ECLI:NL:GHARL:2023:4417

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
21-004217-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor beroepsvervoer zonder vergunning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1979 en eigenaar van een vervoersbedrijf, was eerder veroordeeld tot een geldboete van 700 euro, subsidiair 14 dagen hechtenis, voor het verrichten van beroepsvervoer zonder de vereiste vergunning. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting op 9 mei 2023 heeft de advocaat-generaal gevorderd tot schuldigverklaring zonder oplegging van straf, terwijl de raadsvrouw van de verdachte betoogde dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld, omdat de chauffeur per ongeluk een niet-gemachtigd voertuig had gebruikt. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verantwoordelijkheid voor het naleven van de wettelijke voorschriften bij de verdachte ligt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet voldoende maatregelen had genomen om te voorkomen dat een voertuig zonder vergunning werd gebruikt. Daarom werd het beroep op afwezigheid van alle schuld verworpen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de verdachte niet strafbaar verklaard, omdat het hof van mening was dat de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte geen straf of maatregel rechtvaardigden. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wet wegvervoer goederen en de Wet op de economische delicten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004217-21
Uitspraak d.d.: 23 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 24 september 2021 met parketnummer 18-074719-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot
de schuldigverklaring van verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zonder oplegging van straf. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw,
mr. M.R.M. Schaap, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De economische politierechter heeft verdachte ter zake van het bewezen verklaarde
veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 700,00 euro subsidiair 14 dagen hechtenis waarvan 350,00 euro subsidiair 7 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere kwalificatie en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te of bij [pleegplaats] , in de gemeente [pleegplaats] , (althans) in Nederland, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg [nummer] , als een in Nederland of in een andere lidstaat gevestigde vervoerder, beroepsvervoer heeft verricht, althans heeft doen verrichten, met een vrachtauto (motorrijtuig of samenstel van voertuigen), te weten een bedrijfsauto (gekentekend [kenteken] ), zonder een gewaarmerkt afschrift van een (geldige) daartoe verleende communautaire vergunning te kunnen tonen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 februari 2021 te of bij [pleegplaats] , in de gemeente [pleegplaats] , op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg [nummer] , als een in Nederland of in een andere lidstaat gevestigde vervoerder, beroepsvervoer heeft doen verrichten, met een vrachtauto (motorrijtuig of samenstel van voertuigen), te weten een bedrijfsauto (gekentekend [kenteken] ), zonder een gewaarmerkt afschrift van een (geldige) daartoe verleende communautaire vergunning te kunnen tonen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.5, tweede lid, van de Wet wegvervoer goederen.

Strafbaarheid van de verdachte

Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van verdachte bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging in verband met afwezigheid van alle schuld op grond van dwaling omtrent de feiten. Hiertoe is door de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte een goedlopend vervoersbedrijf heeft en dat alle voertuigen die hiervoor worden gebruikt over een vergunning beschikken. Verdachte heeft als werkgever zijn werknemers op dit gebied goed geïnstrueerd. Op de betreffende dag heeft de betreffende chauffeur abusievelijk een verkeerde bus meegenomen. Dit betrof een extra, gehuurde bus die niet was voorzien van een vergunning. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat dit niet valt toe te rekenen aan verdachte.
Het hof overweegt als volgt. De betreffende chauffeur is in dienstbetrekking bij het vervoersbedrijf van verdachte en heeft in dit verband beroepsvervoer verricht. Naar het oordeel van het hof is het de verantwoordelijkheid van verdachte om ervoor te waken dat er wordt gehandeld in overeenstemming met de wettelijke voorschriften, in dit geval zorg te dragen voor de aanwezigheid van een (afschrift van een) vergunning in elk voertuig dat voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte alle maatregelen heeft genomen teneinde te verhinderen dat van het (extra) gehuurde voertuig, dat niet was voorzien van een (afschrift van een) vergunning, gebruik kon worden gemaakt. Derhalve is het hof van oordeel dat het verwijtbare handelen redelijkerwijs aan de verdachte kan worden toegerekend.
Het hof verwerpt daarom het beroep op afwezigheid van alle schuld en verklaart verdachte strafbaar, aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Een medewerker van verdachte heeft op 1 februari 2021 beroepsvervoer verricht met een bedrijfsauto zonder een afschrift van een daartoe verleende vergunning te kunnen tonen.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 april 2023 is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op de relatief geringe ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, is het hof oordeel dat toepassing aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht dient te worden gegeven. Derhalve zal het hof aan verdachte geen straf of maatregel opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door
mr. J.J. Beswerda, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Meulen, griffier,
en op 23 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.