ECLI:NL:GHARL:2023:428

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
200.318.369
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van kinderen in het kader van gezagskwesties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van vijf minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland van 3 oktober 2022 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader was verleend. De moeder heeft verzocht om schorsing van de uitvoerbaarverklaring van deze beschikking en om vernietiging van de bestreden beschikking, of in elk geval om een kortere duur van de uithuisplaatsing.

Het hof heeft in zijn overwegingen de belangen van de kinderen en de moeder tegen elkaar afgewogen. De moeder heeft na de breuk met de vader in een crisissituatie geleefd, waarbij er zorgen waren over haar welzijn en de invloed daarvan op de kinderen. De GI heeft intensieve ondersteuning geboden, maar er was onvoldoende verbetering in de thuissituatie van de moeder. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder zich niet aan de aanwijzingen van de GI hield en dat er zorgen waren over de veiligheid en het welzijn van de kinderen.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing op goede gronden was verleend en heeft het de bestreden beschikking bekrachtigd. De moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring. De beslissing van het hof benadrukt het belang van een veilige leefomgeving voor de kinderen en de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van alle betrokkenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.318.369-01 en 02
(zaaknummer rechtbank Gelderland 406782)
beschikking van 17 januari 2023
inzake
[verzoekster],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.R.G. Drenth in Baarn,
en
de gecertificeerde instelling Stichting
Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd in Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
woonplaats [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.V. Scheffer in Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 3 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna de bestreden beschikking noemen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 oktober 2022;
-het verweerschrift van de GI met producties;
- een journaalbericht van mr. Drenth van 3 december 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Drenth van 12 december 2022 met producties, en
- een mailbericht van mr. Scheffer van 12 december 2022 met productie.
2.2
De hierna te noemen [de minderjarige1] heeft in een e-mail aan het hof van 12 december 2022 haar mening gegeven over het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 13 december 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee medewerkers van de GI;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] ( [de minderjarige1] ), geboren [in] 2010 in [plaats1] ;
- [de minderjarige2] ( [de minderjarige2] ), geboren [in] 2012 in [woonplaats1] ;
- [de minderjarige3] ( [de minderjarige3] ), geboren [in] 2015 in [woonplaats1] ;
- [de minderjarige4] ( [de minderjarige4] ), geboren [in] 2017, in [woonplaats1] , en
- [de minderjarige5] ( [de minderjarige5] ), geboren [in] 2019 in [plaats2] .
De ouders zijn samen belast met het gezag over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 22 maart 2022 zijn de kinderen met ingang van 15 maart 2022 onder toezicht gesteld van de GI, tot 15 maart 2023.
3.3
Bij - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 20 juni 2022 heeft de kinderrechter machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] verleend met ingang van 20 juni 2022 tot 18 juli 2022, en de beslissing voor het overige aangehouden.
3.4
Bij - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 29 juni 2022 heeft de kinderrechter machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader verleend tot
15 augustus 2022.
3.5
De GI heeft op 30 juni 2022 aan de moeder schriftelijk de aanwijzing gegeven de kinderen niet te confronteren met haar nieuwe partner. Bij beschikking van 3 oktober 2022 heeft de kinderrechter het verzoek van de moeder tot vervallen verklaring van deze schriftelijke aanwijzing afgewezen.
3.6
De GI heeft op 26 juli 2022 verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen met zes maanden (tot 15 februari 2023). Bij - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 12 augustus 2022 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader verlengd van 15 augustus 2022 tot 15 oktober 2022, en de beslissing voor de volgende vier maanden aangehouden.
3.7
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 3 oktober 2022 heeft de kinderrechter deze machtiging verlengd van 15 oktober 2022 tot 15 februari 2023.
3.8
Bij beschikking van 9 december 2022 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, voor zover hier van belang, bepaald dat [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben, en dat [de minderjarige5] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft. Bij beschikking van diezelfde datum is het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige5] bij de vader afgewezen.
3.9
[de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] wonen sinds 20 juni 2022 bij de vader in [woonplaats2] . [de minderjarige5] woont bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder heeft ook verzocht om schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking voor de duur van het geding in hoger beroep. In de hoofdzaak verzoekt de moeder de bestreden beschikking te vernietigen, of als dat verzoek niet toewijsbaar is, de uithuisplaatsing van de kinderen toe te wijzen voor een kortere duur of een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt het hof de verzoeken in hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De advocaat van de moeder heeft het schorsingsverzoek bij journaalbericht van
12 december 2022 ingetrokken, zodat het hof de moeder niet-ontvankelijk zal verklaren in dit verzoek.
