ECLI:NL:GHARL:2023:4367

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
200.321.681
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgregeling tussen ouders in hoger beroep met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], geboren in 2016. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland van 20 oktober 2022 betwist, waarin een zorgregeling was vastgesteld die in het belang van de kinderen werd geacht. Het hof heeft de zorgen van de raad voor de kinderen gedeeld, maar oordeelt dat een wijziging van de zorgregeling niet de oplossing biedt voor de bestaande problemen tussen de ouders.

De procedure in hoger beroep begon met het indienen van een beroepschrift op 20 januari 2023, gevolgd door verschillende journaalberichten van beide ouders. Tijdens de zitting op 25 april 2023 waren beide ouders aanwezig, vergezeld door hun advocaten. De moeder heeft tijdens de zitting een e-mail van de juf van de kinderen overgelegd, wat de context van de zorgregeling verder belichtte.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen en dat de huidige zorgregeling, die de kinderen eenmaal per veertien dagen bij de vader laat verblijven, in hun belang is. De moeder heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van de kinderen, maar het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende onderbouwing is voor deze verzoeken. De spanningen tussen de ouders zijn hoog, maar het hof concludeert dat een wijziging van de zorgregeling niet zal bijdragen aan een oplossing van de problemen. Het hof heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.321.681
(zaaknummer rechtbank Gelderland 373920)
beschikking van 23 mei 2023
in de zaak van
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.E. Muller in Haarlem,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L. van Sommeren in Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 20 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 20 januari 2023;
  • het verweerschrift;
  • een journaalbericht van de moeder van 11 april 2023 met producties;
  • een journaalbericht van de moeder van 21 april 2023 met productie;
  • een journaalbericht van de vader van 21 april 2023 met productie.
2.2
De zitting was op 25 april 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met mr. P.J. van de Pol, die waarnam voor mr. Muller;
  • de vader met zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad.
2.3
Tijdens de zitting heeft de moeder een stuk overgelegd: een e-mail van de juf van [de minderjarige1] aan de ouders.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2016;
  • [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2016.
3.2
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De kinderen wonen bij de moeder.
3.3
In de beschikking van 4 december 2020 heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld. Volgens die regeling verbleven [de minderjarige1] en [de minderjarige2] eens per twee weken van zaterdag 10.30 uur tot zondag 14.00 uur bij de vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de volgende zorgregeling vastgesteld:
  • [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagmiddag 15.00 uur bij de vader, waarbij geldt dat de vader op vrijdag de kinderen bij school of de moeder (wanneer de kinderen op vrijdag niet naar school gaan) ophaalt en de moeder de kinderen op zondag bij de vader ophaalt;
  • de vader heeft wekelijks telefonisch contact met de kinderen.
  • herfstvakantie 2022: vanaf 22 oktober tot en met 26 oktober 2022 verblijven de kinderen bij de moeder en van 26 oktober tot en met 30 oktober 2022 verblijven de kinderen bij de vader;
  • kerstvakantie 2022: aansluitend op het weekend dat de kinderen bij de vader verblijven, zijn de kinderen nog drie extra aaneengesloten nachten bij de vader. Deze drie nachten zullen vóór of na dit weekend plaatsvinden. De ouders moeten in onderling overleg afstemmen welke drie nachten dit zijn, omdat het voor de rechtbank onduidelijk is in welk weekend de kinderen bij de vader verblijven;
  • voorjaarsvakantie 2023: aansluitend op het weekend dat de kinderen bij de vader verblijven, zijn de kinderen nog twee extra aaneengesloten nachten bij de vader. Deze twee nachten zullen vóór of na dit weekend plaatsvinden. De ouders moeten in onderling overleg afstemmen welke twee nachten dit zijn, omdat het voor de rechtbank onduidelijk is in welk weekend de kinderen bij de vader verblijven;
  • meivakantie 2023: aansluitend op het weekend dat de kinderen bij de vader verblijven, zijn de kinderen nog vijf extra aaneengesloten nachten bij de vader. Deze vijf nachten zullen vóór of na dit weekend plaatsvinden. De ouders moeten in onderling overleg afstemmen welke vijf nachten dit zijn, omdat het voor de rechtbank onduidelijk is in welk weekend de kinderen bij de vader verblijven;
  • zomervakantie 2023: de kinderen verblijven twee volledige, maar niet aangesloten weken bij de vader. De ouders moeten in onderling overleg met elkaar afstemmen welke weken dit zullen zijn.
