Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant]
[appellante]
1.[geïntimeerde1]
[geïntimeerde2]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
nadatdie verklaring is opgemaakt (een zogenoemde “verklaring van onbeslagbaarheid”). [appellant] c.s. heeft toegelicht dat het voor hem niet mogelijk was zo’n verklaring te krijgen, omdat zijn woning in Nederland stond en het Belgische recht niet voorziet in de mogelijkheid van het onbeslagbaar verklaren van een niet in België gelegen woning. Volgens [appellant] c.s. is daarmee sprake van verboden onderscheid naar nationaliteit (indirect), wat in strijd is met het in artikel 18 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VwEU) vervatte non-discriminatiebeginsel. De Belgische rechter heeft er (zowel in eerste aanleg, als in hoger beroep en cassatie) bij het wijzen van zijn uitspraak, volgens [appellant] c.s., ten onrechte geen rekening mee gehouden dat [appellant] c.s., als Belgische zelfstandige die woonachtig is in Nederland, geen woonhuisbescherming geniet.
De erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde (ordre public) van de aangezochte lidstaat.”
vanwegezijn Nederlandse nationaliteit, was dát wellicht in strijd geweest met de door [appellant] c.s. genoemde regels ter bescherming tegen discriminatie, maar die situatie doet zich niet voor. [appellant] c.s. gaat immers ten onrechte ervan uit dat hem vanwege zijn nationaliteit geen woonhuisbescherming naar Belgisch recht toekomt. Een Belgische zelfstandige die niet in België woont, komt echter evenmin woonhuisbescherming toe. Het hof ziet op grond van het vorenstaande ook geen reden om prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie.