ECLI:NL:GHARL:2023:4409

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
21-003613-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vals geld, valsheid in geschrift en faillissementsfraude

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1964, was eerder veroordeeld voor het in voorraad hebben van vals geld, medeplegen van valsheid in geschrift en faillissementsfraude. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, met aftrek van voorarrest, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. De verdachte had 49 valse bankbiljetten van €500 in zijn bezit, die hij met het oogmerk had om deze als echt en onvervalst uit te geven. Daarnaast heeft hij samen met anderen valse jaarrekeningen, werkgeversverklaringen en loonstroken opgemaakt en gebruikt om financieringen te verkrijgen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte tijdens zijn faillissement goederen aan de boedel heeft onttrokken en schuldeisers wederrechtelijk heeft bevoordeeld. De verdachte heeft geen inzicht getoond in de ernst van zijn daden en heeft de schuld bij anderen gelegd. Het hof heeft de strafeis van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 32 maanden had gevorderd, verhoogd tot 38 maanden, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003613-19
Uitspraak d.d.: 24 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 25 juni 2019 met parketnummer 08-960003-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr. B.W.J. Krämer en mr. A. Neophitou, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is door de rechtbank veroordeeld voor – kort gezegd:
1. opzettelijk bankbiljetten in voorraad hebben, waarvan de valsheid hem bekend
was toen hij ze ontving en met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te doen uitgeven;
2. medeplegen van valsheid in geschrift en medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, beide meermalen gepleegd; en
3. faillissementsfraude (bedrieglijke bankbreuk en onttrekking van goederen aan de failliete boedel, beide meermalen gepleegd).
De rechtbank heeft verdachte opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard, dan wel onttrokken aan het verkeer.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
1.
Hij, Op of omstreeks 6 juli 2017 te [pleegplaats] , althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk (een) 49 bankbiljet(ten) van 500 euro, althans een (groot) aantal valse bankbiljetten van 500 euro,
die verdachte en/of zijn mededaders zelf hebben nagemaakt en/of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte en/of zijn mededaders, toen hij en/of zijn mededaders die bankbiljetten ontvingen, bekend waren,
met het oogmerk om die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, hebben ontvangen en/of zich hebben verschaft en/of in voorraad hebben gehad en/of hebben vervoerd;
2.
Hij, Op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2015 tot en met 6 juli 2017 te [pleegplaats] , althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) één of meerder geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-
valse jaarrekeningen van [bedrijf 1] over de jaren 2015 en 2016;
-
valse werkgeversverklaringen van [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] en [persoon 2] ;
-
valse loonstroken van oktober, november, december 2016 [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] ;
-
valse loonstroken van april en februari 2017 [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] en [persoon 2] ;
-
een valse factuur van een auto, (Volkswagen Up, kenteken [X] );
valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders(s) (telkens) valselijk:
-
op voornoemde jaarrekeningen van [bedrijf 1] (bij de posten “personeel, inhuur” en “liquide middelen”) fictieve bedragen opgenomen/vermeld;
-
op voornoemde werkgeversverklaringen fictieve bedragen aan (jaar)salaris voor [medeverdachte 1] en [persoon 2] opgenomen/vermeld;
-
op voornoemde loonstroken fictieve bedragen aan (maand)salaris opgenomen/vermeld;
-
op voornoemde factuur vermeld dat de auto verkocht is door [bedrijf 2] ;
(telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
En/of (vervolgens)
(telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van voornoemde valselijke opgemaakte en/of valse geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door:
-
de valse jaarrekening van 2015 van [bedrijf 1] aan [bedrijf 3] te (laten) sturen voor het verkrijgen van de financiering voor een KTM motor en/of bij de Kamer van Koophandel te (laten) deponeren voor het verkrijgen va de financiering van een Peugeot 308;
-
de valse jaarrekening van 2016 van [bedrijf 1] aan [bedrijf 4] te (laten) sturen voor het verkrijgen van de financiering voor de Peugeot 5008;
-
de valse loonstroken en de valse werkgevers verklaringen aan [persoon 3] en/of [persoon 4] te (laten) sturen voor het verkrijgen van een hypotheek voor de woning [straat] te [plaats] ;
-
de valse loonstrook van april 2017 te (laten) sturen aan [bedrijf 12] voor het verkrijgen van een creditcard;
-
de valse factuur aan [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] te (laten) sturen voor het verkrijgen van de financiering voor de Volkswagen Up.
3.
Hij, op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 10 juli 2012 tot en met 8 juni 2018 te [pleegplaats] , althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
terwijl hij in staat van faillissement is verklaard (bij vonnis van de rechtbank Groningen van 10 juli 2012),
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s), en/of
(vnaf 1 juli 2016) terwijl hij wist dat hij een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld voor of tijdens het faillissement:
A)
Tijdens het faillissement enig(e) goed(eren) aan de boedel heeft onttrokken, te weten:
-
70.000 euro geleend aan [bedrijf 1] op 1 mei 2014 (voor de aankoop van een chalet);
-
(de waarde/opbrengst van) 72 aandelen in [bedrijf 7] verkregen op 8 maart 2017;
-
175.000 euro ontvangen (uit de lening van [persoon 5] d.d. 23 maart 2017);
-
100.000,- euro verkregen op een Luxemburgse rekening (van verdachte) en 50.000,- euro door verdachte contant ontvangen (vanuit de lening van [bedrijf 8] (d.d. 24 maart 2017);
B)
(tot 1 juli 2016) Ter gelegenheid van het faillissement één of meer schuldeiser(s) op enige wijze wederrechtelijk heeft bevoordeeld, immers heeft hij, verdachte,
-
zijn lening aan [persoon 6] (gedeeltelijk) afgelost door 97.500,- euro aan die [persoon 6] terug te betalen (in 2014 en 2015);
-
zijn lening aan [persoon 7] (gedeeltelijk) afgelost door 195.000 euro aan die [persoon 7] terug te betalen (in de periode van 29 augustus 2013 tot en met 13 september 2013);
C)
(tot 1 juli 2016) Lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord, te weten:
-
170.000,- euro door een lening van [persoon 6] d.d. 23 september 2013;
-
1.000.000,- euro door een lening van [bedrijf 9] d.d. 27 augustus 2013);
-
481.000,- euro aan contante stortingen op de bankrekening van [bedrijf 10] (in de periode van 10 juli 2012 tm 11 juni 2014;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Feiten
Feit 1: in voorraad hebben van vals geld met het oogmerk van het in omloop brengen
Vast staat dat:
  • in de woning van verdachte in de slaapkamer onder het matras 49 biljetten van € 500 zijn aangetroffen;
  • deze biljetten vals waren door het ontbreken van het watermerk en de intaglio druktechniek;
  • verdachte op de hoogte was van de valsheid op het moment dat hij de biljetten zag.
