De man is met één grief in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis en heeft gevorderd het bestreden vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen op grond van artikel 3:185 lid 1 BW en derhalve de vrouw te veroordelen mee te werken aan de verdeling;
II. te bepalen dat de waarde van het onroerend goed, de twee woningen, wordt vastgesteld, alsmede de waarde van de caravan, door erkende, nog nader aan te wijzen taxateurs;
III. te bepalen dat de kosten van de taxateurs voor rekening komen van partijen, ieder voor de helft;
IV. te bepalen dat wanneer bij een van partijen sprake is van overbedeling, de overwaarde aan de andere partij wordt vergoed;
V. de vrouw te veroordelen de nodige gegevens over te leggen om te komen tot deze verdeling en verrekening van de twee woningen van partijen, alsmede de caravan;
VI. te bepalen dat, voor zover er sprake is van over- dan wel onderbedeling van de man respectievelijk de vrouw, de vergoeding dient te zijn voldaan binnen twee maanden na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis (het hof begrijpt: arrest), en voorts te bepalen dat na het verstrijken van de genoemde termijn over de verschuldigde hoofdsom/vergoeding de wettelijke rente is verschuldigd;
VII. kosten rechtens.