toe te wijzen, conform de rechtbank.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering voor de geleden materiële schade. Subsidiair heeft de raadsvrouw de niet-ontvankelijkverklaring van de vordering bepleit, omdat de vordering niet met stukken onderbouwd is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die voldoende onderbouwde schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 903,65. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 883,65. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering conform de rechtbank toe te wijzen tot het bedrag van € 883,65.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering voor de geleden materiële schade. Subsidiair heeft de raadsvrouw de niet-ontvankelijkverklaring van de vordering bepleit, omdat niet blijkt dat de indiener van het schadeverzoek bevoegd is om namens de rechtspersoon een vordering in te dienen.
Nu het hof tot een bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 tenlastegelegde komt en het hof – onder meer gelet op de overeenkomst tussen de naam van de indiener van het schadeverzoek en de rechtspersoon [benadeelde 5] – niet twijfelt aan de bevoegdheid van de indiener van het schadeverzoek om de genoemde rechtspersoon te vertegenwoordigen, acht het hof de benadeelde partij ontvankelijk in de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.100,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering conform de rechtbank toe te wijzen tot het bedrag van € 1000,00.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering voor de geleden materiële schade. Subsidiair heeft de raadsvrouw de niet-ontvankelijkverklaring van de vordering bepleit, omdat niet blijkt dat de indiener van het schadeverzoek bevoegd is om namens de rechtspersoon een vordering in te dienen.
Het hof kan zich vinden in de overwegingen van de rechtbank over de hoogte van het schadebedrag, die hieronder cursief worden weergegeven:
De rechtbank merkt op dat deze schade op grond van de bewijsmiddelen geschat kan worden. Ten laste van de verdachte is oplichting bewezen verklaard waarbij hij een catering heeft afgenomen voor 30 personen, die hij nooit heeft betaald, en dat hij daarvoor diverse chafing dishes en gastronoombakken heeft meegekregen. Naar het oordeel van de rechtbank ligt de vordering voor toewijzing gereed. Een bedrag van € 600,00 voor een catering van 30 man komt de rechtbank niet onredelijk voor. Het bedrag van € 500,00 voor de diverse schalen en bakken die de benadeelde partij nooit heeft teruggekregen zal worden gematigd tot € 400,00, zijnde het laagste van de twee bedragen die de benadeelde partij in zijn aangifte heeft genoemd.
De aangifte is gedaan door [aangever 5] , eigenaar van [benadeelde 9] . Gelet op het voorgaande is er geen reden om te twijfelen of aangever gemachtigd was tot het doen van aangifte en het indienen van een vordering tot schadevergoeding.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.483,17. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering conform de rechtbank toe te wijzen tot het bedrag van € 6.483,17.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering voor de geleden materiële schade. Subsidiair heeft de raadsvrouw de niet-ontvankelijkverklaring van de vordering bepleit, omdat niet blijkt dat de indiener van het schadeverzoek bevoegd is om namens de rechtspersoon een vordering in te dienen.
Nu het hof tot een bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 5 tenlastegelegde komt en het hof – nu door de verdediging niet is gesteld dat of onderbouwd waarom de indiener van het schadeverzoek niet vertegenwoordigingsbevoegd zou zijn – niet twijfelt aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de indiener van het schadeverzoek, acht het hof de benadeelde partij ontvankelijk in de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 326 en 326a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 3 en in de zaak met parketnummer 05-121038-21 onder 3 en 4 tenlastegelegde.
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-121038-21 onder 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 en 5 en in de zaak met parketnummer 05-121038-21 onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 en 5 en in de zaak met parketnummer 05-121038-21 onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt de volgende bijzondere voorwaarden:

- Veroordeelde meldt zich binnen vijf kantoordagen na arrest bij [reclassering] , of meldt zich eveneens binnen vijf kantoordagen, telefonisch op [telefoonnummer 4] . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- Veroordeelde laat zich diagnosticeren en ambulant behandelen door [instelling] , of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- Veroordeelde zal gedurende de volledige proeftijd verblijven in een instelling voor begeleid wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vorderingen benadeelde partijen

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 8] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.820,35 (drieduizend achthonderdtwintig euro en vijfendertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.820,35 (drieduizend achthonderdtwintig euro en vijfendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 48 (achtenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 24 februari 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 883,65 (achthonderddrieëntachtig euro en vijfenzestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 883,65 (achthonderddrieëntachtig euro en vijfenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 juni 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 8 mei 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.483,17 (zesduizend vierhonderddrieëntachtig euro en zeventien cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-191193-21 onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.483,17 (zesduizend vierhonderddrieëntachtig euro en zeventien cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 67 (zevenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 maart 2021.
Aldus gewezen door
mr. J. Corthals, voorzitter,
en mr. F.A.M. Bakker en mr. C.H. Zuur, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.P. Keuker, griffier,
en op 5 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.