ECLI:NL:GHARL:2023:4419

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
21-003298-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling of een hond als gevaarlijk kan worden aangemerkt op basis van artikel 425 Sr

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van onvoldoende zorg voor een hond die betrokken was bij een bijtincident. De vraag die centraal stond was of de hond als gevaarlijk kon worden aangemerkt volgens artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de hond als gevaarlijk te kwalificeren. Er waren geen eerdere bijtincidenten aangetoond en de risicoanalyse na het incident droeg niet bij aan de vaststelling van een gevaarlijk karakter van de hond. Het hof verklaarde de verdachte niet schuldig aan het tenlastegelegde en sprak haar vrij. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de gestelde schade zou hebben veroorzaakt. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van het onder 1 tenlastegelegde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003298-22
Uitspraak d.d.: 23 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 augustus 2022 met parketnummer 16-268964-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het door haar ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van feit 2;
  • vernietiging van het vonnis voor zover aan hoger beroep onderworpen;
  • bewezenverklaring van feit 1, veroordeling tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis, met een proeftijd voor de duur van 1 jaar, en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.192,22, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van de vordering.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. J. Biemond, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep (feit 2)

Verdachte is door politierechter in de rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken het onder 2 tenlastegelegde. Het hoger beroep is door verdachte onbeperkt ingesteld en is daarom ook gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gezien het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open.
Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis, met een proeftijd voor de duur van 1 jaar.
Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.192,22, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoeding. Verdachte is veroordeeld in de kosten gemaakt door de benadeelde partij. De benadeelde partij is voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering verklaard.
Het hof zal het vonnis, voor zover in hoger beroep aan de orde, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in de procedure in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 31 januari 2021 te [pleegplaats] geen voldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van (een) onder haar hoede staande gevaarlijk(e) dier(en), te weten een hond, immers heeft die hond gebeten
- in een hond (poedel, naam [naam hond] ) ten gevolge waarvan die hond aan de verwondingen is overleden
- in de hand, althans het lichaam, van [benadeelde] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Verdachte wordt verweten onvoldoende zorg te hebben gedragen voor het onschadelijk houden van een onder haar hoede staande gevaarlijke hond.
De vraag of de hond van verdachte ten tijde van het onder 2 tenlastegelegde kon worden beschouwd als een gevaarlijke hond in de zin van artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) beantwoordt het hof ontkennend.
Daartoe overweegt het hof het volgende.
Uit de jurisprudentie volgt dat een hond niet eerst dan als gevaarlijk kan worden aangemerkt in de zin van artikel 425 Sr als die hond bij eerdere bijtincidenten betrokken is geweest. Ook een hond waarvan op grond van andere feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat hij gevaren oplevert welke voormelde wetsbepaling in het algemeen heeft willen voorkomen, moet als gevaarlijk in de zin van art. 425 Sr worden aangemerkt
Van eerdere bijtincidenten is uit het dossier niet gebleken. Uit het dossier blijkt daarnaast onvoldoende van (overige) feiten en omstandigheden op grond waarvan de hond als gevaarlijk kan worden aangemerkt. De in het proces-verbaal beschreven feiten en omstandigheden betreffende de levensgeschiedenis van de hond kunnen die conclusie niet rechtvaardigen. De na het tenlastegelegde feit opgestelde risicoanalyse kan naar het oordeel van het hof niet bijdragen aan de vaststelling dat de hond ten tijde van het tenlastegelegde een gevaarlijk karakter had.
Dit leidt ertoe dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.465,22, bestaande uit € 422,22 materiële en € 1023,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.192,22, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Op grond van het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. J.J. Beswerda en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 23 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Beswerda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.