ECLI:NL:GHARL:2023:4269

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
21-003994-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens weigering medewerking aan ademanalyseonderzoek na verkeersongeval

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van het weigeren medewerking te verlenen aan een ademanalyseonderzoek na een verkeersongeval op 1 augustus 2021. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 300 dagen, waarvan 277 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De inbeslaggenomen auto wordt teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar.

De zaak kwam voor het hof na een hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot dezelfde straf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte had tijdens de aanhouding geweigerd om mee te werken aan de ademanalyse, ondanks dat hij daartoe door de politie was bevolen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk geen gehoor had gegeven aan de opdracht om mee te werken aan het onderzoek, en dat er geen medische redenen waren die hem verhinderden om de ademanalyse uit te voeren.

De advocaat-generaal had gevorderd tot veroordeling van de verdachte, en het hof heeft de bewijsmiddelen, waaronder proces-verbalen van de politie, in overweging genomen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wegenverkeerswet 1994, en dat zijn weigering om mee te werken aan de ademanalyse een ernstig strafbaar feit opleverde. De verdachte werd ook geconfronteerd met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003994-22
Uitspraak d.d.: 17 mei 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 september 2022 met parketnummer 96-215188-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 300 dagen waarvan 277 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen auto wordt teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B.A.E.J. Koster, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter van 13 september 2022 ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 300 dagen, waarvan 277 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Daarnaast heeft de politierechter de inbeslaggenomen auto verbeurdverklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 augustus 2021 te [pleegplaats] , [pleeggemeente] , in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hiertoe heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat verdachte wegens medische redenen niet in staat was de ademanalyse uit te voeren. De verbalisant die medewerking aan de ademanalyse heeft gevorderd, heeft de medische klachten van verdachte onvoldoende onderzocht. Bovendien volgt uit de uitdraai van de resultaten van de ademanalyse dat verdachte wel degelijk geprobeerd heeft de ademanalyse uit te voeren en van een weigering aldus geen sprake was, aangezien de tweede blaaspoging een ademvolume van 1,3 liter heeft opgeleverd, hetgeen bijna de benodigde 1,5 liter is.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 31 juli 2021 op 1 augustus 2021 is verdachte, als bestuurder van een personenauto, betrokken geweest bij een eenzijdig verkeersongeval. Na de aanhouding van verdachte constateerde [verbalisant X] allemaal spetters op het dashboard die roken naar alcohol. In de kofferbak van de auto werden lege cognacflessen aangetroffen en in een bekertje dat in de middenconsole van de auto was geplaatst zat een vloeistof die rook naar alcohol. Naar aanleiding hiervan heeft [verbalisant Y] verdachte op 1 augustus 2021 gevorderd mee te werken aan een voorlopig ademonderzoek. [verbalisant Y] heeft verklaard dat verdachte zei dat hij hier niet aan mee ging werken. Toen [verbalisant Y] het selectiemiddel in de buurt van de mond van verdachte hield, zag hij dat verdachte zijn hoofd wegdraaide en niet in het tuitje wilde blazen.
[verbalisant Z] heeft vervolgens bevolen dat verdachte zijn medewerking verleent aan het uitvoeren van een ademanalyse en dat hij verplicht was tijdens dit onderzoek gevolg te geven aan alle, door de bedienaar van het ademanalyseapparaat, ten dienste van dit onderzoek gegeven aanwijzingen. Verdachte is naar het politiebureau in [pleegplaats] overgebracht teneinde de ademanalyse uit te voeren. [verbalisant Z] heeft verklaard dat verdachte geen gehoor heeft gegeven aan het bevel tot medewerking aan de ademanalyse. Nadat [verbalisant Z] had uitgelegd hoe de ademanalyse werkte, zag hij dat verdachte het mondstuk in zijn mond nam en een geluid maakte alsof er werd geblazen. [verbalisant Z] zag echter op de ademanalyse geen hoeveelheid uitgeblazen lucht, hetgeen betekent dat er geen lucht in het apparaat werd geblazen. [verbalisant Z] heeft de procedure wederom uitgelegd en verdachte gewezen op de consequenties van het weigeren van de ademanalyse. Hij zag dat verdachte tijdens de tweede en derde poging slechts heel kort adem uitblies en toen stopte. Toen [verbalisant Z] vroeg of verdachte nog een poging wilde doen, verklaarde verdachte dat hij niet meer wilde blazen. [verbalisant Z] heeft verder verklaard dat verdachte op hem niet de indruk maakte dat hij ademhalingsproblemen had en derhalve geen volledige ademtest kon ondergaan. Hij hoorde de verdachte namelijk constant praten en zag geen ademhalingsproblemen. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [verbalisant Z] hetgeen door hem geconstateerd en geverbaliseerd is nogmaals herhaald en bovendien heeft hij verklaard dat eigenlijk iedereen, zelfs iemand met astma, een ademanalyse kan uitvoeren.
Op basis van het voorgaande stelt het hof vast dat verdachte vanaf het begin dat hij in aanraking met de politie kwam, een weigerachtige houding liet zien. De verklaring van [verbalisant Z] dat verdachte de ademanalyse heeft geweigerd, is in lijn met de eerdere weigerachtige houding van verdachte kort na de aanhouding. [verbalisant Z] heeft bij de rechter-commissaris nog eens gedetailleerd verklaard hoe het is verlopen met de ademanalyse op het politiebureau. Het hof ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [verbalisant Z] .
De verdediging heeft betoogd dat uit de uitdraai van de resultaten van de ademanalyse volgt dat verdachte wel degelijk zijn medewerking aan de ademanalyse heeft verleend. Het hof overweegt hieromtrent dat de uitdraai van de resultaten van de ademanalyse laat zien dat verdachte bij de eerste poging 0,0 liter lucht heeft geblazen gedurende 0,8 seconden. Tijdens de tweede poging heeft verdachte 1,3 liter lucht geblazen gedurende 12,5 seconden. Tijdens de derde poging heeft verdachte 0,2 liter lucht geblazen gedurende 1,8 seconden. Verdachte heeft aldus geen enkele keer de voor een geslaagde ademanalyse vereiste hoeveelheid lucht geblazen. Dit is volgens [verbalisant Z] te verklaren doordat verdachte bij de eerste poging helemaal geen lucht in het apparaat heeft geblazen en hij bij de tweede en derde poging slechts heel kort adem uitblies en toen stopte.
Deze gang van zaken leidt het hof tot de conclusie dat verdachte opzettelijk geen gehoor heeft gegeven aan de opdracht om mee te werken aan het ademanalyseonderzoek en dat hij de aanwijzingen bij de blaaspogingen van het ademanalyseonderzoek niet heeft opgevolgd.
Uit de medische stukken die de verdediging heeft overgelegd, kan bovendien niet zonder meer geconcludeerd worden dat sprake was van een zodanige geneeskundige reden, dat verdachte niet in staat was een geslaagde ademanalyse uit te voeren op 1 augustus 2021.
De door het hof gebezigde bewijsmiddelen
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van rijden onder invloed d.d. 1 augustus 2021, opgenomen op digitale pagina 2 e.v. van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met nummer 2021207083-1407143, inhoudende als relaas van [verbalisant X] :
Op 31 juli 2021 kregen [verbalisant Z] en [verbalisant A] kennis van een verkeersongeval.
[verdachte] was als bestuurder van een personenauto, BMW [type] , kenteken [xxxx] , bij dat verkeersongeval betrokken.
Brigadier van de politie Noord-Nederland, [verbalisant Y] , heeft op 1 augustus 2021, de bestuurder gevorderd mee te werken aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht. De bestuurder verleende geen medewerking aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht, hetgeen ons, [verbalisant Y] en [verbalisant X] , bleek uit: wij hoorden verdachte zeggen dat hij niet mee ging werken. Toen ik, [verbalisant Y] , het selectiemiddel in de buurt van de verdachte zijn mond hield, zag ik dat hij zijn hoofd wegdraaide en niet in het tuitje wilde blazen.
Op 1 augustus 2021 heeft [verbalisant Z] de verdachte bevolen zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994. Tevens heeft hij hem meegedeeld dat hij verplicht was tijdens dit onderzoek gevolg te geven aan alle, door de bedienaar van het ademanalyseapparaat, ten dienste van dit onderzoek gegeven aanwijzingen. Voor dit onderzoek is de verdachte overgebracht naar het politiebureau in [pleegplaats] .
De verdachte gaf op 1 augustus 2021 geen gevolg aan dit bevel, hetgeen [verbalisant Z] bleek uit het volgende:
“Ik, [verbalisant Z] , heb de verdachte uitgelegd dat hij een diepe teug adem moest nemen en dan moest uitblazen tot de balk op het ademanalyseapparaat geheel gevuld was. Ik zag dat de verdachte de eerste keer het mondstuk in zijn mond stopte en een geluid maakte alsof er werd geblazen. Ik zag echter op de ademanalyse geen hoeveelheid uitgeblazen lucht worden weergegeven. Dit geeft aan dat er door de verdachte geen lucht in het apparaat werd geblazen. Ik heb hierna de verdachte wederom de procedure en de werking uitgelegd. Ik heb de verdachte ook gewezen op de consequenties van het weigeren of saboteren van de ademanalyse. Ik zag dat de verdachte voor de tweede en derde maal slechts heel kort adem uit blies en toen stopte. Ik heb de verdachte wederom aangegeven dat hij nu de ademtest aan het saboteren was en dat zijn rijbewijs daardoor ingenomen zou worden. Ik heb de verdachte gevraagd of hij nog een poging wilde doen. Ik hoorde de verdachte zeggen dat hij niet meer wilde blazen. De verdachte maakte op mij geheel geen indruk dat hij ademhalingsproblemen had en derhalve geen volledige ademtest kon ondergaan. Ik hoorde de verdachte constant praten en zag geen ademhalingsproblemen.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2021, opgenomen op digitale pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van [verbalisant X] :
In de kofferbak trof ik lege en opengebroken flessen cognac aan. Ik zag een plastic beker in de middenconsole staan. Ik zag dat er een vloeistof in deze beker zat en deze vloeistof rook naar alcohol. Tevens zat er op het dashboard van de bestuurder allemaal spetters wat rook naar alcohol.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant Z] d.d. 10 februari 2022, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant Z] :
Het apparaat is zo ontworpen dat eigenlijk iedereen de ademanalyse kan doen. Zelfs iemand met astma kan de ademanalyse voltooien.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 augustus 2021 te [pleegplaats] , als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich nadat hij een personenauto had bestuurd, schuldig gemaakt aan het weigeren van een ademanalyseonderzoek. De verplichting mee te werken aan een dusdanig onderzoek is opgesteld ter bevordering van de verkeersveiligheid. Indien ten aanzien van een verdachte een verdenking bestaat van het deelnemen aan het verkeer onder invloed van alcohol is het van groot belang dat hiernaar verder onderzoek kan worden verricht. De weigering mee te werken aan een dergelijk onderzoek levert dan ook een ernstig strafbaar feit op.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 30 maart 2023. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten. Het hof heeft daarnaast rekening gehouden met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft tevens rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij een fulltime baan heeft. Hij woont samen met zijn vriendin en verwacht binnenkort een kindje. Verdachte heeft schulden, maar is bezig deze af te betalen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, een passende afdoening is. Daarnaast legt het hof een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van 300 dagen, waarvan 277 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.

Beslag

Onder verdachte is een personenauto in beslag genomen. Naar oordeel van het hof is op basis van het dossier onvoldoende aannemelijk dat in het onderhavige geval sprake is van een situatie, zoals bedoeld in artikel 33a lid 2 onder a van het Wetboek van Strafrecht. Voor het hof is niet gebleken dat voor de eigenaar van de auto – toen deze het voertuig aan de verdachte uitleende – bekend was, dan wel dat deze redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat verdachte een gevorderde ademanalyse zou weigeren.
Naar het oordeel van het hof kan uit het dossier en het verhandelde ter zitting worden afgeleid dat de personenauto van het merk BMW toebehoort aan de toenmalige partner van verdachte: [persoon 1] . Het hof zal derhalve beslissen dat de auto moet worden teruggegeven aan deze rechtmatige eigenaar.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
300 (driehonderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
277 (tweehonderdzevenenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de
teruggaveaan [persoon 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Personenauto [xxxx] (Omschrijving: G1407138, Grijs, merk: BMW, chassisnr.: [nummer] , bouwjaar 2013).
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, lid van de enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 17 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.