ECLI:NL:GHARL:2023:4130

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
21-001981-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van minderjarigen door het laten plegen van diefstallen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Gelderland. De verdachte is beschuldigd van mensenhandel, waarbij zij haar vijfjarige kleindochter en dertienjarige dochter heeft laten deelnemen aan diefstallen. De zaak is terugverwezen door de Hoge Raad na een eerdere vernietiging van het hof's arrest. De verdachte heeft haar kinderen misbruikt door hen te dwingen tot het plegen van diefstallen, met het oogmerk van financieel gewin. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van haar kinderen, die door hun jonge leeftijd en afhankelijkheid van de verdachte niet in staat waren om zich aan deze situatie te onttrekken. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en het hof heeft besloten tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van het misbruik van minderjarigen en de verantwoordelijkheid van ouders in dergelijke situaties.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001981-20
Uitspraak d.d.: 8 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 21 april 2020- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 29 januari 2018 met parketnummer 05-780082-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum 1] 1975,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad- gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsvrouw, mr. N.A. de Kock, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Gelderland van 29 januari 2018 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en oplegging van bijzondere voorwaarden, wegens – kort gezegd – het plegen van diefstal in vereniging en het doen plegen van diefstal. De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van de onder feit 1 ten laste gelegde mensenhandel en partieel vrijgesproken van twee winkeldiefstallen zoals ten laste gelegd onder feit 2.
Het openbaar ministerie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Op 30 januari 2019 heeft dit hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw rechtgedaan.
Het openbaar ministerie en verdachte hebben tegen dat arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Bij arrest van 21 april 2020 heeft de Hoge Raad het arrest van het hof vernietigd, maar enkel wat betreft de beslissingen ten aanzien van feit 1 en de strafoplegging.
Op basis van bovenstaande zijn na terugwijzing thans nog enkel aan het oordeel van het hof onderworpen de beslissingen ten aanzien van feit 1 en de strafoplegging. Dit betekent dat niet meer aan de orde zijn de veroordelingen ten aanzien van feit 2 en de partiële vrijspraken onder feit 2. Nu de strafoplegging is vernietigd dient het hof zich wel te buigen over de straf voor deze feiten.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat hij tot een andere beslissing komt ten aanzien van de bewezenverklaring en strafoplegging.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 11 mei 2017 tot en met 6 november 2017 te [pleegplaats] , althans in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [dochter] (geboren [geboortedatum 2] 2004) en/of [kleindochter] (geboren [geboortedatum 3] 2011) (telkens) heeft vervoerd en/of overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die [dochter] en/of die [kleindochter] (sub 2°),
terwijl die [dochter] en/of die [kleindochter] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt en/of
B) een ander of anderen, te weten die [dochter] (geboren [geboortedatum 2] 2004) en/of [kleindochter] (geboren [geboortedatum 3] 2011), (telkens) door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe (i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [dochter] en/of [kleindochter] zich daardoor beschikbaar zou(den)stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°)
terwijl die [dochter] en/of [kleindochter] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, (lid 3 sub 2) en/of
C) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander of anderen, te weten [dochter] (geboren [geboortedatum 2] 2004) en/of [kleindochter] (geboren [geboortedatum 3] 2011) (sub 6°),
terwijl die [dochter] en/of die [kleindochter] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had (den) bereikt,
immers heeft verdachte:
(winkeldiefstal 11 mei 2017 - [drogisterij] aan [adres 1] te [pleegplaats] )
  • die [kleindochter] vervoerd en/of overgebracht naar [drogisterij] aan [adres 1] , althans het winkelgebied te [pleegplaats] en/of -aldaar een doosjes scheermesjes (ter waarde van 35 euro) uit het schap gepakt en in de handen gedrukt van die [kleindochter] en/of
  • (vervolgens ) die [kleindochter] daarmee de winkel uit laten rennen zonder die scheermesjes ter betaling aan te bieden en/of
(winkeldiefstal 5 augustus 2017 - [elektronicawinkel] aan [adres 2] te [pleegplaats] )
