ECLI:NL:GHARL:2023:4589

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
200.318.003/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind ten behoeve van rechthebbende na positieve ontwikkeling en financiële stabiliteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind van de rechthebbende. De rechthebbende, geboren in 1972 in Marokko en met de Nederlandse nationaliteit, had eerder een bewind ingesteld gekregen door de kantonrechter vanwege zijn geestelijke of lichamelijke toestand. Dit bewind was ingesteld op 23 januari 2018. De rechthebbende verzocht op 3 maart 2022 om opheffing van het bewind, wat door de kantonrechter op 20 juli 2022 werd afgewezen. De rechthebbende ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat het bewind niet langer noodzakelijk was omdat hij in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 mei 2023 heeft de rechthebbende stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij geschikt is voor de functie van taxichauffeur. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende in de periode van 11 december 2020 tot 29 november 2022 een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt op het gebied van mentale belastbaarheid, zelfstandigheid en initiatief nemen. Het hof oordeelde dat de redenen voor de onderbewindstelling niet meer aanwezig waren, aangezien de rechthebbende zijn schulden had afgelost en nu een baan had als taxichauffeur.

Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd voor wat betreft de opheffing van het bewind en heeft het verzoek van de rechthebbende toegewezen, met ingang van 8 juni 2023. De beschikking is gegeven door de rechters L. van Dijk, M.P. den Hollander en J.G. Knot, en is op 25 mei 2023 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.318.003/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9724972)
beschikking van 25 mei 2023
inzake
[verzoeker](de rechthebbende),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. H.K. Jap-A-Joe te Utrecht.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de bewindvoerder] B.V.(de bewindvoerder),
kantoorhoudende in [vestigingsplaats1] ,
[de dochter](de dochter),
wonende te [woonplaats2] ,
[de zoon](de zoon),
wonende te [woonplaats1] ,
[naam1] ,handelend onder de naam
[naam2](de voormalige bewindvoerder),
kantoorhoudende te [vestigingsplaats1] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 20 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 20 oktober 2022;
- een journaalbericht namens de rechthebbende van 1 december 2022 met bijlage(n);
- een brief van de bewindvoerder van 14 december 2022 met bijlage(n);
- een brief van de bewindvoerder van 13 maart 2023;
- een brief van de voormalige bewindvoerder van 28 april 2023 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 mei 2023 plaatsgevonden. De rechthebbende is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat.
2.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechthebbende met toestemming van het hof stukken overgelegd, te weten een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) van
28 februari 2022 voor het verkrijgen van een chauffeurskaart, een geneeskundige verklaring van 3 maart 2022 van een BIG-geregistreerde bedrijfsarts omtrent de medische geschiktheid van de rechthebbende voor de taxibranche en een brief van 29 november 2022 met de evaluatie van het re-integratie traject van de rechthebbende bij de [naam3] .

