Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het ontslag van een bewindvoerder. De verzoeker, die onder bewind stond, had in eerste aanleg verzocht om het ontslag van zijn bewindvoerder, [belanghebbende2], wegens gewichtige redenen. De kantonrechter had op 5 april 2022 de bewindvoerder ambtshalve ontslagen en [belanghebbende1] benoemd als opvolgend bewindvoerder. De verzoeker ging in hoger beroep tegen deze beslissing met vijf grieven.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2022 werd duidelijk dat de verzoeker niet aanwezig was bij de eerdere zitting waar het voornemen tot ontslag was besproken. Het hof oordeelde dat de kantonrechter de verzoeker niet in de gelegenheid had gesteld om zijn bezwaren naar voren te brengen, maar dat dit in hoger beroep was rechtgezet. Het hof concludeerde dat er gewichtige redenen waren voor het ontslag van [belanghebbende2], omdat deze niet tijdig rekening en verantwoording had afgelegd aan de kantonrechter, ondanks herhaalde waarschuwingen.
Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter en oordeelde dat de verzoeker, indien hij [belanghebbende2] opnieuw als bewindvoerder wenste, dit aan de kantonrechter moest verzoeken. De grieven van de verzoeker werden verworpen, en de beslissing van de kantonrechter bleef in stand.