ECLI:NL:GHARL:2023:4256

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
21-004976-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in hoger beroep betreffende geweldsdelict met fatale afloop

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2023 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van een verdachte die eerder door de rechtbank Midden-Nederland was veroordeeld tot zeven jaren gevangenisstraf voor een geweldsdelict. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 18 november 2022, waarin ook beslissingen waren genomen over schadevergoeding aan benadeelde partijen en de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen. Tijdens de regiezitting op 20 april 2023 zijn verschillende verzoeken van de verdediging besproken, waaronder het horen van getuigen en deskundigen, en het uitvoeren van DNA-onderzoek. De verdediging betoogde dat de rechtbank ten onrechte voorbij was gegaan aan belangrijke conclusies van deskundigen en dat er alternatieve scenario's waren die de aanwezigheid van DNA op de schoen van de verdachte konden verklaren. Het hof heeft de verzoeken van de verdediging echter afgewezen, onder verwijzing naar de noodzaak en relevantie van de voorgestelde onderzoeken. Het hof oordeelde dat het voldoende voorgelicht was op basis van de beschikbare rapporten en dat er geen noodzaak was voor aanvullend onderzoek. Het hof heeft het onderzoek heropend en de reclassering verzocht te rapporteren over de verdachte, met bijzondere aandacht voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht. De zaak zal worden hervat op een nog nader te bepalen datum.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004976-22
Uitspraak d.d.: 17 mei 2023
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2022 met parketnummer 16-206800-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven op [adres] ,
thans verblijvende in P.I. [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 18 november 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest. Verder heeft de rechtbank beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen. Ook heeft de rechtbank beslist dat de inbeslaggenomen voorwerpen worden teruggegeven aan verdachte.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de regiezitting van het hof van 20 april 2023, met inachtneming van dat wat voorafgaand aan die zitting tijdens de door het hof gelaste schriftelijke rondes aan standpunten is uitgewisseld, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg. Het onderzoek is formeel gesloten op 17 mei 2023.
Het hof heeft kennisgenomen van de standpunten van de advocaten-generaal mrs. E.C. Lodder en A.M. Hermelink. Daarnaast heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr. A. Boumanjal en mr. A. Knol, naar voren is gebracht.
Verzoeken en standpunten van de verdediging
De verdediging heeft bij appelschriftuur van 5 december 2022 verzocht om:
I het horen van getuige(-deskundige) prof. dr. [deskundige]
De verdediging stelt dat [deskundige] heeft gerapporteerd over de (belastende) verklaringen van [getuige 1] en daarbij heeft geconcludeerd dat [getuige 1] bij geen van de vier aangelegenheden adequaat is verhoord dan wel dat van dat verhoor geen bruikbaar verslag is opgemaakt. De rechtbank is ten onrechte voorbijgegaan aan de conclusie van [deskundige] . De verdediging wenst dat [deskundige] ter terechtzitting wordt gehoord teneinde een toelichting te geven op zijn rapport. Ook wenst de verdediging [deskundige] vragen te stellen over het rapport, waaronder zijn oordeel over de betrouwbaarheid van specifieke onderdelen van de verklaring(en) van getuige [getuige 1] en welke conclusies daar volgens hem aan verbonden zouden moeten worden.
