ECLI:NL:GHARL:2023:4376

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
200.215.595
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen appartementseigenaren over lekkages en geluidsoverlast

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een geschil tussen twee appartementseigenaren over lekkages en geluidsoverlast. De appellante, hierna aangeduid als de benedenbuurvrouw, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, de bovenbuurman, met betrekking tot schade die zij stelt te hebben geleden door lekkages vanuit het appartement van de bovenbuurman. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 21 december 2021 een deskundige benoemd om de schade te onderzoeken. De deskundige heeft op 26 oktober 2022 zijn rapport uitgebracht, waarin hij concludeert dat er op het moment van onderzoek geen zichtbare lekkageschade aanwezig was in de keuken, slaapkamers en berging van de benedenbuurvrouw. Wel zijn er aanwijzingen voor vochtdoorslag door de buitenmuren, maar geen actuele lekkages. De deskundige heeft ook vragen beantwoord over de schade in de badkamer en slaapkamer van de benedenbuurvrouw, maar kon geen duidelijke oorzaken vaststellen voor de lekkageschade die zij claimt. Het hof heeft de deskundige gevraagd om de kosten van herstelmaatregelen te begroten, maar de deskundige kon geen schade vaststellen die aan de bovenbuurman kon worden toegerekend. De benedenbuurvrouw heeft ook geluidsoverlast aangevoerd, maar het hof oordeelt dat de bovenbuurman zijn verplichtingen met betrekking tot geluidsreductie grotendeels is nagekomen. Uiteindelijk heeft het hof de vorderingen van de benedenbuurvrouw afgewezen, met uitzondering van een schadevergoeding van € 3.000,- en een vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.215.595
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/388994)
arrest van 23 mei 2023
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats1] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [de benedenbuurvrouw] ,
advocaat: mr. J.W. Verhoeven,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [de bovenbuurman] ,
advocaat: mr. H.P. Verheyen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 21 december 2021 hier over. In dit arrest is ir. J.C.A. van den Bergh van Bureau voor Bouwpathologie benoemd tot deskundige. De deskundige heeft zijn rapport uitgebracht op 26 oktober 2022. Daarna heeft [de benedenbuurvrouw] een memorie na deskundigenbericht genomen en [de bovenbuurman] een antwoordmemorie na deskundigenbericht, beide memories met producties. Het hof heeft bij beschikking van 25 januari 2023 het honorarium van de deskundige vastgesteld op € 5.400 inclusief btw. Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1.
Het hof heeft in zijn tussenarrest van 21 december 2021 de deskundige de volgende vragen voorgelegd:
1. Is er schade in de keuken, tweede slaapkamer en berging van het appartement van [de benedenbuurvrouw] door lekkages via het dak, waarop het dakterras is aangelegd? Zo ja, kunt u daarvan een beschrijving geven? Kunt u vaststellen wat de oorzaak is geweest van de lekkages? Welke maatregelen zijn nodig om de schade te herstellen en wat kosten deze maatregelen? Is er door de lekkage gevolgschade aan inboedel ontstaan en wat kost het om deze schade te herstellen? In hoeverre moet er rekening worden gehouden met een aftrek nieuw voor oud na uitvoering van de werkzaamheden?
2. Is er sprake van:
2.1
lekkage door ondeugdelijk voeg- en kitwerk in de buitengevel op de eerste verdieping ter plaatse van het dakterras/balkon,
2.2
ondeugdelijke aanhechting van het bitumen van het balkon op de eerste verdieping,
2.3
gaten in de balkonvloer op de eerste verdieping,
2.4
een niet goed sluitende loodslab op het balkon?
Zo ja, is ten gevolge van deze gebreken schade ontstaan aan het privégedeelte van [de benedenbuurvrouw] en zo ja, welke maatregelen moeten worden getroffen om die schade te herstellen en hoeveel kosten die maatregelen? Is er door de lekkage gevolgschade aan inboedel ontstaan en wat kost het om deze schade te herstellen? In hoeverre moet er rekening worden gehouden met een aftrek nieuw voor oud na uitvoering van de werkzaamheden? Is er overlap met de schade bedoeld in 1, 5 of 6?
3. Is er sprake van:
3.1
gebrekkig herstel van een ontbrekende loodslab in een hoek aan de voorzijde van het dakterras,
3.2
vochtinwerking vanaf het dakterras met verkleuring van witte breukstenen en loslatend stucwerk tot gevolg?
Zo ja, is ten gevolge van deze gebreken schade ontstaan aan het privégedeelte van [de benedenbuurvrouw] en zo ja, welke maatregelen moeten worden getroffen om die schade te herstellen en hoeveel kosten die maatregelen? Is er door de lekkage gevolgschade aan inboedel ontstaan en wat kost het om deze schade te herstellen? In hoeverre moet er rekening worden gehouden met een aftrek nieuw voor oud na uitvoering van de werkzaamheden? Is er overlap met de schade bedoeld in 1, 5 of 6?
4. Heeft [de bovenbuurman] de beschadiging van de buitenmuur door verwijdering van een oude schutting op het dakterras conform punt 9 van de afspraken van 12 september 2014 hersteld en zo nee, welke werkzaamheden moeten nog worden uitgevoerd en wat zijn de kosten daarvan? Heeft [de benedenbuurvrouw] ten gevolge van de beschadiging van de buitenmuur en het uitblijven van herstel daarvan schade geleden, zo ja welke en wat kost het om deze schade te herstellen? Is er overlap met de schade bedoeld in 1, 5 of 6?
5. Is er schade in de badkamer van het appartement van [de benedenbuurvrouw] door lekkage via of langs de standleiding van de afvoer van de douche en de wc’s in het appartement van [de bovenbuurman] ? Zo ja kunt u daarvan een beschrijving geven? Welke maatregelen zijn nodig om de schade te herstellen en hoeveel kosten die maatregelen? Is er door de lekkage gevolgschade aan inboedel ontstaan en wat kost het om deze schade te herstellen? In hoeverre moet er rekening worden gehouden met een aftrek nieuw voor oud na uitvoering van de werkzaamheden?
6. Is er schade in de slaapkamer van het appartement van [de benedenbuurvrouw] door lekkage vanuit de bovenwoning van [de bovenbuurman] ? Zo ja kunt u daarvan een beschrijving geven? Welke maatregelen zijn nodig om de schade te herstellen en hoeveel kosten die maatregelen? Is er door de lekkage gevolgschade aan inboedel ontstaan en wat kost het om deze schade te herstellen? In hoeverre moet er rekening worden gehouden met een aftrek nieuw voor oud na uitvoering van de werkzaamheden?
