ECLI:NL:GHARL:2023:4647

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
200.322.845
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van minderjarige kinderen bij grootouder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders, de moeder en de vader, hebben samen het gezag over de kinderen en zijn in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De kinderrechter had eerder de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een pleeggezin verleend, maar de gecertificeerde instelling (GI) heeft haar verzoek gewijzigd en verzocht om de kinderen bij hun oma te plaatsen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 april 2023 is gebleken dat de GI, die sinds twee maanden betrokken is bij de jeugdbescherming van de kinderen, van mening is dat een uithuisplaatsing in een accommodatie voor jeugdhulp niet meer passend is. De GI heeft aangegeven dat de uithuisplaatsing bij de oma nog wel noodzakelijk is. Het hof heeft vastgesteld dat er een goede samenwerking is ontstaan tussen de GI, de ouders en de oma, en dat er positieve veranderingen zijn opgetreden in de situatie van de kinderen.

Het hof heeft het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma te verlengen toegewezen, omdat is voldaan aan de wettelijke gronden. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot het einde van de ondertoezichtstelling, tot 31 augustus 2023. Het hof heeft de GI en de ouders geprezen voor hun open houding en samenwerking, en heeft benadrukt dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, maar dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor hun welzijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.322.845/01 en 200.322.845/02 en 200.325.503
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 543422)
beschikking van 1 juni 2023
inzake

1.[verzoekster1] ,

verder te noemen: de moeder,
2.
[verzoeker],
verder te noemen: de vader,
beide wonende te [woonplaats1] ,
samen te noemen: de ouders,
verzoekers in hoger beroep in de zaak met nummers 200.322.485/01 en 200.322.485/02,
belanghebbenden in de zaak met nummer 200.325.503
advocaat: mr. drs. F.R.G. Drenth te Baarn,
en
[verzoekster2],
verder te noemen: de oma,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep met nummer 200.325.503,
belanghebbende in de zaak met nummers 200.322.485/01 en 200.322.485/02,
advocaat: mr. A.W. Boer te Zeist,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerder in hoger beroep in de zaken met nummers 200.322.485/01, 200.322.485/02 en 200.325.503,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van (de kinderrechter in) de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 19 augustus 2022, 13 september 2022 en 19 december 2022, uitgesproken onder zaaknummer 543422. De laatstgenoemde beschikking wordt verder ook genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

200.322.485/01 en 200.322.485/02
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op 8 februari 2023;
  • het verweerschrift van de GI met producties; en
  • een journaalbericht van mr. Drenth van 17 april 2023 met producties.
200.325.503
2.2
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift van de oma met producties, ingekomen op 13 maart 2023.
2.3
Op 24 april 2023 heeft de hierna nader te noemen [de minderjarige1] met één van de raadsheren van het hof gesproken.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 28 april 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
  • de ouders met hun advocaat;
  • de oma met haar advocaat; en
  • een vertegenwoordiger van de GI.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van twee nog minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2011 te [plaats1] ; en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 te [woonplaats1] .
De ouders oefenen samen het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 31 augustus 2021 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar, welke termijn laatstelijk is verlengd bij beschikking van 13 september 2022 tot 31 augustus 2023. De kinderrechter heeft bij de beschikking van 31 augustus 2021 ook aan de GI een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een voorziening voor pleegzorg tot 31 augustus 2022.
3.3
Bij beschikking van 19 augustus 2022 heeft de kinderrechter op verzoek van de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (bij de oma) verlengd voor de duur van drie weken, tot uiterlijk 21 september 2022 en de beslissing voor het overige aangehouden.
3.4
Bij beschikking van 13 september 2022 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een pleeggezin (bij de oma) verlengd met ingang van 21 september 2022, voor de duur van drie maanden, te weten tot uiterlijk 21 december 2022, en de beslissing voor het overige aangehouden.
3.5
Op 30 november 2022 heeft de GI haar verzoek gewijzigd in die zin dat zij de kinderrechter heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlenen, in plaats van bij de oma.
3.6
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
  • de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] gedurende dag en nacht voor verblijf bij de oma verlengd totdat er plaats is voor hen in een gezinshuis, en
  • een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De omvang van het geschil

4.1
De ouders zijn met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De ouders verzoeken het hof:
bij wijze van incidenteel verzoek:
I. de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen voor de duur van het geding in hoger beroep, en
in de hoofdzaak:
II. primair: de bestreden beschikking te vernietigen, en opnieuw beschikkende, de verzoeken van de GI alsnog af te wijzen;
III. subsidiair: de bestreden beschikking te vernietigen voor zover de rechtbank een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling heeft afgegeven;
IV. uiterst subsidiair: een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.2
De GI voert verweer en zij vraagt het hof zowel in het verzoek tot schorsing als in de hoofdzaak de ouders niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de verzoeken af te wijzen.
4.3
De oma is met één grief in hoger beroep gekomen. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover daarin een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling is verleend.