II een onderzoek op activiteitniveau met betrekking tot het DNA-spoor op de schoen
van verdachte
De verdediging wenst een onderzoek op activiteitniveau omdat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan andere mogelijkheden voor de aanwezigheid van DNA op de schoen van verdachte. De verdediging stelt daarbij als hypothesen voor:
het celmateriaal van het slachtoffer is op de schoen van verdachte terechtgekomen doordat de verdachte het slachtoffer tegen het hoofd heeft geschopt
het celmateriaal van het slachtoffer is op de schoen van verdachte terechtgekomen door een alternatief scenario (waaronder secundaire overdracht/speeksel dat is vrijgekomen uit de mond van het slachtoffer dat (al dan niet via de grond) op de schoen van [verdachte] terecht is gekomen)
III een contra-expertise met betrekking tot de doodsoorzaak van [slachtoffer]
De verdediging meent dat op basis van het dossier aannemelijk is dat [slachtoffer] het dodelijke letsel heeft opgelopen door zijn val en dat de vraag is of, en, zo ja, op welke wijze een eventuele schop nog zou hebben bijgedragen aan de dood. De verdediging wenst een contra-expertise van de conclusie zoals die in het sectierapport is opgenomen. Daarbij wenst de verdediging dat aan een andere patholoog-anatoom informatie over het letsel van [slachtoffer] wordt voorgelegd, waaronder in ieder geval pagina’s 3587 en 3588 in combinatie met de getuigenverklaringen van [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] over wat zij hebben waargenomen omtrent de val van [slachtoffer] en zijn liggende positie, teneinde een oordeel te vormen over de waarschijnlijkheid van een val als oorzaak van letsel E. De verdediging acht het zeer wel aannemelijk dat [slachtoffer] steil achterover is gevallen (zonder zich op te vangen) en op zijn hoofd terecht is gekomen en daarbij een schedelbreuk heeft opgelopen.
IV het horen van alle medeverdachten als getuigen
De verdediging wenst de medeverdachten te (doen) horen over wie er die avond allemaal aanwezig waren en hoe deze personen eruit zagen. Geenszins is uitgesloten dat (een) ander(en) betrokken zijn/is geweest bij het gevecht die ook in het door getuige [getuige 1] gegeven signalement passen.
In reactie op door het openbaar ministerie ingenomen standpunten heeft de verdediging de verzoeken op 28 maart 2023 schriftelijk (per mail) toegelicht en aangevuld. Deze toelichting houdt – voor zover hier van belang – in:
ten aanzien van verzoek I
De verdediging stelt dat de rechtbank er kennelijk een andere interpretatie van het rapport op na houdt dan de verdediging doet. Dit brengt mee dat de verdediging een groot belang heeft om [deskundige] ter zitting te horen, zodat hij ter zitting een nadere toelichting op en duiding aan zijn rapport kan geven en daarbij ook kan ingaan op de validiteit en betrouwbaarheid van specifieke onderdelen van de verklaringen van getuige [getuige 1] .
ten aanzien van verzoek II
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte niet meer en niet minder heeft gezegd dan dat hij [slachtoffer] op die avond en op het bewuste moment niet heeft gezien en dus niet beter weet dan dat hij niet in zijn ‘buurt’ is geweest. Geenszins is uitgesloten, in tegendeel, dat [slachtoffer] en verdachte wel in elkaars buurt zijn geweest toen de chaos uitbrak. Dat alleen DNA-materiaal is aangetroffen op de schoen van verdachte is niet relevant voor de aannemelijkheid van het scenario dat sprake is van secundaire overdracht.
ten aanzien van verzoek III
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het dossier wel degelijk aanwijzingen bevat dat het fatale letsel gelinkt zou kunnen worden aan de val. Het openbaar ministerie stelt weliswaar dat getuigen later zouden hebben waargenomen dat [slachtoffer] op zijn linkerzij lag en dat daarom niet zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat hij op zijn linkerzij en dus linkerkant van zijn hoofd terecht is gekomen, maar daarbij verliest het openbaar ministerie uit het oog dat de verklaringen en het beeldmateriaal betrekking hebben op een moment (zeer) kort na de val – en dat gesteld noch gebleken is dat [slachtoffer] daarvoor een andere ligging had. Relevanter is dat, als de lijn van het openbaar ministerie wordt gevolgd, evenmin kan worden geconcludeerd dat [slachtoffer] met de achterkant van het hoofd op de grond is gevallen. Ook deze omstandigheid kan niet zonder meer uit het beeldmateriaal dan wel getuigenverklaringen worden opgemaakt, terwijl die omstandigheid kennelijk cruciaal is geweest voor de conclusie van de patholoog-anatoom inhoudend dat het veel waarschijnlijker is dat het fatale letsel door geweld is veroorzaakt.