Feit 2: valsheid in geschrift en gebruik maken van valse geschriften
Vast staat de valsheid van:
  • de jaarrekeningen van [bedrijf 1] over de jaren 2015 en 2016;
  • de werkgeversverklaringen van [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] en [persoon 2] ;
  • de loonstroken van oktober, november en december 2016 van [bedrijf 1] ;
  • de loonstroken van april en februari 2017 van [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] en [persoon 2] ;
  • de factuur van de auto, VW Up, kenteken [X] .
Verder staat vast dat deze geschriften zijn gebruikt voor het aanvragen van financieringen bij [bedrijf 3] , [bedrijf 4] , [persoon 3] en [persoon 4] en [bedrijf 6] .
Tot slot staat vast dat verdachte feitelijke leidinggevende van [bedrijf 1] en [bedrijf 7] was in de ten laste gelegde periode.
Feit 3: bedrieglijke bankbreuk / onttrekking van geldbedragen aan de failliete boedel
Vast staat dat:
  • verdachte op 10 juli 2012 persoonlijk failliet is verklaard door de rechtbank Groningen;
  • in de ten laste gelegde periode geen economische activiteiten werden verricht binnen [bedrijf 10] en [bedrijf 11] ;
  • verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan voormelde rechtspersonen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde conform het vonnis.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. In dat verband heeft de verdediging aangevoerd dat bij verdachte het oogmerk ontbrak om het valse geld in omloop te brengen. Bovendien waren de biljetten dusdanig nep dat deze niet voor uitgave in aanmerking kwamen, gelet op het ontbreken van het watermerk en de intaglio druktechniek.
Ten aanzien van feit 2 is eveneens vrijspraak bepleit, behalve ten aanzien van het opmaken van de loonstroken en werkgeversverklaringen en het gebruik daarvan voor de aanvraag van de hypotheek.
Met betrekking tot de jaarrekeningen over 2015 en 2016 is aangevoerd dat verdachte geen opdracht heeft gegeven tot het valselijk opmaken daarvan en ook geen wetenschap had van de valsheid. Opzet op de valsheid ontbrak dus, ook in voorwaardelijke zin. Om die reden dient verdachte ook te worden vrijgesproken van het gebruik maken van die jaarrekeningen voor de financiering van de Peugeot 5008, de Peugeot 308, de KTM motorfiets en de Volkswagen Up. Bovendien is er geen financieel nadeel ontstaan voor de betrokken partijen.
Tot slot heeft verdachte geen betrokkenheid gehad bij de aanvraag van de creditcard bij [bedrijf 12] .
Ten aanzien van feit 3 is ook vrijspraak bepleit.
Daartoe is aangevoerd dat verdachte persoonlijk failliet was verklaard en dat dit betekent dat verdachte niet langer handelingen kan verrichten die “zijn” vermogen raken, maar dat verdachte de beschikkingsbevoegdheid en handelingsbekwaamheid voor de onderneming waarvan hij de bestuurder is, heeft behouden. De ten laste gelegde transacties zijn handelingen van of uit [bedrijf 1] , [bedrijf 11] , [bedrijf 10] of [bedrijf 13] , zijnde rechtspersonen die door verdachte werden vertegenwoordigd. Er is, anders dan kennelijk het openbaar ministerie meent, geen sprake van vereenzelviging van verdachtes positie met die van de rechtspersonen en de privéboedel van verdachte is door de transacties niet benadeeld.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de namens verdachte gevoerde verweren strekkende tot (deel)vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt hierbij in het bijzonder als volgt.
Feit 1: in voorraad hebben van vals geld met het oogmerk van het in omloop brengen
De vragen die het hof in dit kader moet beantwoorden zijn of verdachte (1) opzet had op de het in voorraad hebben van de aangetroffen biljetten, (2) op het moment van ontvangen van die biljetten wist dat deze vals waren en (3) het oogmerk had om die valse biljetten in omloop te brengen.
Met betrekking tot het opzet acht het hof van belang dat de biljetten zijn aangetroffen op een plek in de woning van verdachte waartoe hij niet slechts toegang had, maar waarvan hij ook als hij in de woning verbleef dagelijks gebruik maakte. De biljetten zijn namelijk aangetroffen onder het matras van zijn bed. Daaruit leidt het hof af dat de biljetten zich binnen de beschikkingsmacht van verdachte bevonden. Daarmee is sprake van opzet op het in voorraad hebben.
Over zijn wetenschap van de valsheid heeft verdachte bij de politie niets verklaard. Pas ter zitting van de rechtbank van 11 juni 2019 heeft hij verklaard dat hij bij het zien van het geld direct wist dat het vals was, het geld onder zijn bed heeft gestopt en er nooit meer aan heeft gedacht. Hij verklaarde het geld in periode 2010/2012 te hebben ontvangen Verdachte had in die tijd een bedrijf dat snacks produceerde en “er werd veel contant betaald” en de klant van wie het geld door hem werd ontvangen was niet meer te traceren. Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij het geld had ontvangen van een Bulgaarse relatie, namelijk een afnemer van energy drinks, bij een hotel in [plaats 1] , het geld in gesealde pakketten verpakt zat, en hij er thuis achter kwam dat het geld vals was en het vervolgens bewaarde voor het geval dat hij de betreffende Bulgaarse relatie weer zou tegenkomen en hij dan het geld kon omruilen (het hof begrijpt: voor echt en onvervalst geld). Het was veel geld want verdachte had veel geld tegoed van de Bulgaarse afnemer en de Bulgaarse afnemer had het alleen cash.
Verdachte wist dat hij 49 valse biljetten van € 500 onder zijn matras had liggen. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensen vaak geld of waardevolle goederen onder hun matras plegen te verstoppen. Voor verdachte vertegenwoordigden de valse bankbiljetten in elk geval waarde nu hij de bankbiljetten verstopte en bewaarde. Zowel deze verstopplek als het aantal en soort valse bankbiljetten maken duidelijk dat verdachte geen ander doel moet hebben gehad dan dit geld op enig moment uit te geven. Een ander gebruik van deze valse bankbiljetten dan deze als echt en onvervalst uit te geven dan wel te doen uitgeven laat zich zonder geloofwaardige andersluidende verklaring die niet gegeven is, niet denken. Ook het omruilen van valse bankbiljetten in echte en onvervalste bankbiljetten is aan te merken als “uitgeven” van valse bankbiljetten. Uit de verklaring van verdachte ter zitting dat hij de valse bankbiljetten wilde omruilen blijkt dus ook zijn oogmerk om de valse bankbiljetten uit te geven.
Verdachte heeft ter zitting een alternatief scenario opgeworpen, dat er in de kern op neer komt dat hij pas thuis wist dat het geld vals was en dat hij het geld niet in voorraad heeft gehouden om er zelf mee te betalen.
Het hof schuift de verklaring van verdachte ter zitting over de herkomst van het valse geld en de wijze van verkrijging als ongeloofwaardig terzijde op grond van het volgende.
  • Verdachte heeft tijdens geen enkel verhoor bij de politie verklaard over de herkomst van het geld of zelfs maar gesteld dat hij niet het oogmerk heeft gehad om de betreffende valse bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven of deze te doen uitgeven. Verdachte heeft in een laat stadium, te weten ter zitting van de rechtbank een inhoudelijke verklaring afgelegd. Die verklaring over de herkomst van het valse geld heeft verdachte bijna vier jaar later ter zitting van het hof geheel gewijzigd en voorzien van enkele niet te verifiëren details. Verdachte heeft uiteindelijk twee verschillende en andersluidende verklaringen afgelegd over het valse geld onder zijn matras.
  • Verdachte heeft geen van zijn verklaringen ter zitting onderbouwd met namen, bedragen, stukken als facturen en orderbevestigingen of andere te verifiëren gegevens. Niet alleen is zijn verklaring pas in een heel laat stadium afgelegd, zijn verklaring is ook niet toetsbaar en niet verifieerbaar.
  • Bovendien tart zijn verklaring elke logica. Niet valt in te zien dat verdachte als professionele handelspartij de betalingsachterstand van een zakelijke relatie laat oplopen tot een bedrag van € 24.500 of meer; dat hij dat bedrag vervolgens in een geseald pakket biljetten laat betalen zonder te controleren of het gehele bedrag voldaan is en in welke valuta; dat hij zich laat betalen in een hotel en niet op zijn kantoor en dat hij moet wachten tot hij de afnemer weer tegenkomt en kennelijk dus geen contactgegevens heeft van deze afnemer.
De verdediging heeft ook nog het verweer gevoerd dat de bankbiljetten dusdanig nep waren dat ze niet voor uitgifte geschikt waren omdat het watermerk ontbrak en de druktechniek afweek. Het hof verwerpt dat verweer. Uit de enkele onderbouwing dat het watermerk ontbrak en de druktechniek afweek blijkt niet dat de biljetten niet voor uitgifte geschikt waren. Van evident valse bankbiljetten zoals bijvoorbeeld Monopoly geld is geen sprake.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het alleen plegen van het onder 1 tenlastegelegde.
Feit 2: valsheid in geschrift en gebruik maken van een vals geschrift
 Jaarrekening 2016 / Peugeot 5008
Met betrekking tot de valse jaarrekening over 2016 acht het hof redengevend dat:
  • medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de jaarrekeningen van [bedrijf 1] over 2015 en 2016 valselijk in opdracht van verdachte heeft opgemaakt;
  • medeverdachte [medeverdachte 2] ten aanzien van de jaarrekening heeft verklaard dat verdachte met de cijfers de boer op wilde, met [bedrijf 1] een financiering wilde verkrijgen en dat met de cijfers die er lagen niet ging lukken;
  • in een op 21 februari 2017 tussen verdachte en [medeverdachte 2] gevoerd telefoongesprek waarin door [medeverdachte 2] tegen verdachte is gezegd:
  • verdachte vanaf 3 april 2017 telefoongesprekken voerde met medewerkers van [bedrijf 4] over de aanschaf en financiering van een Peugeot 5008;
  • een medewerker van [bedrijf 4] op 5 april 2017 een e-mail heeft gestuurd naar [e-mailadres 2] met als onderwerp “Peugeot 5008 order” waarin wordt gevraagd om onder meer de jaarcijfers van 2016;
  • verdachte op 6 april 2017 door [bedrijf 4] is gebeld over de financiering, in welk gesprek verdachte heeft aangegeven dat [medeverdachte 2] de gegevens zal aanleveren.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat:
  • verdachte opzet heeft gehad op het valselijk opmaken van de jaarrekening over 2016;
  • de jaarrekening bestemd was tot het dienen tot bewijs van enig feit, te weten de kredietwaardigheid van [bedrijf 1] ;
  • verdachte opzet heeft gehad op het gebruik van de jaarrekening als ware deze echt en onvervalst;
  • de jaarrekening daadwerkelijk als zodanig is gebruikt;
  • verdachte ten aanzien van het valselijk opmaken en het gebruiken van de jaarrekening nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 2] .
 Jaarrekening 2015 / Peugeot 308 / KTM motorfiets
Met betrekking tot valse jaarrekening over 2015 en het gebruik daarvan voor de financiering van de Peugeot 308 acht het hof redengevend dat:
  • medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de bedragen zelf verzon, en dat hij de jaarrekening heeft opgesteld aan de hand van de gegevens die verdachte had verstrekt, dat verdachte altijd zei “maak er maar een mooi plaatje van” en dat verdachte met de cijfers de boer op wilde, met [bedrijf 1] een financiering wilde verkrijgen en dat met de cijfers die er lagen niet ging lukken;
  • verdachte vanaf 5 april gesprekken voerde met autobedrijf [bedrijf 14] in [plaats 2] ;
  • verdachte in een telefoongesprek met een medewerker van [bedrijf 14] op 6 april 2017 onder meer heeft verklaard dat hij zijn bedrijfsgegevens zal sturen;
  • verdachte op 6 april 2017 vanaf het e-mailadres [e-mailadres 1] de bedrijfsgegevens naar [bedrijf 14] heeft gestuurd;
  • [medeverdachte 2] op 10 april 2017 vanaf het e-mailadres [e-mailadres 2] een KvK-uittreksel van [bedrijf 1] naar [bedrijf 14] heeft gestuurd;
  • de financierende partij, [bedrijf 15] , in het interne acceptatiedocument dezelfde cijfers als in de jaarrekening over 2015 heeft vermeld;
  • de financial leaseovereenkomst en het acceptatiecertificaat door verdachte zijn ondertekend;
en daarnaast – ten aanzien van het gebruik van de jaarrekening in relatie tot de KTM motorfiets – dat:
  • verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] beide per e-mail contact hebben gehad met [bedrijf 3] over de KTM en de financiering;
  • verdachte de motorfiets heeft gekocht voor € 10.000,- en deze bij hem thuis is aangetroffen;
  • medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op verzoek van verdachte de stukken, waaronder de jaarrekening over 2015, naar [bedrijf 3] heeft gestuurd.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat:
  • verdachte opzet heeft gehad op het valselijk opmaken van de jaarrekening over 2015;
  • de jaarrekening was bestemd tot het dienen tot bewijs van enig feit, te weten de kredietwaardigheid van [bedrijf 1] ;
  • verdachte opzet heeft gehad op het gebruik van de jaarrekening als ware deze echt en onvervalst;
  • de jaarrekening daadwerkelijk als zodanig is gebruikt, zowel ten aanzien van de Peugeot 308 als de KTM motorfiets;
  • verdachte ten aanzien van het valselijk opmaken en het gebruiken van de jaarrekening nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 2] .
 Factuur [bedrijf 2] / Volkwagen Up
Met betrekking tot de factuur van de Volkswagen Up acht het hof redengevend dat:
  • medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat die auto nooit van [bedrijf 2] is geweest, verdachte hem vertelde dat hij (verdachte) een Volkswagen Up had gekocht voor zijn (verdachtes) zoon en daarvoor een factuur nodig had welke [medeverdachte 2] heeft gemaakt en de factuur met succes is gebruikt voor het aanvragen van een financial lease;
  • de factuur is aangetroffen op de laptop van [medeverdachte 2] en ook – als bijlage bij de e-mail van [e-mailadres 3] naar [e-mailadres 4] – op de computer van verdachte;
  • verdachte met de partner van de werkelijke verkopende partij telefoongesprekken heeft gevoerd over de betaling van de Volkswagen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat:
  • verdachte opzet heeft gehad op het valselijk opmaken van de factuur van [bedrijf 2] ;
  • de factuur was bestemd tot het dienen tot bewijs van enig feit, te weten de koop van de Volkswagen Up;
  • verdachte opzet heeft gehad op het gebruik van de factuur als ware deze echt en onvervalst;
  • de factuur daadwerkelijk als zodanig is gebruikt;
  • verdachte ten aanzien van het valselijk opmaken en het gebruiken van de factuur nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 2] .
 Loonstroken / werkgeversverklaringen / hypotheek
Ten aanzien van de loonstroken en werkgeversverklaringen die zijn gebruikt voor de aanvraag van de hypotheek merkt het hof nog op dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en de verdediging daartegen geen verweer heeft gevoerd. Dat onderdeel van de tenlastelegging acht het hof wettig en overtuigend bewezen
 Conclusie
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en het gebruik maken van valse geschriften, te weten:
  • de jaarrekeningen van [bedrijf 1] over de jaren 2015 en 2016;
  • de werkgeversverklaringen van [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] en [persoon 2] ;
  • de loonstroken van oktober, november en december 2016 van [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] ;
  • de loonstroken van april en februari 2017 van [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] en [persoon 2] ;
  • de factuur van [bedrijf 7] ten behoeve van de auto, VW Up, kenteken [X] .
De verklaring van verdachte dat [medeverdachte 2] buiten zijn (verdachtes) medeweten op eigen initiatief de valse stukken zou hebben opgemaakt, acht het hof ongeloofwaardig omdat [medeverdachte 2] daarbij geen enkel belang had, althans dat belang niet is gesteld of gebleken en verdachte heeft tegenover de politie daarover geen verklaring willen afleggen. Ook ter zitting van het hof heeft verdachte niet duidelijk kunnen maken welk motief of belang medeverdachte [medeverdachte 2] zou hebben gehad om ongevraagd allerlei valse stukken op te maken. Nog daargelaten dat verdachte een actieve rol heeft gehad in het tenlastegelegde door het voeren van telefoongesprekken als hiervoor vermeld.
Verder verwerpt het hof het verweer van de verdediging dat er geen nadeel is ontstaan. Dat is niet relevant bij de beoordeling van deze feiten, omdat het gaat om de vraag of sprake is van misleiding waaruit enig nadeel
kanontstaan. Dat laatste is het geval.
Van de overige onderdelen van het onder 2 ten laste gelegde zal het hof verdachte vrijspreken.
Feit 3: bedrieglijke bankbreuk / onttrekking van geldbedragen aan de failliete boedel
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat geen van de tenlastegelegde bedragen in het privévermogen van verdachte zijn gevloeid, dat geen sprake is van vereenzelviging en dat dit ook volgt uit civiele vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant omdat in die vonnissen de conclusie is getrokken dat met een paar geldtransacties die ook in de tenlastelegging voorkomen, de boedel van verdachte niet is benadeeld of schade berokkend en dat dus geen geld of vermogen aan de boedel is onttrokken. De verdediging stelt zich voorts op het standpunt dat in het geval sprake wel sprake zou zijn van onrechtmatig handelen van verdachte via de rechtspersonen die betrokken zijn bij de tenlastegelegde transacties, in elk geval geen sprake is van strafbaar handelen.
De advocaat-generaal heeft erop gewezen dat het strafrecht een ander juridisch kader is dan het civiele recht.
Het hof stelt voorop dat de tenlastelegging moet worden beoordeeld binnen het strafrechtelijk kader. Civiele begrippen of conclusies kunnen bij de beoordeling een rol spelen maar dat hoeft niet. In dat verband is ook relevant dat niet is gesteld noch is gebleken dat de civiele rechter die kennelijk moest oordelen, de beschikking had of zicht had op het hele strafdossier en de verklaringen van verdachte, waarover het hof wel beschikt.
Het hof is op basis van het strafdossier en het verhandelde ter zitting van oordeel dat verdachte misbruik heeft gemaakt van rechtspersonen waar feitelijk hij en niet zijn medeverdachte echtgenote, te weten mevrouw [medeverdachte 1] , feitelijk zeggenschap over had.
Het hof acht voor de bewezenverklaring mede redengevend dat:
  • verdachte van 3 januari 2011 tot en met 30 september 2015 enig aandeelhouder en formeel bestuurder was van [bedrijf 10] . [bedrijf 10] is op 30 september 2015 ontbonden omdat er sinds 2003 geen jaarrekeningen waren gedeponeerd en dat bij de belastingdienst geen omzet, inkomen of enige administratie bekend was;
  • verdachte ter zitting van het hof heeft bevestigd dat sprake was van een lege BV zonder activiteiten en dat hij in 2011 voorafgaand aan zijn persoonlijk faillissement een bankrekening heeft geopend op naam van [bedrijf 10] ;
  • medeverdachte [medeverdachte 1] , de echtgenote van verdachte, vanaf 1990 enig bestuurder en aandeelhouder was van [bedrijf 11] , zo blijkt onder meer uit een boekenonderzoek van de Belastingdienst dat afgesloten werd in 2015. De belastingdienst heeft in haar controlerapport genoteerd dat alle (bestuurs)activiteiten voor rekening komen van [persoon 2] die naar eigen zeggen bij iedere bestuurshandeling gemachtigd is door mevrouw [medeverdachte 1] . Bij de Belastingdienst zijn geen inkomen en geen omzet bekend en in genoemd boekenonderzoek heeft de Belastingdienst onder meer vastgesteld dat ontvangen bedragen mede gediend hebben ter financiering van persoonlijke uitgaven van verdachte en zijn partner, de ontvangen lening van [bedrijf 9] voornamelijk bestemd is geweest voor de aflossing van oude privé schulden van verdachte en zijn partner en dat overige leningen niet kunnen worden gestaafd met overeenkomsten of andere stukken;
  • blijkens de gegevens van de Kamer van Koophandel, medeverdachte [medeverdachte 1] van 18 maart 2014 tot 8 maart 2017 als enig bestuurder van [bedrijf 7] geregistreerd stond. De naam is op 21 maart 2017 gewijzigd in [bedrijf 1] . Met ingang van 8 maart 2017 is [bedrijf 13] enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] . Alle aandelen van [bedrijf 7] / [bedrijf 1] waren in handen van medeverdachte [medeverdachte 1] en de kinderen van verdachte en zijn medeverdachte. Op 8 maart 2017 zijn alle 72 aandelen van medeverdachte [medeverdachte 1] verkocht aan [bedrijf 13] , vertegenwoordigd door [persoon 2] .
  • verdachte ter zitting van het hof heeft verklaard dat hij de ondernemingen die op naam stonden van zijn vrouw heeft gebruikt en dat hij feitelijk bestuurder was en dat hij “maar marginaal” iets met die ondernemingen heeft gedaan;
  • er in de ten laste gelegde periode geen zakelijke activiteiten (meer) werden verricht binnen [bedrijf 10] en [bedrijf 11] ;
  • er in die periode geen sprake was van personeel of bedrijfspanden;
  • verdachte de beschikking had over de bankrekeningen van deze rechtspersonen en daarmee privé-uitgaven deed;
  • verdachte uit naam van [bedrijf 10] en [bedrijf 11] leningen aanging en/of afloste die met de bedrijfsvoering of activiteiten van beide BV’s niets van doen hadden;
  • dat de kort voor persoonlijk faillissement geopende bankrekening van [bedrijf 10] , na dat faillissement gevoed werd met zeer grote bedragen waaronder contante stortingen van € 481.000 en “leningen”, onder andere een lening van € 990.000 van [bedrijf 11] terwijl van een zakelijke overeenkomst niet is gebleken. Dat dit bedrag afkomstig was van een lening van in totaal 1 miljoen euro van [bedrijf 9] aan [bedrijf 11] . Getuige [persoon 8] , bestuurder van [bedrijf 9] heeft verklaard dat [persoon 2] die 1 miljoen euro nodig had omdat verdachte en zijn gezin ernstig bedreigd werden door Turkse mannen, hetgeen een persoonlijk en geen zakelijk belang is;
  • een deel van de door verdachte geleende gelden gestort werd op een Luxemburgse bankrekening [nummer] die door verdachte zelf geopend is en die door verdachte het meest werd gebruikt;
  • en verdachte in een telefoongesprek met [persoon 7] over zijn (verdachtes) faillissement heeft gezegd:
 Wetenschap verdachte dat een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld
Uit de verklaring van de curator [persoon 9] blijkt dat verdachte de curator van de hierna te noemen leningen, contante stortingen, koopovereenkomsten, aflossingen, niet op de hoogte heeft gesteld terwijl verdachte daartoe wel gehouden was en kennelijk ook wist dat hij daartoe gehouden was. Uit twee in het dossier bevindende brieven van de curator aan verdachte van 17 juli 2012 en van 20 maart 2013 wist verdachte dat hij de verplichting had om dergelijke overeenkomsten en handelingen van tevoren aan de curator mee te delen of daarover te overleggen. Uit de verklaring van de curator blijkt ook dat verdachte als gefailleerde specifiek ten laste gelegde overeenkomsten niet mocht aangaan en die betalingen niet mocht doen of ontvangen zonder toestemming van de curator en dat de curator die toestemming niet zou hebben gegeven.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij een en ander niet besproken heeft met de curator en uit zijn verklaringen ter zitting van de rechtbank en het hof blijkt dat verdachte vond dat het te lang duurde dat zijn (het hof begrijpt: persoonlijk) faillissement werd opgeheven en hij iets moest doen en geld nodig had om zijn eigen problemen op te lossen en dat hij dacht dat hij als feitelijk bestuurder van de rechtspersonen wel mocht handelen.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat verdachte dus wist dat hij die handelingen als gefailleerd privépersoon niet mocht verrichten. Gezien het feit dat verdachte in die wetenschap vervolgens geldtransacties zowel via de bankrekeningen van verschillende rechtspersonen als in contant liet plaatsvinden, was sprake van “bedrieglijke” verkorting van de rechten van de schuldeisers in het faillissement van verdachte.
