In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 januari 2023 een tussenbeschikking gegeven in het hoger beroep van een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind, [de minderjarige2]. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.H.A. Wijen, heeft in hoger beroep de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland aangevochten, waarin een zorgregeling was vastgesteld van een weekend in de twee maanden. De vader verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en een regeling te treffen die in onderling overleg tussen hem en [de minderjarige2] tot stand komt.
Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige2], die gebruik heeft gemaakt van de informele rechtsingang van artikel 1:253a lid 4 juncto artikel 1:377g BW, ontvankelijk is in zijn verzoek. Het hof heeft ook geconstateerd dat er een belangentegenstelling bestaat tussen de ouders, wat de zorg- en contactregeling betreft. Om deze patstelling te doorbreken, heeft het hof besloten een bijzondere curator te benoemen, die de minderjarige zal vertegenwoordigen. De benoeming van de bijzondere curator is gedaan in het belang van [de minderjarige2], om ervoor te zorgen dat zijn belangen goed worden behartigd.
De bijzondere curator, [naam1], is benoemd met de taak om de situatie te onderzoeken en aanbevelingen te doen over de zorg- en contactregeling. Het hof heeft de bijzondere curator verzocht om uiterlijk op 17 april 2023 verslag uit te brengen van haar bevindingen. De mondelinge behandeling zal op een later moment worden voortgezet, waarbij de ouders, de raad voor de kinderbescherming en de bijzondere curator aanwezig zullen zijn. De zaak is van belang voor de betrokken minderjarige en de ouders, en het hof streeft naar een oplossing die in het belang van het kind is.