Daarnaast heeft de verdediging aanvullend verzocht om:
V de verstrekking van het digitale dossier aan verdachte
Verdachte wenst het dossier digitaal tot zijn beschikking te krijgen in de penitentiaire inrichting, terwijl de Staat zorgdraagt voor de daartoe benodigde (kostbare) usb-stick.
VI het opmaken van een reclasseringsrapportage (schorsing voorlopige hechtenis)
De verdediging verzoekt om de reclassering te laten rapporteren omtrent de mogelijkheden voor een schorsing van de voorlopige hechtenis. Dat het openbaar ministerie geen noodzaak of ruimte voor een schorsing ziet is geen reden om de mogelijkheden voor een schorsing niet te onderzoeken. Door te verwijzen naar de fictieve einddatum lijkt het openbaar ministerie ten onrechte de voorlopige hechtenis te beschouwen als voorschot op de tenuitvoerlegging van een op te leggen straf.
Ter terechtzitting van 20 april 2023 heeft de verdediging de verzoeken gehandhaafd en nader toegelicht. Door de verdediging is daarbij – voor zover van hier van belang – aangevoerd:
ten aanzien van verzoek I
Door de verdediging wordt benadrukt dat de verklaring van [getuige 1] van nul en generlei waarde is. Dit brengt mee dat het gegeven signalement niet bruikbaar is. Het horen van [deskundige] is vooral van belang voor de interpretatie van zijn rapport.
ten aanzien van verzoek II
Verdachte heeft geen concreet alternatief scenario, maar er zijn veel alternatieve scenario’s denkbaar die niet kunnen worden uitgesloten. Er is geen concreet scenario nodig om onderzoek te kunnen doen, maar tegelijkertijd is het wel zo dat hoe concreter een scenario is, hoe beter onderzoek mogelijk is. Eventueel kunnen tijdens een FIT-gesprek bij de raadsheer-commissaris samen met het NFO, of – subsidiair – het NFI, hypothesen worden opgesteld.
ten aanzien van verzoek III
De verdediging zet vraagtekens bij de conclusie van de patholoog-anatoom met betrekking tot de letselinterpretatie. De patholoog beschikte over onvoldoende informatie om adequate conclusies te kunnen trekken. Een nieuwe letselinterpretatie op basis van alle beschikbare informatie is noodzakelijk. Er dient opnieuw te worden gekeken naar het scenario dat de val heeft geleid tot het dodelijke letsel. Omdat de visie van deze patholoog gekleurd is wordt verzocht om een andere rapporteur.
Verzoek en standpunten van de advocaten-generaal
De advocaten-generaal hebben per mail van 13 februari 2023 verzocht om het (nogmaals) horen van alle verdachten als getuige in elkaars zaak. Naast de zeven verdachten die hoger beroep hebben ingesteld wordt ook verzocht om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als getuigen te horen. Hun vonnissen zijn onherroepelijk. Gelet hierop is het mogelijk dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] meer duidelijkheid willen en kunnen geven over de gebeurtenissen van 14 juli 2021 en over de rol van de zeven verdachten die wel in hoger beroep zijn gegaan.
Ten aanzien van de zeven verdachten die in hoger beroep zijn gegaan geldt, dat deze gedurende de procesgang in eerste aanleg geen volledige openheid van zaken hebben gegeven. Nu de rechtbank zich heeft uitgesproken over bewezenverklaring en straf zijn verdachten mogelijk bereid in hoger beroep wel naar waarheid en volledig te verklaren.
Dit brengt met zich de noodzaak de medeverdachten als getuigen te horen. Als het hof besluit tot het horen van deze getuigen, dan heeft het de voorkeur van het openbaar ministerie om deze getuigen te horen bij de raadsheer-commissaris, omdat zij zich aldaar zeer waarschijnlijk vrijer zullen voelen om te verklaren.