7. Heeft [de bovenbuurman] de in rechtsoverweging 3.17 van het tussenarrest van 31 maart 2020 weergegeven afspraak correct uitgevoerd? Zo nee, welke maatregelen moeten nog worden genomen en hoeveel kost dat?
8. Heeft [de bovenbuurman] de punten 1 tot en met 6 van de afspraken van 12 september 2014 (weergegeven in rechtsoverweging 3.2 van het tussenarrest van 31 maart 2020) correct uitgevoerd? En de afspraak tot het volstorten van de koof met pyriet? Zo nee, welke maatregelen moeten nog worden genomen en hoeveel kost dat?
9. Heeft [de bovenbuurman] punt 1.a van de afspraken van 3 oktober 2016 (weergegeven in rechtsoverweging 3.6 van het tussenarrest van 31 maart 2020) correct uitgevoerd? Zo nee, welke maatregelen moeten nog worden genomen en hoeveel kost dat? Welke maatregelen zijn nodig om de geluidsreductie tussen de appartementen zodanig te beperken dat deze voldoen aan de normen van de Stichting Geluidshinder en hoeveel kosten deze maatregelen? Wilt u bij het vaststellen van de kosten betrekken dat [de bovenbuurman] de kosten van de in punt 1.a te nemen maatregelen zou dragen en [de benedenbuurvrouw] de kosten van het eventueel zwevend maken van haar plafond?
10. Geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
2.2.
De deskundige heeft, samengevat, het volgende gerapporteerd.
Vraag 1: Op het moment van onderzoek was er geen lekkageschade zichtbaar in de keuken, slaapkamers en berging. In de gang tussen de keuken en de slaapkamers is enige aftekening langs het binnendeurkozijn zichtbaar. Mogelijk dat het looddetail bij de buren daar eerder debet aan is geweest. De situatie is eveneens gewijzigd door andere bouwwerkzaamheden bij de buren. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen voor lekkages vanaf het dakterras, wel van enige vochtdoorslag door de buitenmuren. Volgens [de bovenbuurman] heeft het in het verleden mogelijk gelekt in de betreffende ruimten, onder het dakterras, aangezien men een scheur in de dakbedekking heeft ontdekt en ook weer hersteld. Uit de aan de deskundige verstrekte documenten (o.a. foto’s) valt mogelijk op te maken dat het ter plaatse inderdaad gelekt heeft, maar onduidelijk is in welke context het beeldmateriaal gezien moet worden, qua datum, gebeurtenis en uitgevoerde herstelwerkzaamheden. (De deskundige herhaalt deze slotzin bij de antwoorden op de vragen 2, 3, 4, 5 en 6.)
Vraag 2: Volgens [de bovenbuurman] zijn de genoemde punten in de afgelopen jaren hersteld. Omdat er geen actuele lekkages zijn, lijkt dit in ieder geval succesvol gebleken. Er zijn op het dakterras en ter plaatse van de achtergevel geen onvolkomenheden waargenomen, zoals in de vraag omschreven. De hemelwaterafvoer is een eventueel verbeterpunt: mogelijk dat deze hoger langs de uitbouw van de buren omgeleid kan worden en direct kan uitmonden in de goot achter het terrasdak.
Vraag 3: Volgens [de benedenbuurvrouw] ondervindt zij geen lekkages op deze plaatsen. Volgens [de bovenbuurman] is een en ander reeds 8-9 jaar geleden hersteld. Zie verder de antwoorden op vraag 1 en 2.
Vraag 4: De situatie is niet meer zichtbaar door de aanbouw van de buren. [de bovenbuurman] stelt dat hij dit (schade aan de buitenmuur) eerder heeft hersteld, maar [de benedenbuurvrouw] betwist dat. De deskundige kan daarover geen uitsluitsel geven.
Vraag 5: Tijdens het onderzoek was er geen lekkageschade in de badkamer aanwezig. Volgens zeggen heeft het in de badkamer 5 tot 6 keer gelekt en zou de oorzaak toentertijd zijn verholpen.
Vraag 6: In slaapkamer 1 was tijdens het onderzoek geen lekkageschade aanwezig. Wel is een aantal spotjes geoxideerd, maar de deskundige kan niet met zekerheid stellen dat dit het gevolg moet zijn geweest van lekkages in het verleden. In die slaapkamer zijn volgens zeggen tussen 2012-2014 diverse lekkages opgetreden, vermoedelijk vanuit de bovengelegen keuken, met als oorzaak volgens zeggen een kapotte afvoer. Deze lekkage zou toentertijd zijn verholpen.
Vraag 7: In vervolg op zijn antwoord op vraag 2 merkt de deskundige op dat de door hem voorgestelde aanpassing van de goot circa € 350 exclusief BTW kost.
Vraag 8: Over de punten 1 tot en met 6 van de tussen partijen gemaakte afspraken van 12 april 2014 heeft de deskundige het volgende opgemerkt:
1.
(horizontale latjes onder de traptreden van de trap naar de eerste verdieping tegen het kraken)De exact omschreven maatregel is niet uitgevoerd. Er is een alternatieve methode uitgevoerd (doorschroeven van de stootborden en traptreden) die effect heeft gehad, omdat de trap bij belopen amper kraakt. Omdat hout onder invloed van temperatuur en vochtigheid fluctuaties en lengteverandering ondergaat, kan dit op andere moment mogelijk anders ervaren worden. Dit punt wordt alsnog als afdoende beschouwd.
2.
(plaatsen opzetstuk over de traptreden)Voor de deskundige is het onbekend of de in dit onderdeel beschreven proef met speciale opzetstukken is uitgevoerd en beoordeeld. Volgens mededeling is de trap bekleed met vilt, waarop nieuwe treden en stootborden, geluidsabsorberend ondertapijt en tapijt zijn aangebracht. De nieuwe treden zouden zijn los gehouden van de trapbomen. Er zijn daardoor in beperkte mate loopgeluiden te horen. Uiteraard kan contactgeluid nooit helemaal worden geëlimineerd.
3.