 Onderdeel A: onttrekking van goederen aan de failliete boedel
Ten aanzien van de lening € 70.000 aan [bedrijf 1] (voor de aankoop van een chalet) is naar het oordeel van het hof redengevend dat:
  • uit het proces-verbaal van bevindingen van FIU Nederland met bijlagen blijkt dat op 1 mei 2014 door verdachte een bedrag van € 51.000 in goederen is geleend aan [bedrijf 1] / [medeverdachte 1] ;
  • op 1 mei 2014 door verdachte / [bedrijf 10] een bedrag van € 19.000 is geleend aan [bedrijf 1] / [medeverdachte 1] ;
  • het betreffende chalet op 28 juli 2014 is geleverd aan [bedrijf 1] .
Ten aanzien van het bedrag van € 175.000 ontvangen (uit de lening [persoon 5] ) d.d. 23 maart 2017 is naar het oordeel van het hof redengevend dat:
  • verdachte een lening van € 175.000 heeft afgesloten bij [persoon 5] op 23 februari 2017 te Arnhem;
  • [bedrijf 1] € 75.000 heeft ontvangen van [persoon 5] ;
  • verdachte op 23 maart 2017 in een telefoongesprek aan [persoon 5] heeft gevraagd of het naar twee bankrekeningen mag en dat [persoon 5] in datzelfde telefoongesprek heeft aangegeven dat de “75” onderweg is;
  • verdachte op 23 maart 2017 twee sms-berichten naar [persoon 5] heeft gestuurd, inhoudende respectievelijk “100k Luxemb aub” en “En rest naar NL”;
  • verdachte ter zitting van het hof heeft verklaard dat [persoon 5] een woekerrente vroeg, hij (verdachte) de lening nodig had voor de aankoop van dranken en dat hij was “opgehangen” aan [persoon 5] .
Ten aanzien van de bedragen van € 100.000 en € 50.000, ontvangen uit een lening van verdachte bij [bedrijf 8] , acht het hof redengevend dat:
  • verdachte op 24 maart 2017 een lening van € 150.000 heeft afgesloten bij [bedrijf 8] , waarvan € 100.000 te ontvangen op de Luxemburgse bankrekening ten name van verdachte en € 50.000 contant; en
  • verdachte ter zitting van het hof heeft bevestigd dat hij de lening tegen tien procent rente per jaar heeft gekregen ten behoeve van de aankoop van dranken.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder A ten laste gelegde geldbedragen heeft onttrokken aan de boedel, door de betreffende transacties buiten het zicht van de curator te laten plaatsvinden.
Het hof zal verdachte vrijspreken van de transactie van aandelen in [bedrijf 7] .
 Onderdeel B: wederrechtelijke bevoordeling van schuldeisers
In verband met de aflossing(en) van de lening bij [persoon 6] acht het hof redengevend dat:
  • uit een overeenkomst 26 april 2017 tussen verdachte en [persoon 6] blijkt dat verdachte eerder € 170.000 heeft geleend van [persoon 6] en dat daarvan in 2014 en 2015 een bedrag van € 97.500 is afgelost per bank en in contanten en dat nog een bedrag van € 72.500 open staat.
  • volgens een notitie op de achterkant van een bankafschrift verdachte twee keer € 25.000 per bank heeft afgelost en er drie bedragen van respectievelijk € 30.000, € 10.000 en
€ 7.500 contant zijn afgelost aan [persoon 6] ;
- uit bankafschriften blijkt dat op 26 februari 2014 en 22 april 2014 telkens € 25.000 vanuit [bedrijf 11] is betaald aan [persoon 6] .
Met betrekking tot de aflossing(en) van de lening bij [persoon 7] acht het hof redengevend dat:
  • vanaf de bankrekening gesteld ten name van [bedrijf 10] op vijf verschillende data in augustus en september 2013 in totaal € 195.000 aan [persoon 7] is overgemaakt met de omschrijving “aflossing”;
  • [persoon 7] heeft over de lening verklaard:
  • verdachte ter zitting van het hof heeft verklaard dat hij uit de door [persoon 8] (het hof begrijpt: [bedrijf 9] ) betaalde 1 miljoen euro onder meer het bedrag van
€ 195.000 heeft betaald aan [persoon 7] .
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder B ten laste gelegde geldbedragen heeft aangewend om deze schuldeisers wederrechtelijk te bevoordelen, door de betreffende transacties buiten het zicht van de curator te laten plaatsvinden.
 Onderdeel C: het niet verantwoorden van baten
In verband met de lening van € 1 miljoen bij [bedrijf 9] acht het hof redengevend dat:
  • [bedrijf 11] op 27 augustus 2013 een lening is aangegaan bij [bedrijf 9] voor een bedrag van € 1 miljoen;
  • uit een rekeningafschrift van [bedrijf 10] blijkt dat op 15 augustus 2013 een bedrag van € 250.000 en op 28 augustus 2013 een bedrag van € 750.000 is ontvangen van [bedrijf 9] ;
  • [persoon 8] , bestuurder van [bedrijf 9] , heeft bevestigd dat hij in totaal ruim € 2 miljoen aan verdachte en diens partner heeft geleend.
Ten aanzien van het totaalbedrag van € 481.000 aan contante stortingen is naar het oordeel van het hof redengevend dat:
- uit bankafschriften van [bedrijf 10] volgt dat in de periode van 10 juli 2012 tot en met de opheffing van de rekening op 11 juni 2014 in totaal een bedrag van € 481.000 aan contante stortingen is verricht op de rekening van [bedrijf 10] .