5.2
De GI kan de rechter vragen aan de GI een machtiging te geven de kinderen uit huis te plaatsen. De rechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen of voor onderzoek van de kinderen (artikel 1:265b lid 1 BW). De rechter kan die machtiging ook verlengen als de GI raad dat vraagt (artikel 1:265c lid 2 BW). De machtiging voor de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] (hierna: de kinderen) liep tot 9 december 2022 en is dus al verlopen. Toch moet het hof nog toetsen of de machtiging wel mocht worden gegeven
.
oordeel hof
5.3
Het hof is van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen op goede gronden is verleend. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.4
De moeder heeft er belang bij dat de kinderen bij haar thuis opgroeien. Tegenover dit belang staat het belang van de kinderen dat zij opgroeien in een veilige leefomgeving.
5.5
De moeder is na de breuk met de vader in de zomer van 2021 met de kinderen in [woonplaats1] blijven wonen. Het gezin bevindt zich sindsdien in een crisissituatie. De moeder beschuldigt de vader ervan dat hij haar tijdens hun huwelijk heeft mishandeld. De vader vermoedt psychische problematiek bij de moeder, namelijk PCF (Pedriatic Condition Falsification, ook wel bekend als het Syndroom van Münchhausen by proxy).
5.6
Bij de start van de ondertoezichtstelling in maart 2022 ontbrak het volgens een ingeschakelde speltherapeut voor de kinderen aan basisveiligheid in de thuissituatie: er was strijd tussen de ouders waar de kinderen last van hadden en er was onvoldoende zicht op de medische situatie van de kinderen. Door de GI is voortvarend ingezet op intensieve ondersteuning van de moeder, de vader en de kinderen vanuit Veilig Thuis, ambulante spoedhulp en Curess. Het is desondanks niet gelukt om voldoende verbetering in de thuissituatie bij de moeder aan te brengen. Integendeel, hoe meer zicht er kwam op de thuissituatie, des te meer de zorgen toenamen.
5.7
Zo waren er steeds meer zorgen over het welzijn van de moeder en gevolgen daarvan voor de kinderen. De moeder heeft te maken (gehad) met een eetstoornis en PTSS. Een behandeling voor PTSS-klachten heeft de moeder niet afgerond. Hoewel de moeder volgens de eindrapportage spoedhulp van [naam1] van 26 juli 2022 liefdevol is naar de kinderen en zij fysiek beschikbaar voor hen is, is waargenomen dat de aandacht van de moeder voor het emotionele welzijn van de kinderen vaak ontbreekt. De kinderen zaten klem in de scheiding van de ouders en hoewel de moeder dit ontkent is zowel door de vader als door medewerkers van [naam1] verteld dat de moeder de kinderen belast met volwassenenproblematiek. De moeder was daarnaast druk met de gezondheid van [de minderjarige5] , waardoor er onvoldoende ruimte was voor het welzijn van de andere kinderen.
5.8
Verder is er veel onrust ontstaan rondom de nieuwe partner van de moeder. Deze partner is in het bijzijn van de kinderen in mei 2022 opgepakt door de politie om een gevangenisstraf van 42 dagen uit te zitten. Hij bleek over meerdere zaken te hebben gelogen, bijvoorbeeld over het feit dat hij bij de marechaussee zou werken. Ook nam hij geld van de rekeningen van de kinderen op. De moeder liet haar partner tegen de schriftelijke aanwijzing van de GI in toch bij de kinderen. Het gedrag en de tegenwerkende houding van de moeder hebben er - uiteindelijk - toe geleid dat er voor de GI niets anders opzat dan de hulp aan de moeder in het gezin te minimaliseren.
5.9
Niet aannemelijk is dat in de thuissituatie van de moeder ten tijde van de bestreden beschikking voldoende verbetering was gekomen. De moeder hield zich nog steeds niet aan de schriftelijke aanwijzing van de GI, zij hield zich niet aan door de Gl vastgestelde belafspraken met de kinderen, zij belastte de kinderen volgens de GI nog steeds met volwassenzaken, waardoor de kinderen zich niet vrij voelden om bij de vader te wonen met als gevolg een loyaliteitsconflict. Ook bleven er zorgmeldingen bij Veilig Thuis komen over de vraag of moeder wel goed voor zichzelf zorgt. In oktober 2022 kwam er nog een melding van de moeder van seksueel misbruik van [de minderjarige4] door de vader en heeft de teamleider van de GI op 20 oktober 2022 melding gemaakt van bedreiging door de moeder.. De zorgen over de onrustige en voor de kinderen onveilige thuissituatie bij de moeder zijn naar het oordeel van het hof voldoende onderzocht en met feitelijke informatie onderbouwd.
5.1
De grieven falen. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 3 oktober 2022;
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 3 oktober 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, J.H. Lieber en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 17 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.