(het uitdrukkelijke verzoek van [de benedenbuurvrouw] om ook geluidwerende maatregelen te treffen aan de trap naar de tweede verdieping)Volgens [de bovenbuurman] zijn er geen werkzaamheden aan deze trap verricht, omdat dit niet was overeengekomen. De kosten van het uitvoeren van dezelfde maatregelen als aan de trap naar de eerste verdieping raamt de deskundige op circa € 2.500 excl. BTW.
4.
(aanbrengen op alle deuren (inclusief de voordeur) van drangers en tocht/stoot-strips om de deuren zachter te laten sluiten)Op diverse deuren zijn drangers geplaatst, maar niet op de slaapkamerdeuren en de toegangsdeur boven de trap. Het alsnog uitvoeren van die werkzaamheden raamt de deskundige op € 250 excl. BTW.
5.
(voorzien van alle keukenkastjes van "stoppers")Alle keukenkastjes zijn voorzien van rubber doppen.
6.
(aanbrengen op het (dak)terras van rubberen tegels)Op het dakterras zijn rubberen tegels aangebracht.
(extra vraag over het volstorten van de koof met pyriet)De koof is niet volgestort, omdat men daarmee meer schade verwacht in/aan het appartement van [de benedenbuurvrouw] . De koker/koof is immers geen afgesloten ruimte, waardoor het af te vullen materiaal zich zou kunnen verspreiden in de plafonds. Alvorens met pyriet te vullen moet de koof van boven tot onder, ook bij de vloerdoorvoeren, afgetimmerd worden, zodat een gesloten geheel ontstaat dat afgevuld kan worden. De kosten raamt de deskundige op circa € 1.000 excl. BTW.
Vraag 9:
(aanbrengen laag Fermacell op de verdiepingsvloer)Voor zover de deskundige heeft begrepen en heeft kunnen waarnemen zijn de genoemde werkzaamheden in opdracht van [de bovenbuurman] uitgevoerd. Uiteraard kan contactgeluid bij het belopen van een houten vloer nooit helemaal worden geëlimineerd in een dergelijke bouw. De deskundige heeft vastgesteld dat er slechts in beperkte mate loopgeluiden te horen zijn. Om geluidsoverlast verder te reduceren zou er onder de vloer een loshangend verlaagd plafond toegepast kunnen worden, met redelijk ingrijpende consequenties voor het appartement van [de benedenbuurvrouw] . Geluidsmetingen zouden kunnen worden uitgevoerd, maar die geven weinig duidelijkheid.
Vraag 10: De deskundige heeft geen aanleiding om aanvullende opmerkingen te maken.
2.3.
Alvorens de opmerkingen van partijen over het deskundigenbericht te bespreken, gaat het hof in op het verwijt van [de benedenbuurvrouw] aan [de bovenbuurman] dat hij in een
“flitsactie onderhoud”van maart 2022 allerlei gebreken aan het gebouw zou hebben hersteld en daarmee schades zou hebben weggewerkt, zodat de deskundige daarover niets meer zou kunnen constateren. Zij heeft haar verwijt met een aantal foto’s toegelicht (productie 1, bijlage 1 bij de memorie na deskundigenbericht). [de bovenbuurman] heeft het verwijt weersproken. Aan de hand van facturen van een schilder en een installatiebedrijf heeft hij aangevoerd dat hij in 2022 regulier onderhoud aan het gebouw heeft laten uitvoeren, onderhoud dat hij iedere drie jaar laat uitvoeren.
2.4.
Op de door [de benedenbuurvrouw] overgelegde foto’s zou te zien zijn dat [de bovenbuurman] na 7 maart 2022 loshangende planken van het balkonhek heeft laten weghalen, het terras op de eerste verdieping heeft laten schoonmaken en daar loodslabben heeft laten vervangen, de ramen en de deur aan de voorkant heeft laten schilderen en kennelijk ook werkzaamheden aan de achtergevel heeft laten uitvoeren. Dat deze werkzaamheden bestaande gebreken maskeren die betrekking hebben op het door de deskundige uitgevoerde onderzoek maakt [de benedenbuurvrouw] onvoldoende duidelijk. Mogelijk zou zo’n verband er wel zijn wat de gestelde vervanging van loodslabben op het terras betreft: daarmee zou wellicht een bestaande lekkage kunnen zijn verholpen. Maar dat is dan weer niet te rijmen met de constatering van de deskundige dat er tijdens zijn opname geen sporen van lekkages in de woning van [de benedenbuurvrouw] zijn geconstateerd. Dit verwijt is daarom ongegrond.
Schade door lekkages (vragen 1 tot en met 7)
2.5.
De deskundige heeft vastgesteld dat er geen schade door lekkages meer zichtbaar is, uitgezonderd een aantal geoxideerde spotjes in slaapkamer 1: mogelijk is de oxidatie veroorzaakt door een lekkage. Verder laten de foto’s in het dossier volgens hem zien dat er in het verleden mogelijk lekkages zijn opgetreden, maar kan hij omtrent de oorzaak geen uitsluitsel geven.
2.6.
[de benedenbuurvrouw] heeft gesteld dat de deskundige zijn onderzoek te oppervlakkig heeft uitgevoerd en dat hij als een spreekwoordelijke wervelwind door het huis is gegaan en slechts oppervlakkig visueel heeft gekeken. [de bovenbuurman] heeft dit verwijt tegengesproken en aangevoerd dat de deskundige zijn opdracht zorgvuldig heeft uitgevoerd. Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de grondigheid van het rapport van de deskundige (van 18 bladzijden en 33 foto’s als bijlage) en gaat daarom aan het verwijt van [de benedenbuurvrouw] voorbij.
2.7.
Dit betekent dat onderdeel 3 van het petitum, waarin [de benedenbuurvrouw] vordert dat [de bovenbuurman] wordt veroordeeld tot het laten uitvoeren door een erkend aannemersbedrijf van alle (herstel)werkzaamheden aan zijn eigendom die nodig zijn om nieuwe waterschade in en aan de woning van [de benedenbuurvrouw] te voorkomen, zal worden afgewezen.
2.8.