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de baten uit de lening van [bedrijf 9] en de contante stortingen op de rekening van [bedrijf 10] niet heeft verantwoord door deze buiten het zicht van de curator te houden.
Het hof zal verdachte vrijspreken van het aangaan van de lening van € 170.000 met [persoon 6] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij, opof omstreeks6 juli 2017 te [pleegplaats] ,althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk(een)49 bankbiljet(ten)van 500 euro,althans een (groot) aantal valse bankbiljetten van 500 euro,
die verdachte en/of zijn mededaders zelf hebben nagemaakt en/of vervalst ofwaarvan de valsheidof vervalsingverdachteen/of zijn mededaders, toen hijen/of zijn mededadersdie bankbiljetten ontvingen, bekend was,
met het oogmerk om die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te gevenen/of te doen uitgeven, hebben ontvangen en/of zich hebben verschaft en/ofin voorraad heeft gehaden/of hebben vervoerd;
2.
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2015 tot en met 6 juli 2017te [pleegplaats] , althans (elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen,
meermalen,althans eenmaal,
(telkens)één ofmeerdere geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-
valse jaarrekeningen van [bedrijf 1] over de jaren 2015 en 2016;
-
valse werkgeversverklaringen van [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] en [persoon 2] ;
-
valse loonstroken van oktober, november, december 2016 [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] ;
-
valse loonstroken van april en februari 2017 [bedrijf 1] op naam van [medeverdachte 1] en [persoon 2] ;
-
een valse factuur van een auto, (Volkswagen Up, kenteken [X] );
valselijkheeft/hebben opgemaakt of vervalst,
immersheeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders(s) (telkens)valselijk:
-
op voornoemde jaarrekeningen van [bedrijf 1] (bij de posten “personeel, inhuur” en “liquide middelen”) fictieve bedragen opgenomen/vermeld;
-
op voornoemde werkgeversverklaringen fictieve bedragen aan (jaar)salaris voor [medeverdachte 1] en [persoon 2] opgenomen/vermeld;
-
op voornoemde loonstroken fictieve bedragen aan (maand)salaris opgenomen/vermeld;
-
op voornoemde factuur vermeld dat de auto verkocht is door [bedrijf 2] ;
(telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of(vervolgens)
(telkens)opzettelijk gebruikheeft/hebben gemaakt van voornoemde valselijkeopgemaakte en/ofvalse geschriften geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, door:
-
de valse jaarrekening van 2015 van [bedrijf 1] aan [bedrijf 3] te (laten) sturen voor het verkrijgen van de financiering voor een KTM motor en/of bij de Kamer van Koophandel te (laten) deponeren voor het verkrijgen va de financiering van een Peugeot 308;
-
de valse jaarrekening van 2016 van [bedrijf 1] aan [bedrijf 4] te (laten) sturen voor het verkrijgen van de financiering voor de Peugeot 5008;
-
de valse loon stroken en de valse werkgevers verklaringen aan [persoon 3] en/of[persoon 4] te (laten) sturen voor het verkrijgen van een hypotheek voor de woning [straat] te [pleegplaats] ;
-
De valse loonstrook van april 2017 te (laten) sturen aan [bedrijf 12] voor het verkrijgen van een creditcard;
-
De valse factuur aan [bedrijf 5]en/of [bedrijf 6] te (laten) sturen voor het verkrijgen van de financiering voor de Volkswagen Up.
3.
hij, op één of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 10 juli 2012 tot en met 8 juni 2018te [pleegplaats] , althans (elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
terwijl hij in staat van faillissement is verklaard (bij vonnis van de rechtbank Groningen van 10 juli 2012),
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s), en/of
(vanaf 1 juli 2016) terwijl hij wist dat hij een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeldvoor of tijdens het faillissement:
A)
tijdens het faillissementenig(e)goed(eren)aan de boedel heeft onttrokken, te weten:
-
70.000 euro geleend aan [bedrijf 1] op 1 mei 2014 (voor de aankoop van een chalet);
-
(de waarde/opbrengst van) 72 aandelen in [bedrijf 7] verkregen op 8 maart 2017;
-
175.000 euro ontvangen (uit de lening van [persoon 5] ) d.d. 23 maart 2017;
-
100.000,- euro verkregen op een Luxemburgse rekening (van verdachte) en 50.000,- euro door verdachte contant ontvangen (vanuit de lening van [bedrijf 8] (d.d. 24 maart 2017);
B)
(tot 1 juli 2016) ter gelegenheid van het faillissement één of meer schuldeiser(s) op enige wijze wederrechtelijk heeft bevoordeeld, immers heeft hij, verdachte,
-
zijn lening aan [persoon 6] (gedeeltelijk) afgelost door 97.500,- euro aan die [persoon 6] terug te betalen (in 2014 en 2015);
-
zijn lening aan [persoon 7] (gedeeltelijk) afgelost door 195.000 euro aan die [persoon 7] terug te betalen (in de periode van 29 augustus 2013 tot en met 13 september 2013);
C)
(tot 1 juli 2016) Lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord, te weten:
-
170.000,- euro door een lening van [persoon 6] d.d. 23 september 2013;
-
1.000.000,- euro door een lening van [bedrijf 9] d.d. 27 augustus 2013);
-
481.000,- euro aan contante stortingen op de bankrekening van [bedrijf 10] (in de periode van 10 juli 2012 tot en met 11 juni 2014);
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te doen uitgeven, in voorraad hebben.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd
en
het als degene die in staat van faillissement is verklaard, voor of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel onttrekken terwijl hij weet dat hierdoor een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte altijd al zijn rekeningen heeft betaald en momenteel weer werkzaam is bij een bedrijf. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft een groot aantal valse bankbiljetten in voorraad gehad met als doel ze uit te
geven als echt en onvervalst. Dit is een zeer ernstig feit. Het economisch (handels)verkeer is
gebaseerd op het vertrouwen dat aan bankbiljetten een bepaalde (daarop vermelde) waarde
kan worden toegekend. Door valse biljetten in omloop te houden wordt dit essentiële
economische principe ondergraven en worden personen die in ruil voor deze biljetten
goederen afstaan financieel gedupeerd.
