ECLI:NL:GHARL:2023:4556

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
Wahv 200.318.466/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. De Witt
  • mr. Koldenhof-ten Kate
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) betreffende sanctie voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens een demonstratie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 26 augustus 2022 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, had hoger beroep ingesteld tegen een sanctie van € 250,- die aan hem was opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De gedraging vond plaats op 8 mei 2021 om 13.31 uur op de Gasthuisstraat in Barneveld. De ambtenaar van de Mobiele Eenheid, die de betrokkene observeerde, verklaarde dat er geen reële mogelijkheid was voor een staandehouding vanwege de inzet voor ordehandhaving tijdens een demonstratie. Het hof oordeelt dat de sanctie terecht aan de kentekenhouder is opgelegd, omdat er geen mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden. De gemachtigde van de betrokkene betwist de sanctie, maar het hof vindt de verklaring van de ambtenaren voldoende om de gedraging vast te stellen. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.318.466/01
CJIB-nummer
: 241088742
Uitspraak d.d.
: 30 mei 2023
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 26 augustus 2022, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 250,- voor: “als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden”. Deze gedraging zou zijn verricht op 8 mei 2021 om 13.31 uur op de Gasthuisstraat in Barneveld met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene stelt dat de sanctie ten onrechte aan de kentekenhouder is opgelegd. De reden die de ambtenaar geeft voor het afzien van een staandehouding kan niet tot de conclusie leiden dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan.
3. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik, verbalisant, was werkzaam voor de ME (het hof begrijpt: Mobiele Eenheid) in Barneveld. Ik was in de functie van ME-chauffeur. Ik zag een zwarte Camaro uit tegengestelde richting komen. Ik zag dat de man welke bestuurder was van genoemd voertuig een mobiel apparaat in zijn hand hield terwijl hij een voertuig bestuurde dat langs de stoet reed. (…)
Reden geen staandehouding: Tijdens ME-inzet reed voertuig voorbij met daarin een manspersoon welke een mobiel apparaat in zijn hand hield terwijl hij een voertuig bestuurde. Door de druk kon de bestuurder niet staande gehouden worden.”
4. Verder bevat het dossier een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2021. Hierin verklaren de ambtenaren:
“Op 8 mei 2021 omstreeks 13.31 uur waren wij verbalisanten (…) belast met een ME-inzet in Barneveld. Wij reden in een opvallende ME-bus en waren gekleed in het bekende ME-tenue. Ik verbalisant (…) was bestuurder van de ME-bus en verbalisant (…) zag achterin de ME-bus als groepslid.
Verbalisant (…) was bestuurder van een andere ME-bus welke voor verbalisant (…) reed in de begeleiding van de demonstratie.
Op vorengenoemde data vond er in Barneveld een demonstratie plaats tegen de Corona-maatregelen. Hierbij had een harde confrontatie plaatsgevonden tussen de ME en de demonstranten. De demonstranten mochten niet het centrum van Barneveld betreden. Echter na de confrontatie was hen dat wel gelukt. Om de groep demonstranten te begeleiden reden wij over de Gasthuisstraat in Barneveld. Daar kwam ons uit tegengestelde richting een zwarte Chevrolet Camaro voorzien van het kenteken [kenteken] tegemoet rijden. Wij verbalisanten (…) zagen beiden dat de mannelijke bestuurder van dit voertuig een mobiele telefoon in zijn hand hield om kennelijk de demonstratie te filmen.
Omdat wij midden in de begeleiding van de demonstratie zaten, welke zeer onrustig verliep, hebben wij het voertuig niet staande kunnen houden.
Later sprak ik (…), verbalisant (…). Verbalisant (…) gaf aan dat hij ook de bestuurder van de zwarte Chevrolet Camaro gezien had terwijl hij een mobiele telefoon in zijn hand hield.”
5. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
6. Uit de in het zaakoverzicht weergegeven en voornoemd proces-verbaal opgenomen verklaringen van de ambtenaren volgt dat geen staandehouding heeft plaatsgevonden, omdat de ambtenaren als leden van de Mobiele Eenheid waren belast met de handhaving van de openbare orde. Het is het hof ambtshalve bekend dat een lid van de Mobiele Eenheid wordt ingezet voor een specifieke taak en onder commando staat van een leidinggevende. Het is uit de aard van de inzet - in casu het begeleiden van een zeer onrustige demonstratie - niet wenselijk en toegestaan om zich te onttrekken aan het peloton of de groep. Dat maakt het niet onmogelijk om waarnemingen te doen zoals de onderhavige, maar de inzet en de gegeven verklaringen vormen voldoende grond voor de conclusie dat er geen reële mogelijkheid was om de bestuurder staande te houden voor een verkeersovertreding. De sanctie is derhalve terecht met toepassing van het bepaalde in artikel 5 van de Wahv aan de kentekenhouder opgelegd (vgl. het niet-gepubliceerde arrest van het hof van
26 januari 2023 met Wahv-nummer 200.301.554/01 waarin de gemachtigde eveneens optrad). De grond van de gemachtigde betreffende het opleggen van de sanctie aan de kentekenhouder treft dan ook geen doel.
7. De gemachtigde stelt verder dat de betrokkene de gedraging ontkent. De ambtenaar verklaart aanvankelijk niet dat sprake is van een mobiel elektronisch apparaat, maar slechts van een mobiel apparaat. In een aanvullende verklaring stelt de ambtenaar ineens dat sprake zou zijn geweest van een mobiele telefoon zonder dat hij uitlegt hoe hij het eerst nog als mobiel apparaat aangeduide voorwerp als telefoon heeft herkend. De verklaring van de ambtenaar kan de vaststelling van de gedraging derhalve niet rechtvaardigen.
8. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde naar voren heeft gebracht geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de ambtenaren zoals opgenomen in voormeld proces-verbaal van bevindingen. Uit die verklaring volgt dat de ambtenaren hebben waargenomen dat de betrokkene als bestuurder van het desbetreffende voertuig een mobiele telefoon in zijn hand hield. Daartegenover stelt de gemachtigde slechts dat de ambtenaren niet hebben uitgelegd hoe zij het eerst als mobiel apparaat aangeduide voorwerp als telefoon hebben herkend. Deze aangevoerde grond komt in feite neer op de enkele ontkenning van de gedraging. Die ontkenning is naar het oordeel van het hof onvoldoende om te twijfelen aan de verklaring van de ambtenaren. De in het proces-verbaal opgenomen verklaring biedt voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. De grond betreffende de ontkenning van de gedraging slaagt derhalve evenmin.
9. Het hof zal, gelet op het voorgaande, de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
10. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Koldenhof-ten Kate als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.