Het voorgaande betekent ook dat de deskundige de door [de benedenbuurvrouw] gestelde oorzaken van de waterschade in haar appartement niet heeft kunnen vaststellen. Daarmee kan dus ook niet worden vastgesteld dat [de bovenbuurman] aansprakelijk is voor de door [de benedenbuurvrouw] gestelde lekkageschade. [de benedenbuurvrouw] heeft geen voldoende concreet aanbod tot getuigenbewijs ter zake van deze oorzaken gedaan (uitgezonderd het in 2.10 te noemen punt), zodat deze oorzaken ook niet aan de hand van getuigenverklaringen kunnen worden vastgesteld. De rapporten van CED/A1 en MOB geven onvoldoende uitsluitsel over de oorzaken van de lekkageschade. De omstandigheid dat er op plaatsen in de woning van [de benedenbuurvrouw] een hoge vochtigheid is gemeten, kan ook zijn veroorzaakt, zoals [de bovenbuurman] heeft aangevoerd, door de aard van de bouw van dit pand uit 1940. Dit alles brengt mee dat de gevorderde lekkageschade die [de benedenbuurvrouw] stelt te hebben geleden door het binnentreden van water in haar badkamer via de standleiding, door het binnentreden van water in haar slaapkamer vanuit de keuken in het appartement van [de bovenbuurman] , door het binnentreden van water door gesteld ondeugdelijk kit- en voegwerk, door een ondeugdelijke aanhechting van bitumen op het balkon op de eerste verdieping, door een afwijking in de stalen afvoerbuizen, door gaten in de balkonvloer, door een niet aansluitende loodslab, door lekkages vanuit de badkamer in het appartement van [de bovenbuurman] , door het ontbreken van een loodslab in een hoek van het dakterras en door verkleurde witte breukstenen niet zal worden toegewezen, tenzij deze lekkageschade samenhangt met de in 2.10 en 2.11 vermelde oorzaken. De grieven I en II zijn in zoverre ongegrond.
2.9.
In nrs. 31 en 32 van haar memorie na deskundigenbericht heeft [de benedenbuurvrouw] gesteld dat de rubberen daktegels verschuiven, waardoor lekkages kunnen ontstaan en dat er een nieuwe lekkage is opgetreden, die zij heeft gemeld bij [de bovenbuurman] en onder de aandacht heeft gebracht van de deskundige, die daar echter niets mee zou hebben gedaan. [de benedenbuurvrouw] heeft deze stellingen te weinig uitgewerkt, zodat het hof daaraan voorbij moet gaan. Op foto 3 van bijlage 1 bij productie 1 kunnen geen verschoven tegels worden waargenomen. In nr. 35 heeft [de benedenbuurvrouw] zich erover beklaagd dat de deskundige de in vraag 3 genoemde locatie (een hoek aan de voorzijde van het dakterras) niet heeft bezocht. Aangezien beide partijen hadden aangegeven dat de lekkage was verholpen, was daartoe ook geen noodzaak meer. De kritiek is niet terecht.
2.10.
[de benedenbuurvrouw] heeft wel een voldoende concreet aanbod tot getuigenbewijs gedaan ter zake van haar stelling dat het stampen en springen door huurders en hun gasten tijdens oudejaarsnacht 2011-2012 hebben geleid tot beschadiging van het dakterras en daardoor tot lekkages in haar keuken, berging en tweede slaapkamer (nr. 160 van de memorie van grieven tevens houdende vermeerdering van eis). Anders dan het hof heeft overwogen in rechtsoverweging 2.5 van zijn tussenarrest van 21 december 2021 zal het hof niet overgaan tot het horen van getuigen, maar beslissen dat [de benedenbuurvrouw] in voldoende mate heeft aangetoond dat de lekkageschade in haar keuken, berging en tweede slaapkamer is veroorzaakt door de activiteiten van de huurders en hun gasten tijdens de oudejaarsnacht 2011-2012. Uit de e-mails van [de benedenbuurvrouw] van 2 en 5 januari 2012 blijkt dat zij zich toen heeft beklaagd over het stampen en springen van de studenten en over een lekkage. Daarmee heeft zij - onvoldoende gemotiveerd betwist - gesteld dat er door de activiteiten tijdens oudejaarsnacht lekkages zijn ontstaan (als gevolg van het gedrag van huurders van [de bovenbuurman] ). Het hof heeft in rechtsoverweging 3.12 van het tussenarrest van 31 maart 2020 beslist dat [de bovenbuurman] in dat geval voor deze schade aansprakelijk is.
2.11.
De rechtbank heeft in onderdeel 5.1 van het dictum van het vonnis [de bovenbuurman] veroordeeld tot schadevergoeding nader op te maken bij staat ter zake van het herstel van het gat in de buitengevel ter plaatse van de verwijderde schutting, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2014. Het gaat hier om het zesde schadegeval, dat volgens [de benedenbuurvrouw] niet is opgenomen in het rapport van CED/A1 (nr. 3.8 van de dagvaarding). [de bovenbuurman] is in hoger beroep niet opgekomen tegen deze beslissing. Het hof heeft in het tussenarrest van 21 december 2021 onder 2.8 overwogen dat het de schade zal vaststellen, in plaats dat het partijen daarvoor zal verwijzen naar een schadestaatprocedure. Na inwinning van de standpunten van partijen hierover heeft het hof de deskundige gevraagd deze schade te begroten (vraag 4). De deskundige heeft echter ook deze schade niet kunnen begroten omdat die schade aan de gevel niet meer zichtbaar is. Uit het feit dat de deskundige geen schade door lekkage heeft waargenomen leidt het hof wel af dat [de bovenbuurman] die oorzaak van lekkage afdoende heeft weggenomen, ook al heeft de deskundige niet meer kunnen vaststellen dat dit was gebeurd. De stelling van [de benedenbuurvrouw] dat er nog steeds een gapend gat op die plaats zou zijn en dat dit zou blijken uit foto 14 in de fotorapportage van de deskundige en uit de foto’s die zij heeft overgelegd als productie 24 bij dagvaarding, volgt het hof niet. Het hof heeft op die foto’s geen gapend gat waargenomen. Als er een gapend gat aanwezig zou zijn, zou er bovendien schade door een lekkage waarneembaar moeten zijn, wat blijkens het rapport van de deskundige niet het geval is.
2.12.