En vanaf de herfstvakantie 2023 zullen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] als volgt bij de ouders verblijven:
-
herfstvakantie:
o even jaren bij de moeder;
o oneven jaren bij de vader;
-
kerstvakantie:
o even jaren: eerste helft bij de moeder en tweede helft bij de vader;
o oneven jaren: eerste helft bij de vader en tweede helft bij de moeder;
- voorjaarsvakantie:
o even jaren: bij de vader;
o oneven jaren: bij de moeder;
- meivakantie:
o even jaren: eerste helft bij de moeder en tweede helft bij de vader;
o oneven jaren: eerste helft bij de vader en tweede helft bij de moeder;
- zomervakantie:
o even jaren: eerste helft bij de moeder en tweede helft bij de vader;
o oneven jaren: eerste helft bij de vader en tweede helft bij de moeder.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.2
De moeder komt met acht grieven in hoger beroep. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat:
I. de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben;
II. de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagmiddag 14:00 uur bij de vader verblijven, waarbij geldt dat de man de kinderen bij school of bij de vrouw (als de kinderen op vrijdag niet naar school gaan) ophaalt en de vrouw de kinderen op zondag bij de man ophaalt en dat de man wekelijks telefonisch contact heeft met de kinderen;
III. de volgende vakantie- en feestdagenverdeling geldt tussen de vader en de kinderen:
  • in de meivakantie 2023 zijn de kinderen bij de vader van maandag 24 april 2023 (14.00 uur) tot zaterdag 29 april (15.00 uur);
  • in het Pinksterweekend 2023 zijn de kinderen bij de vader van vrijdag 26 mei 2023 (14.00 uur) tot maandag 29 mei 2023 (14.00 uur
  • in de zomervakantie 2023 zij de kinderen bij de vader:
o van 16 juli 2023 (14.00 uur) tot en met 21 juli 2023 (15.00 uur)
o van 4 augustus 2023 (14.00 uur) tot en met 6 augustus 2023 (15.00 uur)
o van 21 augustus 2023 (14.00 uur) tot en met 26 augustus 2023 (15.00 uur);
  • tijdens 1-weekse vakanties vanaf de herfstvakantie 2023 verdelen partijen bij helfte iedere vakantie, waarbij de eerste helft is van vrijdag 14.00 uur tot woensdagmiddag 12.00 uur en de tweede helft is van woensdagmiddag 12.00 uur tot zondagmiddag 14.00 uur en waarbij partijen aansluiten bij de reguliere regeling waarbij de kinderen altijd in de oneven weekenden bij de vader zijn;
  • tijdens 2-weekse vakanties vanaf de kerstvakantie 2023 verdelen partijen bij helfte iedere vakantie, waar ten aanzien van de kerst- en meivakantie wordt vastgelegd dat ouders vóór 1 oktober afspreken hoe de verdeling van de kerstvakantie van datzelfde kalenderjaar eruit komt te zien, alsook de meivakantie van het daaropvolgende kalenderjaar. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat de kinderen op [datum] jarig zijn en de kerstdagen jaarlijks ook bij helfte worden verdeeld tussen de ouders en waarbij partijen zoveel mogelijk aansluiten bij de reguliere regeling waarbij de kinderen altijd in de oneven weekenden bij de vader zijn;
  • in de zomervakantie 2024 verblijven de kinderen twee volledige, maar niet aaneengesloten weken bij de vader en de ouders moeten in onderling overleg afstemmen welke weken dit zullen zijn;
  • in de zomervakantie 2025 verblijven de kinderen één volledige week en éénmaal tien aaneengesloten nachten bij de vader en de ouders moeten in onderling overleg afstemmen welke weken dit zullen zijn;
  • in de zomervakantie 2026 verblijven de kinderen drie volledige weken bij de vader, waarvan twee volledig aaneengesloten en één volledige week en de ouders moeten in onderling overleg afstemmen welke weken dit zijn;
  • vanaf de zomervakantie 2027 worden de zomervakanties bij helfte tussen de ouders gedeeld en ouders moeten in onderling overleg afstemmen welke weken dit zijn.
4.3
De vader voert verweer in hoger beroep. Hij vraagt het hof om alle grieven van de moeder te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Hoofdverblijfplaats.