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1972 in [plaats1] , Marokko. Hij heeft de Nederlandse nationaliteit.
3.2
De kantonrechter heeft bij beschikking van 23 januari 2018 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan de rechthebbende een bewind in de zin van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ingesteld wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand met benoeming van de voormalige bewindvoerder tot bewindvoerder.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 3 maart 2022, heeft de rechthebbende verzocht om opheffing van het bewind.
3.4
Bij e-mailbericht van 14 juli 2022 heeft de voormalige bewindvoerder de rechtbank verzocht om hem als bewindvoerder van de rechthebbende te ontslaan.
3.5
Op 18 juli 2022 heeft de bewindvoerder zich bereid verklaard om tot opvolgend bewindvoerder van de rechthebbende te worden benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter (naar het hof begrijpt:) het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind afgewezen. De kantonrechter heeft de voormalige bewindvoerder met ingang van de datum van de beschikking ontslagen en de bewindvoerder met ingang van diezelfde datum tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
4.2
De rechthebbende is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De rechthebbende verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, zoals ter zitting nader toegelicht, het verzoek tot opheffing van het bewind alsnog toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:449, tweede lid, BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid, BW dan wel ambtshalve.
5.2
De rechthebbende stelt dat het bewind niet langer noodzakelijk is, omdat hij in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen. De onderbewindstelling heeft vijf en een half jaar geduurd en er bestaat geen grond (meer) voor een onderbewindstelling. De rechthebbende herkent zich niet in de grond waarop het bewind destijds is ingesteld. Hij is namelijk niet lichamelijk of geestelijk ziek verklaard door een dokter. De rechthebbende heeft weliswaar zelf het initiatief genomen tot de onderbewindstelling, maar hij was onvoldoende ingelicht over de gevolgen van een onderbewindstelling. De rechthebbende had destijds schulden en dat was de reden dat hij hulp heeft willen inschakelen om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Voorts merkt de rechthebbende op dat het aangaan van een zelfstandigheidstraject, zoals is besproken tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter, voor hem geen toegevoegde waarde zal hebben.
De bewindvoerder heeft bij brief van 14 december 2022 aangegeven geen uitspraak te kunnen doen over de vraag of de rechthebbende in staat is om zijn eigen financiële belangen naar behoren te behartigen, omdat de rechthebbende als gevolg van het bewind vol met frustraties zit waardoor de communicatie tussen de bewindvoerder en de rechthebbende moeizaam verloopt.
De voormalige bewindvoerder heeft bij brief van 28 april 2023 aangegeven dat de rechthebbende niet in staat is om zijn eigen financiën te beheren en dat hij zijn emoties niet altijd in de hand heeft en de consequenties van zijn keuzes niet overziet. Naar de mening van de voormalige bewindvoerder moet de maatschappij worden beschermd tegen de rechthebbende zodat het ontstaan van nieuwe schulden wordt voorkomen.
5.3
Het hof is van oordeel dat het bewind ten behoeve van de rechthebbende kan worden opgeheven. Ter zitting heeft de rechthebbende stukken overgelegd waaruit blijkt dat de rechthebbende geschikt is voor de functie van taxichauffeur. Zo blijkt uit deze stukken dat de rechthebbende een VOG heeft verkregen voor de taxibranche en medisch geschikt is verklaard voor het uitoefenen van de functie van taxichauffeur voor vijf jaar. Uit de overgelegde stukken volgt voorts dat de rechthebbende in de periode van 11 december 2020 tot 29 november 2022 een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt op het gebied van mentale belastbaarheid, zelfstandigheid en initiatief nemen. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de grond waarop de onderbewindstelling ten behoeve van de rechthebbende is ingesteld, namelijk het als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet meer in staat zijn ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, niet meer aanwezig is. Het hof acht het voldoende aannemelijk dat de rechthebbende inmiddels weer in staat is om zijn eigen vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Het hof neemt verder bij zijn beslissing in aanmerking dat alle schulden zijn afgelost of gesaneerd en dat de financiën van de rechthebbende inmiddels op orde zijn. Daar komt bij dat tijdens de zitting in hoger beroep naar voren is gekomen dat de rechthebbende nu een baan heeft als taxichauffeur bij Taxibedrijf [naam4] waar hij zes dagen in de week vaste ritten rijdt. De rechthebbende ontvangt derhalve iedere maand salaris en kan daardoor aan zijn financiële verplichtingen voldoen. Al met al is het hof van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat de noodzaak van het bewind ten behoeve van de rechthebbende niet meer bestaat. Het verzoek van de rechthebbende om het bewind op te heffen zal dan ook in lijn met de Aanbevelingen meerderjarigenbewind (G6) met ingang van twee weken na de datum van deze beschikking worden toegewezen. De reden daarvan is dat het ook in het belang van de rechthebbende is dat het bewind goed kan worden afgerond en overgedragen. Het hof beslist als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 20 juli 2022, voor wat betreft de periode vanaf 8 juni 2023 en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de rechthebbende in zoverre toe dat het bewind over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de rechthebbende wordt opgeheven, met ingang van 8 juni 2023;
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 20 juli 2022, voor het overige;
bepaalt dat de griffier van het hof een afschrift van deze beschikking toezendt aan de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, in verband met aantekening in het centraal curatele- en bewindregister;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, M.P. den Hollander en J.G. Knot, bijgestaan door mr. L. Kiemel als griffier, en is op 25 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.