  • die [dochter] vervoerd en/of overgebracht naar de [elektronicawinkel] aan [adres 2] , althans het winkelgebied te [pleegplaats] en/of
  • aldaar die [dochter] elektronica (een kabel ) uit het schap laten pakken en/of
  • die [dochter] daarmee de kassa laten passeren zonder deze elektronica ter betaling aan te bieden en/of
(winkeldiefstal 27 augustus 2017 - [elektronicawinkel] aan [adres 2] te [pleegplaats] )
  • die [dochter] en/of [kleindochter] vervoerd en/of overgebracht naar de [elektronicawinkel] aan [adres 2] , althans het winkelgebied te [pleegplaats] en/of
  • die [dochter] aldaar, twee IPods laten pakken vanaf de computerbalie terwijl zij, verdachte zich ophield in het gangpad naast die computerbalie en/of
  • die [dochter] en/of die [kleindochter] die twee IPods in het tasje van die [kleindochter] liet(en) stoppen en/of daarmee de kassa lieten passeren zonder deze IPods ter betaling aan te bieden; en/of
(winkeldiefstal 6 november 2017 - [supermarkt] aan [adres 3] te [pleegplaats] )
  • die [dochter] vervoerd en/of overgebracht naar de [supermarkt] aan [adres 3] , althans het winkelgebied te [pleegplaats] en/of
  • aldaar die [dochter] , haar, verdachtes boodschappentas, laten vullen met levensmiddelen (ter waarde van 83,81 euro) en/of
  • zich samen met die [dochter] naar de kassa begeven en/of die gevulde boodschappentas overgedragen aan die [dochter] zonder deze levensmiddelen bij de kassa ter betaling aan te bieden;
bij bovengenoemde diefstallen misbruik gemaakt van de vertrouwens- en gezagsrelatie ten opzichte van die [kleindochter] en/of [dochter] en/of
misbruik gemaakt van de volgzaamheid en/of meegaandheid van die [kleindochter] en/of [dochter] en/of
die [kleindochter] en/of [dochter] binnen de afhankelijkheidsrelatie van oma en kleinkind respectievelijk moeder en kind op een dwingende en/of indringende en/of sturende wijze verbale en/of non-verbale instructies gegeven gericht op het ontvreemden van goederen en/of aldus aangezet en/of gedwongen tot diefstal,
door bijvoorbeeld die [kleindochter] naar het rek te duwen waarin de scheersmesjes lagen;
terwijl verdachte de ouder en/of grootouder en/of verzorger en/of begeleider is van die [dochter] en/of [kleindochter]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van mensenhandel. Hij heeft hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Verdachte heeft haar minderjarige dochter en kleindochter meegebracht om ze te laten (assisteren bij) stelen. De kinderen komen telkens gelijktijdig met de verdachte de winkel binnen, blijven aan haar zijde en verlaten ook samen met verdachte de winkel. Dit alles met het oogmerk van uitbuiting. Verdachte heeft bewust misbruik gemaakt van haar overwicht dat zij op de (klein)kinderen heeft en van hun kwetsbare positie. De kinderen zijn volledige afhankelijk van verdachte, gelet op hun jonge leeftijd, maar vooral ook omdat zij vanaf hun vroege jeugd geleerd wordt om te stelen. De kinderen hebben geen andere keuze dan te doen wat ze wordt opgedragen. Er is sprake van het verrichten van diensten zoals bedoel in sub 4. Dat dit is gebeurd met het oogmerk van uitbuiting is duidelijk, want het ging om financieel gewin. Verdachte heeft hieruit voordeel getrokken.
Bij de beoordeling van de zaak kunnen ook de diefstallen bij de [elektronicawinkel] betrokken worden, ondanks het feit dat verdachte hiervoor onherroepelijk is vrijgesproken. Dat staat niet aan de beoordeling van deze winkeldiefstalalen als onderdeel van de ten laste gelegde mensenhandel in de weg. Ook indien het hof van mening is dat dezelfde bewijsgraad is vereist voor die diefstallen kan hiertoe gekomen worden doormiddel van schakel- of ketenbewijs.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde mensenhandel. Zij heeft hiertoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Er moet gekeken worden naar de aard en de duur van de activiteiten, de beperkingen die het voor de betrokkene met zich meebrengt, het economisch voordeel dat wordt behaald en de andere omstandigheden.
De raadsvrouw heeft voorop gesteld dat de diefstalfeiten waarvan verdachte is vrijgesproken ook niet meer mogen worden meegewogen bij het mensenhandelfeit. Ten aanzien van de aard en de duur heeft zij naar voren gebracht dat het gaat om een criminele activiteit van zeer beperkte duur. Voor wat betreft dochter [dochter] kan ook niet gezegd worden dat het feit grote beperkingen met zich heeft gebracht. Gelet op haar leeftijd van 13 jaar is zij zelf strafrechtelijk verantwoordelijk. Er is geen sprake van een kwetsbare positie enkel gebaseerd op haar leeftijd en de overige omstandigheden. Het is bij zowel [dochter] als [kleindochter] maar eenmaal gebeurd, waardoor niet gesproken kan worden van pedagogische verwaarlozing en eigen financieel gewin. Niet gebleken is dat sprake was van een plan of dat de kinderen doelbewust werden ingezet bij het plegen van diefstallen.