Een en ander brengt mee dat het hof de in 2.10 en 2.11 bedoelde schade zal moeten schatten, nu de deskundige deze schade niet meer heeft kunnen vaststellen. [de benedenbuurvrouw] heeft zich voor de door haar geleden schade beroepen op de taxatie in het rapport van CED voor de daar besproken schadegevallen, welke taxatie € 28.678,40 inclusief BTW bedraagt en op haar begroting van de inboedelschade van € 4.711, welke opstellingen elkaar voor een deel overlappen. Voor de niet in het rapport van CED besproken schadefactoren heeft [de benedenbuurvrouw] verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd. [de benedenbuurvrouw] heeft geen facturen van uitgevoerde herstelwerkzaamheden overgelegd, hoewel er volgens de deskundige geen lekkageschade waarneembaar is in haar appartement. Als bijlage bij productie 78 bij de akte van 27 maart 2019 heeft zij enkele facturen met betrekking tot kantoorartikelen, een matras en schilderswerkzaamheden overgelegd. Zij heeft de inboedelschade verder toegelicht in nr. 23 van de akte van 28 april 2020. De schadebegrotingen heeft [de bovenbuurman] gemotiveerd betwist en deze hebben ook betrekking op schadeposten (althans: uitgaven) waarvan niet is vastgesteld dat [de bovenbuurman] daarvoor aansprakelijk is. Het hof zal de schade ten gevolge van de twee vastgestelde schadeoorzaken begroten op € 3.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2014. Het hof acht het redelijk dat [de benedenbuurvrouw] CED en A1 heeft ingeschakeld om onderzoek te doen naar de lekkageschade en vindt ook het honorarium van beide adviseurs van € 428,40 en € 292,82, tezamen € 721,22 inclusief btw redelijk (artikel 6:96 lid 2 sub b BW). Deze bedragen zullen daarom worden toegewezen. In zoverre zijn de grieven II en VII gegrond en kan het onder 1, 2 en 7 gevorderde worden toegewezen, met de volgende kanttekening: [de benedenbuurvrouw] stelt dat zij € 409,95 aan CED Brandvaria heeft betaald, maar er is slechts een factuur van € 292,82 overgelegd. Daarom zal slechts dat bedrag worden toegewezen.
2.13.
[de benedenbuurvrouw] heeft als productie 2 bij haar memorie na deskundigenbericht een brief van haar inboedelverzekeraar FBTO van 20 januari 2022 overgelegd, waaruit blijkt dat zij de schade die zij in deze procedure vordert niet heeft gemeld bij FBTO. De door het hof gestelde vraag in rechtsoverweging 2.14 van het tussenarrest van 21 december 2021 is daarmee afdoende beantwoord. Dit betekent dat er van subrogatie geen sprake is en dat [de benedenbuurvrouw] de schuldeiser is van de schadevergoedingsvordering waarop zij in deze procedure aanspraak maakt.
2.14.
De deskundige heeft als antwoord op vraag 7 over de door [de bovenbuurman] aangebrachte hemelwaterafvoer vanaf het dak geadviseerd deze hoger langs de uitbouw van de buren om te leiden, zodat deze direct kan uitmonden in de goot achter het dakterras. De geschatte kosten zijn volgens de deskundige € 350,- exclusief btw. [de bovenbuurman] heeft daarop gereageerd dat hij het niet met deze aanbeveling eens is, maar dat hij haar inmiddels heeft opgevolgd en de afvoer heeft aangepast. Hij heeft als productie 20 foto’s van de aanpassingen overgelegd. Dat betekent dat [de bovenbuurman] de op hem rustende afspraken op dit punt is nagekomen zodat op dit punt in de procedure niet is gebleken van de tekortkoming die [de benedenbuurvrouw] ziet. Haar vordering om [de bovenbuurman] tot nakoming te veroordelen zal worden afgewezen.
Geluidsoverlast
2.15.
Vraag 8 betreft de maatregelen ter bestrijding van geluidsoverlast vanuit het appartement van [de bovenbuurman] naar het appartement van [de benedenbuurvrouw] . In het bijzonder gaat het om de vraag of [de bovenbuurman] de punten 1 tot en met 6 van de afspraken heeft uitgevoerd die partijen op 12 september 2014 hebben gemaakt. Punt 1 houdt in het aanbrengen van horizontale latjes onder de treden van de trap naar de eerste verdieping. De deskundige heeft vastgesteld dat [de bovenbuurman] die afspraak niet heeft uitgevoerd, maar dat hij de stootborden en traptreden heeft doorgeschroefd. Deze maatregelen hebben effect gehad, omdat de trap amper tot niet kraakt. Volgens [de benedenbuurvrouw] kan die conclusie niet worden getrokken, omdat de deskundige de trap heeft beoordeeld door [de bovenbuurman] en haar partner over de trap te laten lopen. De studenten belopen de trap onstuimiger, zodat zij meer geluidsoverlast veroorzaken. Het hof volgt [de benedenbuurvrouw] hierin niet. Het gaat ervan uit dat de deskundige in zijn oordeel heeft betrokken dat de trap ook op energiekere manieren kan worden belopen. Als [de benedenbuurvrouw] dit aspect belangrijk had gevonden, had zij dat toen moeten bespreken met de deskundige en eventueel de trap als een student hebben moeten (laten) belopen. Zij had ook een rapportage van een eigen deskundige kunnen overleggen. Omdat zij dit een en ander niet heeft gedaan, gaat het hof voorbij aan het bezwaar. De slotsom is daarom dat [de bovenbuurman] dit punt van de afspraken heeft uitgevoerd.
2.16.
Punt 2 houdt in dat [de bovenbuurman] over de traptreden een opzetstuk zal aanbrengen met daaronder geluidsabsorberend materiaal. Om te voorkomen dat onnodig hoge kosten worden gemaakt zou eerst een proefopstelling worden gemaakt. De deskundige heeft niet kunnen vaststellen dat er een proefopstelling is gemaakt. De deskundige heeft verder vermeld dat hem werd verteld dat de trap naar de eerste verdieping is bekleed met vilt, waarop nieuwe treden en stootborden zijn aangebracht en daarop weer geluidsabsorberend tapijt. De nieuwe treden zouden los zijn gehouden van de trapbomen. De conclusie van de deskundige is dat, hoewel geluid nooit helemaal kan worden geëlimineerd in een dergelijk gebouw, hij proefondervindelijk heeft vastgesteld dat er amper loopgeluiden te horen zijn. Hetgeen [de benedenbuurvrouw] daartegen in brengt is niet ter zake dienend. Ook dit punt van de afspraken is [de bovenbuurman] nagekomen.
2.17.
Punt 3 betreft het verzoek van [de benedenbuurvrouw] ook geluidsreducerende maatregelen te treffen op de trap naar de tweede verdieping. Het gaat dus om een verzoek dat [de bovenbuurman] niet verplicht was op te volgen. [de benedenbuurvrouw] heeft verder onvoldoende gesteld om te kunnen vaststellen dat deze trap voor onaanvaardbare geluidsoverlast zorgt. Dit punt behoeft daarom geen verdere behandeling.
2.18.
Punt 4 betreft de afspraak om op alle deuren in het appartement van [de bovenbuurman] deurdrangers te bevestigen. De deskundige heeft geconstateerd dat op diverse deuren deurdrangers zijn geplaatst, maar niet op de slaapkamerdeuren en de toegangsdeur boven aan de trap. De deskundige schat de kosten van het alsnog aanbrengen van deurdrangers op € 250,- exclusief btw. [de bovenbuurman] heeft in zijn reactie vermeld dat de deuren naar de studentenkamers altijd openstaan en nooit gesloten worden. Dit is echter geen reden om de afspraak niet uit te voeren. Wel ziet het hof een reden de afspraak op een praktische manier aan te passen door rubberen strips of doppen in te frezen of te lijmen in de deursponningen op de eerste verdieping, een en ander naar keuze van [de bovenbuurman] en voor zover dat niet al is gebeurd en voor zover niet voorzien van een deurdranger, om zodoende te voorkomen dat een klap hoorbaar is als de deur wordt dichtgedaan. Als de deuren permanent openstaan is een deurdranger immers geen praktische oplossing. Het hof zal [de bovenbuurman] daartoe veroordelen.
2.19.
Punt 5 betreft de afspraak dat [de bovenbuurman] alle keukenkastjes zal voorzien van “stoppers”. De deskundige heeft geconstateerd dat de keukenkastjes zijn voorzien van rubberen “doppen”. [de benedenbuurvrouw] heeft onvoldoende uitgewerkt dat “doppen” anders zijn dan “stoppers” en dat er nog steeds geluidsoverlast is. Het hof gaat aan die bezwaren voorbij ook omdat [de benedenbuurvrouw] haar stelling niet heeft toegelicht aan de hand van een rapport van een eigen deskundige. [de bovenbuurman] is dit deel van de afspraken nagekomen.
2.20.
Punt 6 betreft de afspraak dat [de bovenbuurman] rubberen tegels zal aanbrengen op het dakterras. De deskundige heeft geconstateerd dat er rubberen tegels zijn aangebracht. Dat de onder dit punt vermelde proefopstelling niet is gemaakt, zoals [de benedenbuurvrouw] stelt, leidt niet tot de conclusie dat [de bovenbuurman] deze verplichting niet zou zijn nagekomen. [de benedenbuurvrouw] had aan de deskundige moeten duidelijk maken dat de tegels erg dun zijn en steeds verschuiven, zodat deze dat in zijn beoordeling had kunnen betrekken of een rapport van een eigen deskundige moeten overleggen. Nu zij dat niet heeft gedaan, is dit bezwaar niet gegrond. Het hof beslist daarom dat [de bovenbuurman] ook op dit punt zijn verplichtingen is nagekomen.
2.21.
Het laatste onderdeel van punt 6 betreft de toezegging van [de bovenbuurman] om perliet korrels (partijen hebben het over pyriet korrels, maar hoogstwaarschijnlijk zijn perliet korrels bedoeld) te storten in de koof rondom de waterafvoerleiding vanuit het appartement van [de bovenbuurman] om het geluid van naar beneden vallend water te dempen. De deskundige heeft geconstateerd dat er geen koof rondom de standleiding is, dat deze eerst moet worden aangelegd (kosten € 350,- exclusief btw) alvorens de perliet korrels daarin te storten. [de bovenbuurman] heeft voorgesteld dat [de benedenbuurvrouw] de werkzaamheden laat uitvoeren, omdat die juist vanuit haar appartement moeten worden verricht, en dat hij € 1.000 exclusief btw aan haar betaalt, zodra de koof is afgetimmerd. Hij zal dan de perliet korrels in de koof storten. Het hof zal dit voorstel overnemen en [de bovenbuurman] veroordelen de factuur van de aannemer (en eventuele andere betrokken leveranciers) aan [de benedenbuurvrouw] te vergoeden tot een maximum van € 1.000 exclusief btw en binnen vier weken na voltooiing van de koof deze vol te storten met perliet korrels. De deskundige heeft vermeld dat de koof van boven tot onder moet worden aangebracht, wat doet vermoeden dat de aannemer ook in het appartement van [de bovenbuurman] werkzaamheden zal moeten verrichten. [de bovenbuurman] dient de aannemer daartoe de gelegenheid te geven. Mochten de kosten meer dan € 1.000,- exclusief btw bedragen, dan is het meerdere voor rekening van [de benedenbuurvrouw] . Het gaat hier om werkzaamheden aan een gemeenschappelijk deel van het gebouw (artikel 2 sub b huishoudelijk reglement), zodat [de benedenbuurvrouw] in feite 40% van de kosten zou moeten dragen. [de bovenbuurman] neemt daarom meer op zich dan zou hoeven. Dat rechtvaardigt dat het meerdere boven € 1.000,- exclusief btw voor rekening van [de benedenbuurvrouw] komt. Het hof overweegt daarbij dat het niet aannemelijk voorkomt dat de kosten voor het aftimmeren van de koof een bedrag van € 2.500 te boven zullen gaan.
2.22.