De advocaten-generaal hebben op 13 maart 2023 en 12 april 2023 schriftelijk gereageerd op de verzoeken van de verdediging – voor zover hier van belang – inhoudende:
ten aanzien van verzoek I
Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat dit verzoek dient te worden afgewezen. Het is aan de rechter, en niet aan een getuige-deskundige, om een oordeel te vellen over de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van getuigenverklaringen. De noodzaak om [deskundige] te horen is niet gebleken.
ten aanzien van verzoek II
Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat dit verzoek dient te worden afgewezen, nu de noodzaak ontbreekt. Het openbaar ministerie wijst er op dat alleen op de schoen van verdachte celmateriaal van [slachtoffer] is aangetroffen, terwijl verdachte ontkent iets te maken te hebben gehad met [slachtoffer] en zegt niet in zijn buurt te zijn geweest. De bewering van de verdediging dat sprake is geweest van secundaire overdracht lijkt op drijfzand te zijn gebaseerd.
ten aanzien van verzoek III
Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat uit zowel het onderzoek door de patholoog in Spanje als door de patholoog in Nederland duidelijk blijkt dat de fatale letsels niet door een val zijn ontstaan. De fatale letsels zijn het gevolg geweest van trappen/slaan/stoten tegen het hoofd, waarbij de patholoog van het NFI aangeeft dat gezien de lokalisatie van de letsels (verspreid over de schedel/het hoofd) slechts maximaal één van deze drie letsels mogelijk opgelopen lijkt te kunnen zijn ten gevolge van vallen. In het Spaanse ziekenhuisrapport staat vermeld dat er een acuut subduraal hematoom in de linkerhersenhelft is geconstateerd. Daar lag de noodzaak om in het ziekenhuis een urgente neurochirurgische ingreep uit te voeren, niet in het andere, veel kleinere letsel op het achterhoofd, waarvan betoogd zou kunnen worden dat dit door een val is veroorzaakt. Bovendien wordt de stelling van de verdediging dat het letsel aan de linkerzijde van het hoofd van [slachtoffer] is ontstaan door een val op geen enkele wijze onderbouwd door het procesdossier. Dit maakt dat er geen noodzaak is opnieuw onderzoek te doen naar de wijze waarop [slachtoffer] om het leven is gekomen. Het verzoek om een contra-expertise dient dan ook te worden afgewezen.
ten aanzien van verzoek IV
Hoewel het verzoek onvoldoende is onderbouwd, door enkel aan te geven dat niet uitgesloten kan worden dat anderen betrokken waren, kan wat het openbaar ministerie betreft dit verzoek worden toegewezen, nu het openbaar ministerie zelf heeft verzocht om het horen van alle (mede-)verdachten.
ten aanzien van verzoek V
Het openbaar ministerie stelt dat het hof als dossiereigenaar zal dienen zorg te dragen voor verstrekking aan verdachte van een usb-stick met daarop het dossier.
ten aanzien van verzoek VI
Dit verzoek dient te worden afgewezen nu het openbaar ministerie zich verzet tegen schorsing van de voorlopige hechtenis.
Ter zitting van 20 april 2023 hebben de advocaten-generaal hun standpunten gehandhaafd.
Oordeel van het hof
Onderzoekswens advocaten-generaal
Het hof wijst dit verzoek af. Dat – kortgezegd – de mogelijkheid bestaat dat getuigen een andersluidende verklaring gaan afleggen is onvoldoende om te oordelen dat het noodzakelijk is om deze getuigen te horen. Dat de uitspraken in de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onherroepelijk zijn maakt het voorgaande niet anders.
Onderzoekswensen verdediging
Op 21 november 2022 is door verdachte hoger beroep tegen het vonnis ingesteld. De verzoeken I tot en met IV zijn bij appelschriftuur van 5 december 2022 – en dus binnen 14 dagen na het instellen van het hoger beroep – ingediend. De overige verzoeken zijn later gedaan.
I Horen getuige(-deskundige) prof. dr. [deskundige]
Op het verzoek om het ter zitting horen van [deskundige] is het noodzaakcriterium van toepassing.