Oordeel hof
Feiten en omstandigheden
Verdachte heeft op respectievelijk 11 mei 2017 en 6 november 2017 samen het haar kleindochter, respectievelijk dochter diefstallen gepleegd.
Ten aanzien van het feit gepleegd op 11 mei 2017 is verdachte onherroepelijk veroordeeld voor het doen plegen van de diefstal van een pak scheermesjes door haar toentertijd vijfjarige kleindochter [kleindochter] . Samen met [kleindochter] is zij die dag [drogisterij] aan [adres 1] in [pleegplaats] binnengegaan. Hier heeft zij [kleindochter] een doosje scheermesjes gegeven, waarna zij haar bij de schouder heeft gepakt en in de richting waar zij vandaan kwam heeft gedraaid. [kleindochter] is hierop met de scheermesjes de winkel uitgerend. Hierna is verdachte zelf ook de winkel uitgelopen.
Voor wat betreft de diefstal gepleegd op 6 november 2017 is verdachte ook onherroepelijk veroordeeld wegens het medeplegen hiervan. Samen met haar dochter [dochter] van toentertijd dertien jaar oud is zij de [supermarkt] aan [adres 3] in [pleegplaats] binnengegaan. Verdachte droeg in de winkel een winkelmandje en een groene bigshopper. Zij pakte spullen uit het schap en stopte die deels in de bigshopper en deels in het winkelmandje. Ook [dochter] stopte een aantal artikelen in de groene bigshopper. Samen gingen zij naar de kassa. Alleen de spullen uit het winkelmandje werden op de band gelegd en afgerekend. De spullen uit de bigshopper werden niet aangeboden om te worden afgerekend. Verdachte is na de kassa aangesproken door een medewerker van de [supermarkt] . Toen verdachte met de medewerker van de [supermarkt] meeliep, gaf ze de bigshopper aan [dochter] . De bigshopper die zij droeg was gevuld met weggenomen goederen die zij niet had afgerekend.
Aan verdachte zijn daarnaast nog twee diefstallen gepleegd samen met haar dochter, respectievelijk kleinkind in de [elektronicawinkel] in [pleegplaats] ten laste gelegd. Verdachte is van deze diefstallen eerder onherroepelijk vrijgesproken. Echter, deze feiten zijn wel aan de orde in het kader van de ten laste gelegde mensenhandel.
Ten aanzien van de diefstal van een kabel bij de [elektronicawinkel] op 5 augustus 2017 is het hof van oordeel dat aan de hand van de bewijsmiddelen niet vastgesteld kan worden dat de kabel door [dochter] is weggenomen. Het hof spreekt verdachte reeds op basis hiervan vrij van dit onderdeel.
Ten aanzien van de diefstal van iPods overweegt het hof dat vastgesteld kan worden dat [dochter] twee iPods heeft gestolen. Onduidelijk is echter de rol van verdachte in het geheel. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat deze rol niet kan worden opgehangen aan schakelbewijs, er dienen concrete aanwijzingen te zijn dat verdachte enige invloed gehad heeft op het plegen van het feit. Dit blijkt naar het oordeel van het hof niet uit de bewijsmiddelen. Het hof spreekt verdachte dan ook vrij van dit onderdeel.
De vraag ligt voor of het handelen van de verdachte onder de specifieke omstandigheden van deze zaak kan worden beschouwd als mensenhandel gepleegd ten aanzien van [kleindochter] en [dochter] in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 2, 4 en 6 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Ter beantwoording hiervan zal eerst het relevante toetsingskader worden geschetst.
Toetsingskader
- Sub 1
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr ziet op het - middels een middel - werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van de ander. Het gaat om de activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. Het daadwerkelijke bewegen dan wel dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4.
De middelen zijn dwang, (dreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie of het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over een ander heeft. De inzet van een dergelijk middel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie (‘een situatie die de gelegenheid tot uitbuiting schiep’) belandt of dat iemand ervan wordt weerhouden zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken.
De handelingen omschreven in sub 1 zijn slechts strafbaar als deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Met andere woorden: de gedragingen moeten zijn gericht op de uitbuiting van personen.
