ECLI:NL:GHARL:2023:4187

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
200.319.163
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de bepaling van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2018. De ouders, de moeder en de vader, zijn in een geschil verwikkeld over de opvoeding en verzorging van hun kind. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.J.Th. Leijzer, heeft in hoger beroep de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland aangevochten, waarin de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader was vastgesteld. De vader, vertegenwoordigd door mr. N. van de Gevel, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om een wijziging van de zorgregeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2023 zijn beide ouders en vertegenwoordigers van de GI en de raad voor de kinderbescherming aanwezig geweest. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, waaronder de stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader het meest in het belang van het kind is, gezien de positieve ontwikkeling van de minderjarige sinds de verhuizing naar de vader.

De moeder heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen en een zorgregeling vast te stellen, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. De vader heeft verzocht om aanpassingen in de zorgregeling, die door het hof zijn overwogen. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank gedeeltelijk bekrachtigd en de zorg- en opvoedingstaken opnieuw verdeeld, waarbij de zorgregeling is aangepast aan de wensen van beide ouders. De beslissing is op 16 mei 2023 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.319.163-01
(zaaknummer rechtbank Gelderland 403582)
beschikking van 16 mei 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.J.Th. Leijzer te Zutphen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. N. van de Gevel te Doetinchem.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering Regio West,
gevestigd te Rotterdam,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 30 juni 2022 en 11 november 2022, uitgesproken onder zaaknummer 403582. De beschikking van 11 november 2022 wordt hierna ook genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 november 2022;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht namens de vader van 31 maart 2023 met producties;
- een journaalbericht namens de moeder van 6 april 2023.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 april 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2018 in [plaats1] (Senegal), over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
Tijdens de mondelinge behandeling van 21 juni 202 in eerste aanleg heeft de raad mondeling verzocht [de minderjarige] voorlopig, voor de duur van drie maanden onder toezicht te stellen van de GI. Dat verzoek is tijdens de mondelinge behandeling toegewezen.
3.3
Bij beschikking van 20 september 2022 heeft de rechtbank [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 20 maart 2023, welke termijn laatstelijk bij beslissing van 7 maart 2023 is verlengd tot 20 september 2023.
3.4
Bij beschikking van 31 januari 2023 (zaaknummer 200.319.162-02) heeft dit hof de verzoeken van de moeder om, voor de duur van het hoger beroep, de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder te bepalen en de vader te verbieden de bestreden beschikking ten uitvoer te leggen afgewezen. Daarnaast heeft het hof op verzoek van de vader bepaald dat de moeder bij de eerstvolgende overdracht van [de minderjarige] , dan wel uiterlijk binnen een week na de beschikking zowel het Senegalese als het Nederlandse paspoort van [de minderjarige] dient af te geven aan de GI op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 50.000,- voor iedere dag dat zij nalaat de paspoorten af te geven en het meer of anders verzochte afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank - na rapportage en advies van de raad het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de vader vastgesteld. De rechtbank heeft als regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld dat [de minderjarige] eens per veertien dagen bij de moeder zal verblijven van vrijdag na school tot zondag 18.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] zal ophalen en terugbrengen en dat [de minderjarige] in de zomervakantie drie weken bij de moeder zal verblijven alsmede de helft van de krokus-, mei-, herfst- en kerstvakanties en de vader vervangende toestemming verleend [de minderjarige] in te schrijven op een school in [woonplaats2] . Deze beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.
4.2
De moeder is het niet eens met die beslissingen en is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en haar verzoeken om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar te bepalen, een zorgregeling als door haar voorgesteld tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen en te bepalen dat de vader een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] (verder ook: kinderalimentatie) van € 500,- per maand aan de moeder dient te betalen alsnog toe te wijzen.
Bij voormeld journaalbericht van 6 april 2023 heeft de moeder haar verzoek tot het vaststellen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] ingetrokken, zodat dat verzoek van de moeder niet meer door het hof hoeft te worden beoordeeld.
4.3
De vader voert verweer en vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel deze verzoeken af te wijzen.
De vader is op zijn beurt in incidenteel hoger beroep gekomen. De vader verzoekt het hof een zorgregeling vast te stellen zoals door hem weergegeven en de moeder te veroordelen tot afgifte van de paspoorten (zowel de Senegalese als de Nederlandse) van [de minderjarige] , bij gebreke waarvan de vader de nakoming van de zorgregeling mag opschorten totdat hij de paspoorten in zijn bezit heeft, dan wel op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 50.000,-, voor iedere dag, dat de moeder nalaat de paspoorten af te geven.
4.4
De moeder voert verweer en vraagt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel hoger beroep, dan wel het incidenteel hoger beroep af te wijzen.
4.5
Het hof zal de grieven in het principaal en in het incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
De moeder heeft de Senegalese nationaliteit. Het hof zal daarom eerst beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is.
5.2
Alle nog voorliggende verzoeken betreffen de ouderlijke verantwoordelijkheid. Gelet op artikel 8 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003 (Brussel II-bis) die in deze zaak van toepassing is, zijn ten aanzien van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu [de minderjarige] op het moment van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg, 11 mei 2022, zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, komt de Nederlandse rechter op basis van artikel 8 van Brussel II-bis in deze zaak rechtsmacht toe.
5.3
Op grond van artikel 15 van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996) past de Nederlandse rechter het interne recht toe. Dit betekent dat het Nederlands recht van toepassing is.