Het hof wijst dit verzoek af, nu de noodzaak daartoe niet is gebleken. Daarbij merkt het hof op dat het aan de rechter is om te oordelen over de betrouwbaarheid (en bruikbaarheid) van getuigenverklaringen, al dan niet in combinatie met eventuele andere bewijsmiddelen. Bovendien beschikt het hof over een uitgebreid rapport van [deskundige] , terwijl niet is betoogd dat dit rapport onjuistheden zou bevatten. Het hof acht zich voldoende voorgelicht.
II Onderzoek op activiteitniveau met betrekking tot het DNA-spoor op de schoen van
verdachte
Op dit verzoek is het noodzaakcriterium van toepassing.
Het hof wijst het verzoek af. Een deskundige kan alleen een inschatting maken van de kans op het aangetroffen sporenbeeld als de scenario’s voldoende concreet zijn. Door de verdediging is geen concreet alternatief scenario naar voren gebracht. De geopperde scenario’s en daarbij horende informatie zijn te vaag en onvoldoende discriminerend om een robuust onderzoek op activiteitniveau uit te kunnen voeren. Om een onderzoek op activiteitniveau te kunnen uitvoeren in een situatie als de onderhavige – waarbij geen concreet alternatief scenario naar voren is gebracht – zullen als gevolg van de vele onbekende factoren veel aannames gedaan moeten worden. Dit brengt in de regel mee dat de uitkomst van een onderzoek op activiteitniveau een (zeer) geringe bewijskracht zal hebben. Gelet op het voorgaande oordeelt het hof dat het laten uitvoeren van een DNA-onderzoek op activiteitniveau onvoldoende relevantie heeft voor het strafproces en daarom acht het hof dit niet noodzakelijk. Het hof wijst het verzoek van de verdediging daarom af.
III Contra-expertise met betrekking tot de doodsoorzaak van [slachtoffer]
Op dit verzoek is het noodzaakcriterium van toepassing.
Het hof wijst dit verzoek af. Anders dan door de verdediging is aangevoerd heeft de patholoog van het NFI onderzoek gedaan naar de doodsoorzaak van [slachtoffer] en de toedracht van de letsels, waarbij nadrukkelijk ook is gekeken naar de mogelijkheid dat een letsel/de letsels zijn veroorzaakt door vallen of door toegebracht geweld. Door de patholoog is daarbij in verbale termen (waarschijnlijkheidsgradaties) geconcludeerd wat de bewijskracht van de resultaten is ten opzichte van de hypothesen, inhoudende kortgezegd:
a. a) toegebracht geweld door trappen of geslagen worden met een voorwerp en
b) vallen.
Gelet hierop acht het hof zich op dit moment voldoende voorgelicht en is de noodzaak van het onderzoek niet gebleken.
IV Horen van alle medeverdachten als getuigen
Op dit verzoek is het noodzaakcriterium van toepassing, gelet op het feit dat deze getuigen in een eerder stadium ten overstaan van een rechter in het bijzijn van de verdediging zijn gehoord.
Het hof is van oordeel dat de noodzaak tot het horen van de genoemde getuigen ontbreekt. Volgens de verdediging is geenszins uitgesloten dat (een) ander(en) betrokken zijn/is geweest bij het gevecht die ook in het door getuige [getuige 1] gegeven signalement passen. Dit is onvoldoende om te oordelen dat het horen van de getuigen noodzakelijk is.
V Verstrekking van het digitale dossier aan verdachte
Het hof wijst dit verzoek deels toe. Het hof zal overeenkomstig de landelijke afspraken zorgdragen voor de verstrekking van het digitale dossier aan verdachte, zij het op een door de verdediging aan te leveren (volgens de richtlijnen van het hof) geschikte usb-stick. Dat verdachte onvoldoende financiële middelen zou hebben om een dergelijke usb-stick te bekostigen maakt dit oordeel niet anders. Het hof geeft de verdediging daarbij in overweging dat de raadslieden van verdachte, die ook over het dossier beschikken, verdachte van een (schriftelijke) kopie van het dossier kunnen voorzien. Van een situatie waarin verdachte niet in staat gesteld zou worden zijn verdediging goed te voeren is derhalve geen sprake.