Tevens heeft verdachte samen met anderen gebruik gemaakt van valse jaarrekeningen,
werkgeversverklaringen, loonstroken en bankafschriften. Deze geschriften hebben verdachte
en zijn medeverdachten gebruikt om financieringen te verkrijgen. Met deze financieringen
waren grote financiële belangen gemoeid en daardoor konden andere betrokken partijen
aanzienlijk nadeel lijden. Door gebruikmaking van dergelijke valse geschriften wordt
bovendien het vertrouwen in geschriften met een bewijsbestemming ernstig geschaad. De
integriteit van het financiële en economische verkeer staat of valt met het vertrouwen dat
gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in de juistheid van stukken die tot enig bewijs
dienen, zoals de geschriften in kwestie. Dit vertrouwen is door het handelen van verdachte in ernstige mate aangetast.
Ook heeft verdachte tijdens zijn faillissement geld en goederen aan de boedel onttrokken,
schuldeisers wederrechtelijk bevoordeeld en baten niet verantwoord aan de curator. Uit
tapgesprekken blijkt dat verdachte zich niets heeft aangetrokken van zijn faillissement en
gewoon is doorgegaan met allerlei zakelijk en persoonlijk getinte financiële transacties. Dit
alles heeft hij buiten het zicht van de curator gehouden terwijl hij heel goed wist dat hij de verplichting had om dergelijke overeenkomsten en handelingen van tevoren aan de curator mee te delen of daarover te overleggen. Door aldus te handelen heeft de verdachte de schuldeisers in zijn faillissement voor een aanzienlijk bedrag benadeeld. Een dergelijke vorm van fraude tast het vertrouwen tussen ondernemers onderling, dat van essentieel belang is voor een goed functionerend handelsverkeer, aan. Bovendien is de (economische) rechtsorde gebaat bij een voortvarende en goede afwikkeling van faillissementen waarin de rol van de curator en de failliet van groot belang zijn. Door zijn handelwijze heeft verdachte dat belang en de taak van de curator ondermijnd.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat op de bewezen verklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dat met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt het hof rekening met de door het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) opgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting bij fraudedelicten, die bij een benadelingsbedrag van € 1 miljoen en hoger een gevangenisstraf van 24 maanden tot de maximum op te leggen gevangenisstraf als
uitgangspunt geven.
Verdachte is ook al eerder veroordeeld geweest voor bedrieglijke bankbreuk in 2010, zoals blijkt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 april 2023. Verdachte heeft nimmer en ook niet ter zitting van het hof enig inzicht getoond in het laakbare karakter van zijn handelen. Sterker nog: hij heeft de schuld hoofdzakelijk bij zijn boekhouder, medeverdachte [medeverdachte 2] , neergelegd die ongevraagd allerlei documenten en jaarstukken zou hebben vervalst. Ook zou verdachte door een civiele advocaat onjuist zijn geadviseerd over het gebruik van “zijn” rechtspersonen tijdens zijn persoonlijk faillissement. Verdachte heeft de schuld buiten zichzelf gelegd en heeft dat gedaan zonder enige concrete of logische onderbouwing. Verdachte is ter zitting zo hardleers overgekomen dat het hof er bepaald niet gerust op is dat verdachte niet meer met politie en justitie in aanraking zal komen.
De laconieke houding van verdachte wordt bevestigd door het tapgesprek waarin verdachte zich heeft laten ontvallen
“het interesseert mij eigenlijk helemaal geen enne kut, of het er nou op ligt of niet er op ligt, ik heb er geen last van, ik heb er geen gemak van”.
Verder weegt het hof in het nadeel van verdachte mee dat – anders dan door de verdediging gesteld – wel degelijk sprake is van een substantiële benadeling. Zo is de totale schuldenlast van verdachte door de curator vastgesteld op ongeveer € 3,2 miljoen, terwijl het faillissement blijkens mededelingen van zijn civiele insolventieadvocaat ter zitting van het hof is beëindigd met een akkoord ten bedrage van in totaal (slechts) € 50.000.
Het hof vindt gelet op het voorgaande een hogere gevangenisstraf dan is opgelegd door de rechtbank en dan is gevorderd door de rechtbank passend en geboden. Het hof komt in beginsel tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf 42 maanden.
Voor een gedetineerde verdachte geldt als redelijke termijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep een periode van (telkens) 24 maanden.
De doorzoeking van de woning van verdachte vond plaats op 7 juni 2017. Het vonnis is gewezen op 25 juni 2019. Dat betekent dat de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim twee weken is overschreden.
Vervolgens is verdachte op 8 juli 2019 in hoger beroep gekomen. Op 7 januari 2022 is de zaak op verzoek van de verdediging aangehouden wegens ziekte van verdachte. Dit arrest heeft als uitspraakdatum 24 mei 2023. In totaal zijn ruim 46 maanden verstreken in hoger beroep. Dat levert een overschrijding van de redelijke termijn op. Die overschrijding is deels aan het hof te wijten.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en hoger beroep zal het hof aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten stukken administratie. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 49 valse biljetten van € 500 en een geldtelmachine. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 63, 209, 225 en 341 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
38 (achtendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder het nummer 3.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 2 en 4.
Aldus gewezen door
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. C.H. Zuur en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.W.P. Soons, griffier,
en op 24 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.L.M. van Gorkom is buiten
staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 24 mei 2023.
Tegenwoordig:
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. A.C.L. van Holland, advocaat-generaal,
mr. F. Stax, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
COMPAS Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen Gebr. LP7D Datum 06 jun 2019
Sector Parketnr.
LP 51/960003-17
Zitting
Naam verdachte
MK 11 juni 2019 [verdachte] .
Rolnr
1
Voorwerpen Waarde Dt.beslis. Beslissing Opmerkingen
Geld Euro 0.00
HOOOB.03.01.001 Envelop met (valse) 500,- biljettn
  • 1.00 STK Administratie 0.00
Hoooa.12.01.oos.002 /Kosten baten overz. drukker
  • 1.00 STK Administratie 0.00
HOOOB.12.01.006 /Schuldbekentenissen [persoon 5]
  • 4 1.00 STK Overige goederen Kl:zwart
SAFESCAN
HOOOB.12.01.008 /Geldtelmachine zwart
Alle bedragen zijn weergegeven in euro's