Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de bepaling van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2018. De ouders, de moeder en de vader, zijn in een geschil verwikkeld over de opvoeding en verzorging van hun kind. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.J.Th. Leijzer, heeft in hoger beroep de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland aangevochten, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader was vastgesteld. De vader, vertegenwoordigd door mr. N. van de Gevel, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om een wijziging van de zorgregeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2023 zijn beide ouders en vertegenwoordigers van de GI en de raad voor de kinderbescherming aanwezig geweest. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, waaronder de stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader het meest in het belang van het kind is, gezien de positieve ontwikkeling van de minderjarige sinds de verhuizing naar de vader.
De moeder heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen en een zorgregeling vast te stellen, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. De vader heeft verzocht om aanpassingen in de zorgregeling, die door het hof zijn overwogen. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank gedeeltelijk bekrachtigd en de zorg- en opvoedingstaken opnieuw verdeeld, waarbij de zorgregeling is aangepast aan de wensen van beide ouders. De beslissing is op 16 mei 2023 uitgesproken in het openbaar.