Vraag 9 betreft de vraag of [de bovenbuurman] de afspraak, weergegeven onder punt 1.a in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 oktober 2016, (plaatsing van OSB2 norbord-platen en fermacell platen op de verdiepingsvloer) is nagekomen. De deskundige heeft daarover vermeld dat voor zover hij heeft begrepen de beschreven werkzaamheden zijn uitgevoerd en voorts dat contactgeluiden bij het belopen van een houten vloer nooit helemaal kunnen worden geëlimineerd, maar dat hij proefondervindelijk heeft vastgesteld als momentopname dat er slechts in beperkte mate loopgeluiden te horen zijn. Ter verdere reductie van geluidsoverbrenging zou er in het appartement van [de benedenbuurvrouw] onder de verdiepingsvloer een loshangend verlaagd plafond kunnen worden toegepast. Verder heeft de deskundige opgemerkt dat de Stichting Geluidshinder geen normen kent en dat de uitvoering van een specialistische meting ongeveer € 2.000,- exclusief btw kost. [de benedenbuurvrouw] heeft betoogd dat de deskundige niet heeft vastgesteld dat er fermacell platen zijn toegepast, dat hij volstrekt onvoldoende onderzoek heeft gedaan, omdat hij slechts rustig door het pand is gelopen, dat hij de drie studentenkamers niet heeft onderzocht, omdat deze dicht waren, dat daar slechts vodjes tapijt liggen en dat rond juni 2017 en tijdens de mondelinge behandeling bij dit hof van 27 maart 2019 aanvullende afspraken zijn gemaakt die [de bovenbuurman] niet heeft nageleefd. Deze bezwaren worden verworpen. Het hof vindt het aanvaardbaar dat de deskundige destructief onderzoek naar de aanwezigheid van fermacell platen achterwege heeft gelaten, nadat hij had geconstateerd dat er slechts in beperkte mate loopgeluiden te horen waren en had gehoord dat [de bovenbuurman] de afspraken had nageleefd. [de benedenbuurvrouw] heeft haar bezwaar dat de deskundige niet alle ruimtes van de eerste verdieping heeft onderzocht ook al naar aanleiding van het concept geformuleerd. De deskundige heeft geantwoord dat hij vrijwel alle ruimten op de eerste verdieping heeft bezocht. Het hof gaat er daarom vanuit dat de deskundige in voldoende mate de vloer op de eerste verdieping heeft onderzocht. Dat betekent dat het hof ook voorbijgaat aan de stelling van [de benedenbuurvrouw] dat in de studentenkamers vodjes tapijt liggen. Dat zou de deskundige moeten hebben opgemerkt. Het overgelegde SMS- (of Whatsapp)-bericht van 8 juni 2017 van [de benedenbuurvrouw] aan degene die voor [de bovenbuurman] het onderhoud van zijn appartement verzorgt, kan in het licht van de betwisting door [de bovenbuurman] niet worden gezien als een [de bovenbuurman] bindende nadere afspraak en lijkt bovendien niet af te wijken van de afspraak die op 3 oktober 2016 is gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 maart 2019 hebben partijen een concept van een schikking opgesteld. Nadien is gebleken dat partijen over dat concept geen overeenstemming hebben bereikt. Dat betekent dat [de benedenbuurvrouw] geen aanspraak op naleving van die concept-schikking heeft. De conclusie is dat [de bovenbuurman] de afspraken die wel zijn gemaakt is nagekomen.
2.23.
De slotsom van al het voorgaande is dat [de bovenbuurman] zal worden veroordeeld om rubberen strips of doppen te bevestigen in/aan de deursponningen op de eerste verdieping, een en ander naar keuze van [de bovenbuurman] en voor zover dat niet al is gebeurd en voor zover de deuren niet zijn voorzien van een deurdranger, om zodoende te voorkomen dat een klap hoorbaar is als de deur wordt dichtgedaan (2.18 hierboven) en om de factuur van de aannemer (en eventuele andere betrokken leveranciers) aan [de benedenbuurvrouw] te vergoeden tot een maximum van € 1.000 exclusief btw en binnen vier weken na voltooiing van de koof deze vol te storten met perliet korrels (2.21 hiervoor). Onderdeel 4 zal aldus worden toegewezen en grief V is in zoverre gegrond. De overige vorderingen van [de benedenbuurvrouw] ter zake de gestelde geluidsoverlast zullen worden afgewezen.
Overige bezwaren van [de benedenbuurvrouw]
2.24.
heeft er zich over verwonderd dat aan de deskundige geen vragen zijn gesteld ter zake van haar stelling dat er scheur- en craquelévorming in haar appartement door het zakken en bewegen van de trap naar de eerste verdieping is ontstaan. Zij heeft in nrs. 3.3 en 3.5 van de dagvaarding deze stelling ingenomen. De rechtbank heeft de daarop ziende vordering afgewezen, omdat [de benedenbuurvrouw] onvoldoende feiten en omstandigheden had gesteld op basis waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat [de bovenbuurman] voor die schade aansprakelijk is (rechtsoverweging 4.15 van het vonnis van 23 november 2016). [de benedenbuurvrouw] heeft weliswaar haar stelling in nrs. 50 en 102 van de memorie van grieven tevens houdende vermeerdering van eis herhaald, maar onvoldoende duidelijk toegelicht welk bezwaar (grief) zij heeft tegen rechtsoverweging 4.15 van het vonnis. Zij heeft naar het oordeel van het hof met name onvoldoende uitgewerkt waarom [de bovenbuurman] aansprakelijk zou zijn voor de scheur- en craquelévorming in haar appartement. Daar komt overigens nog bij dat [de benedenbuurvrouw] in haar reactie op het concept van de vragen aan de deskundige in het tussenarrest van 31 maart 2020 in haar akte van 28 april 2020 niet heeft opgemerkt dat ook een vraag over dit aspect moest worden opgenomen.
2.25.
[de benedenbuurvrouw] heeft er bezwaar tegen gemaakt dat de deskundige geen aandacht heeft besteed aan haar e-mail van 14 juni 2022. Deze e-mail heeft [de benedenbuurvrouw] niet overgelegd, zodat het hof dat bezwaar niet kan beoordelen en eraan voorbij moet gaan. [de benedenbuurvrouw] heeft er ook bezwaar tegen gemaakt dat de deskundige haar reactie op het concept van het deskundigenbericht ongemotiveerd naast zich heeft neergelegd. Dat laatste is niet juist, omdat de deskundige op blz. 17 van het deskundigenbericht heeft gemotiveerd waarom hij zich met name heeft gericht op de opmerkingen in de e-mail van mr. Verhoeven van 24 oktober 2022 en dus niet op de reactie van [de benedenbuurvrouw] . De reactie van [de benedenbuurvrouw] beslaat 23 bladzijden, waarin zij een groot aantal zaken bespreekt, ook veel zaken die het bouwkundige onderzoek van de deskundige naar antwoorden op de vragen van het hof niet betreffen. Het is niet de taak van de deskundige daaruit de passages te lichten die voor hem van belang zouden kunnen zijn. Dat is immers de taak van de advocaat van [de benedenbuurvrouw] . Het is daarom te billijken dat de deskundige aan de reactie voorbij is gegaan.
2.26.