5.De motivering van de beslissing

Incidenteel verzoek tot schorsing
5.1
De ouders hebben verzocht de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen voor de duur van de procedure in hoger beroep. Omdat het hof nu een eindbeschikking zal geven in de hoofdzaak, hebben de ouders niet langer belang bij schorsing, zodat wat zij hierover naar voren hebben gebracht niet hoeft te worden besproken. Het hof zal het incidentele verzoek afwijzen.
In de hoofdzaak: verlenging machtiging uithuisplaatsing
5.2
Op grond van artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling, de raad of het openbaar ministerie de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vertegenwoordiger van de GI verteld dat zij sinds twee maanden betrokken is als jeugdbeschermer van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Er hebben sindsdien gesprekken plaatsgevonden tussen de GI, de ouders en de oma, die geleid hebben tot een positieve verandering. De GI heeft met de ouders en de oma besproken dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, zoals over [de minderjarige1] die al bijna een jaar niet naar school gaat. Niettemin vindt zij een uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder niet meer passend. De uithuisplaatsing van de kinderen bij de oma is volgens de GI nog wel nodig. Om die reden heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek gewijzigd in die zin dat zij alleen haar oorspronkelijke verzoek (de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma voor de duur van de ondertoezichtstelling) - zoals zij dat bij de kinderrechter in de rechtbank heeft gedaan - handhaaft. De ouders en de oma zijn het hiermee eens.
5.4
Het hof zal het - gewijzigde - verzoek van de GI toewijzen. Uit hetgeen door de ouders, de oma en de GI tijdens de mondelinge behandeling is verteld, blijkt dat in de afgelopen twee maanden een goede samenwerking tussen de GI, de ouders en de oma tot stand is gekomen. De oma heeft verteld dat zij de GI belt voor advies als zij nu bij de opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ergens tegenaan loopt. De ouders hebben verteld dat zij graag hulp willen en daarvoor openstaan. De GI heeft vertrouwen in de ouders en de oma, ook al zijn er ook nog heel veel zorgen.
In deze situatie vindt het hof - net als de GI, de ouders en de oma - dat de machtiging tot uithuisplaatsing voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de oma verlengd moet worden, omdat is voldaan aan de wettelijke gronden van artikel 1:265b, lid 1, BW. Door deze verlenging loopt de machtiging tot uithuisplaatsing nu tot het einde van de ondertoezichtstelling, dus tot 31 augustus 2023. Het hof gaat ervan uit dat de GI zich, samen met de ouders en de oma, in de komende tijd zal inspannen voor de inzet van [naam1] voor [de minderjarige1] en hulp bij de oma thuis. Ook zal door de GI worden onderzocht welke hulp [de minderjarige2] nodig heeft en op welke manier één of beide kinderen weer bij de ouders thuis kunnen wonen.
Het hof complimenteert de GI voor de doortastende manier waarop zij in de afgelopen twee maanden de samenwerking met de ouders en de oma heeft gezocht en de stappen die zij al heeft gezet voor de inzet van hulp. Het hof complimenteert daarnaast de ouders en de oma voor de open houding die zij hebben aangenomen tegenover de GI, waardoor goede gesprekken hebben kunnen plaatsvinden en de samenwerking op gang is gekomen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
in zaaknummer 200.322.485/02
wijst het verzoek tot schorsing van de moeder en de vader af;
in zaaknummers 200.322.485/01 en 200.325.503
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 19 december 2022, voor zover het de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder betreft;
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 19 december 2022, voor zover het de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] gedurende dag en nacht voor verblijf bij oma tot 31 augustus 2023 betreft.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, J.B. de Groot en M.H.F. van Vugt, bijgestaan door mr. I.M. Redert als griffier, en is op 1 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.