De hoofdverblijfplaats en de zorgregeling
5.4
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft alsook een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
De hoofdverblijfplaats
5.5
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het vaststellen van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader het meest in het belang van [de minderjarige] is. Het hof zal de bestreden beschikking op dat punt dan ook bekrachtigen. Het hof neemt de motivering van de rechtbank na eigen onderzoek over en voegt daar het volgende aan toe.
5.6
Bij de bepaling van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] gaat het om het belang van [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft recht op stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie en op tijd met beide ouders. Naar het oordeel van het hof is dat recht van [de minderjarige] bij de vader het meest gewaarborgd. Hierbij acht het hof van belang dat [de minderjarige] voor de verhuizing met de moeder naar [woonplaats1] zijn woonplaats in [woonplaats2] had en daar gewend was. Sinds de bepaling van de hoofdverblijfplaats bij de vader gaat het goed met [de minderjarige] . Zo gaat het goed op zijn nieuwe school, heeft hij vriendjes en volgt hij zwemles in [woonplaats2] . Daarnaast is gebleken dat de zorgregeling inmiddels goed verloopt en dat [de minderjarige] beide ouders dan ook regelmatig ziet.
De zorgregeling
5.7
Nu het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] te wijzigen wordt afgewezen, komt het hof niet toe aan het verzoek van de moeder om een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen.
5.8
In het incidenteel hoger beroep verzoekt de vader het hof de in eerste aanleg vastgestelde zorgregeling op een aantal punten te wijzigen.
Halen en brengen
5.9
De vader verzoekt het hof te bepalen dat de ouders samen de zorg zullen dragen voor het halen en brengen van [de minderjarige] . Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat de moeder niet beschikt over een rijbewijs en is aangewezen op het openbaar vervoer. Het toewijzen van het verzoek van de vader zou betekenen dat de moeder en [de minderjarige] ten minste drie uur met het openbaar vervoer moeten reizen om [de minderjarige] terug te brengen naar de vader. Het hof is met de moeder van oordeel dat dat niet in het belang van [de minderjarige] is, zodat het hof dit verzoek van de vader zal afwijzen.
De reguliere zorgregeling
5.1
Ten aanzien van de reguliere zorgregeling verzoekt de vader deze aan te passen in die zin dat [de minderjarige] eens per veertien dagen bij de moeder zal verblijven van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur. Het hof is met de raad eens dat het van belang is dat [de minderjarige] op vrijdag na school de tijd heeft om even tot rust te komen en om zijn spullen te pakken voordat hij naar [woonplaats1] vertrekt. Ten aanzien van de zondag acht het hof het net als de raad van belang dat [de minderjarige] na de autorit vanuit [woonplaats1] de mogelijkheid krijgt om tot rust te komen voordat hij naar bed gaat. Om [de minderjarige] daar de kans voor te geven zal het hof het verzoek van de vader toekennen en de door de rechtbank vastgestelde reguliere zorgregeling wijzigen en beslissen als volgt.
De vakantieregeling
5.11
De vader heeft laten weten dat de ouders behoefte hebben aan meer duidelijkheid met betrekking tot de vastgestelde vakantieregeling en het hof verzocht een nader ingevulde vakantieregeling vast te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders overeenstemming bereikt over een nader ingevulde vakantieregeling. Nu de ouders overeenstemming hebben bereikt en hun verzoeken dienovereenkomstig hebben aangepast zal het hof de bestreden beschikking op dat punt vernietigen en beslissen conform de door de ouders bereikte overeenstemming.
Afgifte paspoorten
5.12
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder laten weten dat het Senegalese paspoort van [de minderjarige] nooit is afgehaald in Senegal, zodat deze niet in haar bezit is en dan ook niet overhandigd kan worden. Over het Nederlandse paspoort van [de minderjarige] heeft de moeder verklaard dat deze in Senegal is. Ook dit paspoort is op dit moment niet in haar bezit en kan ze dan ook niet overhandigen. Zij heeft dit paspoort aan haar moeder/familie in Senegal gezonden en het is niet mogelijk om dat paspoort terug te laten sturen, aldus de moeder.
Wat daar verder van zij, tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder de vader toestemming verleend voor het aanvragen van een vervangend Nederlands paspoort voor [de minderjarige] door middel van het ondertekenen van het daarvoor bestemde formulier. Gelet op het voorgaande heeft de vader geen belang meer bij zijn verzoek tot afgifte van de paspoorten van [de minderjarige] . Het hof zal het verzoek van de vader op dit punt dan ook afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 11 november 2022, voor zover daarin de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader is bepaald;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 11 november 2022, voor zover daarin de zorg- en opvoedtaken betreffende [de minderjarige] zijn verdeeld, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder aldus dat:
- [de minderjarige] eens per veertien dagen van vrijdag uiterlijk 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de moeder verblijft, waarbij de vader [de minderjarige] zal ophalen en terugbrengen;
- in de zomervakantie van 2023: [de minderjarige] afwisselend twee weken bij de ene ouder, twee weken bij de andere ouder, een week bij ene ouder en ten slotte een week bij de andere ouder zal verblijven;
- in de zomervakantie vanaf 2024: [de minderjarige] in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder verblijft en de laatste drie weken bij de vader en in de oneven jaren omgedraaid;
- [de minderjarige] in de even jaren de krokusvakanties doorbrengt bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
- [de minderjarige] in de even jaren de herfstvakantie doorbrengt bij de moeder en de in de oneven jaren bij de vader;
- [de minderjarige] in de meivakantie en de kerstvakantie één week bij de vader doorbrengt en één week bij de moeder, de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder, de even jaren omgekeerd;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, K.A.M. van Os-ten Have en S. Kuijpers, bijgestaan door M.A. Mertens als griffier, en is op 16 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.