VI Opmaken van een reclasseringsrapportage (schorsing voorlopige hechtenis)
Het hof wijst dit verzoek af. Het hof acht het opmaken van een reclasseringsrapportage op dit moment niet noodzakelijk.
Ambtshalve beslissingen
Het hof beslist dat – om redenen van proces-economie – voor zover in de zaken van de medeverdachten verzoeken tot het horen van getuigen worden gehonoreerd, deze getuigen in alle zaken worden gehoord, dus ook in de zaken waarin niet expliciet om de desbetreffende getuige is verzocht. Voor de planning van de verhoren gebruikt het hof de hiervoor in overleg met de verdediging en de advocaten-generaal gereserveerde data. Er wordt geen rekening gehouden met eventuele verhinderingen van de verdediging die zien op deze data.
Dit brengt mee dat ook in de zaak van verdachte [medeverdachte 3] , [persoon 1] , [persoon 2] , verbalisant/onderzoeksrechter met nummer [nummer] en de leider van het politieonderzoek in Spanje als getuigen worden gehoord door de raadsheer-commissaris.
In het bijzonder overweegt het hof dat het verhoor van (medeverdachte) [medeverdachte 3]
uitsluitendziet op de voiceberichten die via Telegram zouden zijn verstuurd door hem aan [persoon 3] .
Het hof acht het noodzakelijk dat de reclassering ten behoeve van de inhoudelijke behandeling rapporteert over verdachte, waarbij de reclassering wordt verzocht expliciet in te gaan op de vraag of in de zaak van verdachte aanleiding bestaat over te gaan tot de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Het hof geeft de advocaten-generaal de opdracht hiervoor zorg te dragen.
Heropening
Gezien het voorgaande wordt het onderzoek heropend. Om de klemmende redenen dat het zittingsrooster van het hof een eerdere behandeling van de zaak niet toelaat en de onderzoekshandelingen naar verwachting niet binnen een maand zullen zijn voltooid, zal het onderzoek langer dan een maand, maar niet langer dan drie maanden worden geschorst.

BESLISSING

Het hof:
Heropent het onderzoek onder gelijktijdige schorsing daarvan.
Stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde als getuigen te horen:
  • [medeverdachte 3] (wonende te [adres 1] );
  • [persoon 1] (wonende te [adres 2] );
  • [persoon 2] (wonende te [adres 3] );
en – zo mogelijk – via een digitale verbinding:
-
verbalisant/onderzoeksrechter met nummer [nummer] ;
-
de leider van het politieonderzoek in Spanje.
Het hof bepaalt dat het verhoor van (medeverdachte) [medeverdachte 3] bij de raadsheer-commissaris
uitsluitendziet op de voiceberichten die via Telegram zouden zijn verstuurd door die [medeverdachte 3] aan [persoon 3] .
Het hof zal ervoor zorgdragen dat het digitale dossier aan verdachte wordt verstrekt op een daartoe door de verdediging aangeleverde usb-stick.
Draagt de advocaten-generaal op er voor zorg te dragen dat de reclassering rapporteert ten behoeve van de inhoudelijke behandeling, waarbij de reclassering wordt verzocht expliciet in te gaan op de vraag of in de zaak van verdachte aanleiding bestaat over te gaan tot de toepassing van het adolescentenstrafrecht.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting. Naar het oordeel van het hof is in verband met de te verwachten duur van dat onderzoek niet te verwachten dat het onderzoek ter terechtzitting binnen één maand kan worden hervat, terwijl ook het zittingrooster van het hof eerdere behandeling niet toelaat, om welke klemmende redenen het onderzoek in deze zaak langer dan één maand, maar niet langer dan drie maanden zal worden geschorst.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte en aan de benadeelde partijen en slachtoffer(s) en hun advocaten.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 17 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.