5.1
De advocaat van de moeder heeft tijdens de zitting verteld dat de rechtbank inmiddels een beslissing heeft genomen over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] en [de minderjarige1] . Het hof beschouwt de grief van de moeder over de hoofdverblijfplaats daarom als ingetrokken en het verzoek van de moeder als overeenkomstig gewijzigd.
Zorgregeling
5.2
De ouders hebben samen het gezag. Zij kunnen de rechter vragen om een beslissing te nemen over de zorgregeling (artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De rechter neemt dan een beslissing die hij of zij in het belang van het kind wenselijk vindt.
5.3
Het hof is van oordeel dat de rechtbank een zorgregeling heeft vastgesteld, die in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd, ook gelet op wat de vader heeft aangevoerd, dat deze zorgregeling niet in hun belang is. Het hof ziet geen aanwijzingen dat er iets ontbreekt aan de opvoedsituatie bij de vader. De moeder heeft ook niets aangevoerd waaruit dat zou blijken. Het hof ziet ook geen aanwijzingen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de vakanties niet voor langere tijd bij de vader zouden kunnen verblijven. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen.
5.4
De moeder verzoekt het hof om de verdeling van de zomervakantie te bepalen tot en met de zomer van 2027. Het hof is in de eerste plaats van oordeel dat de moeder geen argumenten heeft aangedragen die meebrengen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vanaf 2024 niet drie weken achter elkaar bij de vader kunnen zijn. Zoals hierboven is overwogen, ziet het hof niet in waarom dat niet zou kunnen. Daarbij merkt het hof op dat het hof het belang van de kinderen alleen kan beoordelen op basis van de huidige situatie. Het hof kan niet voorspellen hoe de kinderen en de ouders zich de komende jaren zullen ontwikkelen. Het hof kan daarom ook niet beoordelen welke zorgregeling over twee, drie of vier jaar in het belang van de kinderen is. Dat verzoek van de moeder zal dan ook worden afgewezen.
5.5
De moeder heeft ook onvoldoende onderbouwd waarom de ophaaltijd van de kinderen op zondag van 15.00 uur gewijzigd moet worden naar 14.00 uur. De vader heeft betwist dat de ophaaltijd moet worden gewijzigd. De moeder voert zelf aan dat zij op zondag tussen 17.00 uur en 17.30 uur weer thuis is. Op de zitting heeft zij verteld dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] tussen 19.00 uur en 19.30 uur naar bed gaan. Het hof kan daarom niet vaststellen dat de ophaaltijd van 15.00 uur in het belang van de kinderen is en moet worden gewijzigd. Dit verzoek van de moeder zal dan ook worden afgewezen.
5.6
Het hof heeft, met de ouders en de raad, wel zorgen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , maar die staan los van de zorgregeling. Het hof ziet dat er veel spanningen zijn tussen de ouders. Het hof herkent de situatie die de raad heeft geschetst, namelijk dat de ouders verschillende verwachtingen hebben over het gezamenlijke ouderschap. De raad ziet dat de moeder veel meer en intensiever wil overleggen over de kinderen, dan de vader. Omdat de moeder het overleg steeds meer opzoekt, lijkt de vader zich juist steeds meer terug te trekken. De spanningen zijn hierdoor hoog opgelopen en dat voelen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Zij hebben hier veel last van. Het hof is het echter met de raad eens dat deze situatie niet wordt opgelost door welke wijziging van de zorgregeling dan ook. Allebei de ouders hebben op de zitting verteld dat zij ook inzien dat een wijziging van de zorgregeling eigenlijk geen oplossing is. De moeder heeft toegelicht dat zij ‘een brug’ heeft willen slaan en dat zij vooral in gesprek wil met de vader, over de vraag hoe zij hun ouderschap verder vorm moeten geven. Dit blijkt juist een averechts effect te hebben. De raad heeft benadrukt dat het aan de ouders is om de onderlinge spanningen weg te nemen. De raad denkt dat een vorm van parallel solo ouderschap op dit moment passend zou zijn voor de ouders. De raad benadrukt dat parallel solo ouderschap geen ideale situatie is, maar dat het de ouders en de kinderen wel de rust zou kunnen geven, die nu zo hard nodig is. Het hof sluit zich bij dat advies aan.
5.7
Op grond van hetgeen hierboven is overwogen, wijst het hof de verzoeken van de moeder af en bekrachtigt het hof de bestreden beschikking.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 20 oktober 2022;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, E. de Boer en L. Hamer, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 23 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.