In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 26 augustus 2022 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, had hoger beroep ingesteld tegen een sanctie van € 250,- die aan hem was opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De gedraging vond plaats op 8 mei 2021 om 13.31 uur op de Gasthuisstraat in Barneveld. De ambtenaar van de Mobiele Eenheid, die de betrokkene observeerde, verklaarde dat er geen reële mogelijkheid was voor een staandehouding vanwege de inzet voor ordehandhaving tijdens een demonstratie. Het hof oordeelt dat de sanctie terecht aan de kentekenhouder is opgelegd, omdat er geen mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. De gemachtigde van de betrokkene betwist de sanctie, maar het hof vindt de verklaring van de ambtenaren voldoende om de gedraging vast te stellen. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.