[de benedenbuurvrouw] heeft verder kritiek op de fotobijlage: de deskundige zou irrelevante foto’s in zijn rapport hebben opgenomen en nog aanwezige schades niet hebben gefotografeerd. Het hof oordeelt dat niet iedere in een deskundigenbericht opgenomen foto meteen relevant hoeft te zijn voor de beantwoording van een vraag. Als [de benedenbuurvrouw] meent dat een schade aan de deskundige dreigt te ontgaan, dient zij de deskundige opmerkzaam te maken op de schade. Het is niet geloofwaardig dat de deskundige in zijn fotorapportage consequent voorbij zou zijn gegaan aan nog aanwezige, zichtbare schades in het appartement van [de benedenbuurvrouw] . Dat de deskundige geen foto’s heeft opgenomen van het appartement van [de bovenbuurman] is geen reden om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen, mede doordat de opdracht aan de deskundige was om na te gaan of er schade in het appartement van [de benedenbuurvrouw] zichtbaar was.
Naleving splitsingsakte en huishoudelijk reglement en dwangsommen
2.27.
Afgezien van de oudejaarsnacht 2011-2012 is niet komen vast te staan dat de huurders en hun bezoekers schade hebben toegebracht aan [de benedenbuurvrouw] en haar appartement. Omdat het dus gaat om een incident van ruim 11 jaar geleden, is er geen noodzaak een gebod tot naleving van de splitsingsakte en het huishoudelijk reglement op te leggen, laat staan om te bepalen dat bij niet-naleving daarvan dwangsommen worden verbeurd. Onderdeel 5 van het petitum zal worden afgewezen en de eerste grief VI is ongegrond.
Immateriële schade
2.28.
Hoewel [de benedenbuurvrouw] in nr. 8.1 van de dagvaarding in eerste aanleg al heeft gesteld dat zij aanspraak heeft op vergoeding van immateriële schade, vordert zij deze post pas ter gelegenheid van de eiswijziging in het petitum van de memorie van grieven. Althans, de rechtbank heeft die schadepost niet in het petitum in eerste aanleg gelezen en die post niet behandeld in haar vonnis van 23 november 2016. [de benedenbuurvrouw] heeft de omvang van deze schade niet begroot. Zij stelt dat zij aanspraak heeft op vergoeding van immateriële schade omdat haar woongenot en levensvreugde zijn aangetast door langdurige geluidsoverlast. Uit de stukken en de mondelinge behandeling van de zaak op de zitting is het hof gebleken dat [de benedenbuurvrouw] kampt met een tiental jaren lang aanhoudende frustraties die zodanig ernstige vormen hebben aangenomen dat [de benedenbuurvrouw] , op zijn minst genomen, niet of nauwelijks woonplezier heeft beleefd. Haar ergernissen hebben echter ook betrekking op verwijten die ongegrond zijn gebleken. Bovendien mag de rechter een vordering tot betaling van een bedrag ter vergoeding voor dergelijke immateriële schade slechts onder de bijkomende voorwaarden toekennen die in de wet staan en in dit geval is niet gebleken dat aan die voorwaarden is voldaan. [de benedenbuurvrouw] heeft namelijk onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op basis waarvan naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld dat zij geestelijk letsel heeft opgelopen en/of dat zij in de persoon is aangetast door de aard en ernst van de gebleken aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenissen en de gevolgen daarvan (artikel 6:106 onder b BW, rechtsoverwegingen 2.13.1 – 2.13.6 van HR 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1278, Aardbevingsschade). [de benedenbuurvrouw] stellingen omtrent haar frustratie en ergernis over de door haar gestelde en door [de bovenbuurman] betwiste mate van geluidsoverlast en mogelijk ook over het voortduren van de lekkages zijn ontoereikend om een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 onder b BW aan te nemen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.29.
Uit het voorgaande blijkt dat [de benedenbuurvrouw] aanspraak heeft op schadevergoeding en vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Uit het dossier blijkt dat zij kosten heeft gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte (artikel 6:96 lid 2 sub c BW). De door haar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden toegewezen met inachtneming van het toegewezen bedrag tot een bedrag van € 425,- De tweede grief VI is in zoverre gegrond.
Slotsom
2.30.
De conclusie is dat [de bovenbuurman] zal worden veroordeeld tot betaling van € 3.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2014 en tot betaling van € 721,22 inclusief btw als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en van € 425,- aan buitengerechtelijke incassokosten, beide laatste posten tezamen € 1.146,22. Verder zal [de bovenbuurman] worden veroordeeld om rubberen strips of doppen aan te brengen in de deursponningen op de eerste verdieping, een en ander naar keuze van [de bovenbuurman] en voor zover dat niet al is gebeurd en voor zover niet voorzien van een deurdranger, om zodoende te voorkomen dat een klap hoorbaar is als de deur wordt dichtgedaan en om de factuur van de aannemer (en eventuele andere betrokken leveranciers) voor de aanleg van de koof aan [de benedenbuurvrouw] te vergoeden tot een maximum van € 1.000 exclusief btw en binnen vier weken na voltooiing van de koof deze vol te storten met perliet korrels.
2.31.
In al het voorgaande ziet het hof aanleiding de proceskosten van beide instanties tussen partijen aldus te compenseren, dat iedere partij de eigen kosten draagt. Partijen hebben ieder de helft van het honorarium van de deskundige betaald, zodat de compensatie niet leidt tot verrekeningen tussen partijen.
2.32.
Omdat de beslissingen van het hof anders zijn dan die van de rechtbank, zal het hof het vonnis vernietigen en zijn beslissingen in het dictum opnemen.
2.33.
Het anders of meer gevorderde zal worden afgewezen.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 23 november 2016, en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [de bovenbuurman] tot betaling aan [de benedenbuurvrouw] van € 3.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2014 en tot betaling van € 1.146,22;
veroordeelt [de bovenbuurman] om rubberen strips of doppen aan te brengen in de deursponningen op de eerste verdieping, een en ander op een wijze die [de bovenbuurman] kiest en voor zover dat niet al is gebeurd en voor zover de deuren niet al zijn voorzien van een deurdranger, om zodoende te voorkomen dat een klap hoorbaar is als de deur wordt dichtgedaan en veroordeelt [de bovenbuurman] om de factuur van de aannemer (en eventuele andere betrokken leveranciers) voor de aanleg van de koof aan [de benedenbuurvrouw] te vergoeden tot een maximum van € 1.000 exclusief btw en binnen vier weken na voltooiing van de koof deze vol te storten met perliet korrels;
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten van de eerste instantie en het hoger beroep draagt;
verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.B. Boorsma, H.E. de Boer en F.J. de Vries, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023.