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van 'uitbuiting', is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de te verrichten activiteit, de beperkingen die deze activiteit voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. Hierbij geldt in geval van minderjarige slachtoffers dat de beoordeling van dergelijke factoren tot een andere uitkomst kan leiden dan in het geval het slachtoffer meerderjarig is. Daar komt bij dat voor de vervulling van de delictsomschrijving niet nodig is dat het slachtoffer daadwerkelijk wordt uitgebuit. In zijn arrest d.d. 21 april 2020, waarbij deze zaak is teruggewezen, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat ingeval van diefstal door minderjarigen tevens de strafbare aard van de verrichte activiteiten en de minderjarige leeftijd van de slachtoffers in de overwegingen dient te worden betrokken.
- Sub 2
Artikel 273f, eerste lid, sub 2 Sr is het equivalent van sub 1, maar dan voor gevallen waarbij het slachtoffer minderjarig is. Het verschil met sub 1 zit in het feit dat voor strafbaarheid ten aanzien van minderjarige slachtoffers de in sub 1 genoemde middelen niet zijn vereist, tenzij de vervolging plaats heeft op grond van art. 273f lid 1 sub 4 Sr. In dat verband kan aangenomen worden dat in gevallen waarin minderjarigen worden aangezet tot criminele activiteiten per definitie sprake is van het middel ‘misbruik van een kwetsbare positie’ of ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’, gelet op de bijzondere kwetsbaarheid van kinderen en hun afhankelijke positie ten opzichte van ouders/volwassenen. Sub 2 strekt derhalve ter bescherming van minderjarigen. Bij hen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. De leeftijd van het slachtoffer is geobjectiveerd, opzet of schuld daaromtrent is niet vereist. De wetgever heeft tot uitdrukking willen brengen dat aan de wil van de minderjarige en daarmee de instemming geen betekenis toekomt.
- Sub 4
Artikel 273f, eerste lid, sub 4 Sr stelt het gebruik van iemand in een uitbuitingssituatie strafbaar. Het gaat om de situatie waarbij een ander met een middel (hetzelfde als genoemd in sub 1) wordt gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, of waarbij onder de in sub 1 genoemde omstandigheden enige handeling wordt ondernomen waarvan men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor daartoe beschikbaar stelt. Gedoeld wordt op degenen die gebruik maken van de uitbuitingssituatie van een ander, welke uitbuitingssituatie zij overigens niet zelf hoeven te hebben gecreëerd. De gedragingen in sub 4 volgen veelal op de gedragingen in sub 1 en 2, maar ze kunnen elkaar ook overlappen.
- Sub 6
Strafbaar op grond van artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd.
Oordeel hof
Het hof is van oordeel dat door verdachte ‘misbruik van een kwetsbare positie’ en ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ is gemaakt. Verdachte heeft haar vijfjarige kleinkind en dertienjarige dochter mee uit stelen genomen. Haar kleinkind respectievelijk dochter bevonden zich door hun minderjarigheid en (zeer) jonge leeftijd en hun afhankelijke positie ten opzichte van verdachte in een bijzonder kwetsbare positie. Zij hadden onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze dan de aanwijzingen van verdachte op te volgen. Aangenomen kan worden dat de verdachte zich daarvan bewust is geweest en dus in ieder geval het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het hiervoor omschreven misbruik.
Het hof acht bewezen dat verdachte haar vijfjarige kleindochter [kleindochter] op 11 mei 2017 heeft overgebracht naar [drogisterij] in [pleegplaats] . Dit is gebeurd met het oogmerk van het plegen van een winkeldiefstal.
Het hof acht voorts bewezen dat verdachte op 6 november 2017 haar dertienjarige dochter [dochter] heeft overgebracht naar de [supermarkt] aan [adres 3] in [pleegplaats] . Dit is gebeurd met het oogmerk van het plegen van een winkeldiefstal.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de aanwezigheid van kinderen bij de diefstallen wel degelijk een specifieke functie had en dat verdachte daarvan ook telkens gebruik van heeft gemaakt. De aanwezigheid van kinderen, zeker wanneer zij nog jong zijn, wekt over het algemeen vertrouwen, waardoor er minder op ze gelet zal worden. Ook zullen zij minder snel verdacht en/of vervolgd worden. Het laten plegen van de diefstallen door de kinderen vergemakkelijkt het plegen.
Tevens komt het hof tot het oordeel dat de twee kinderen door verdachte zijn bewogen tot het plegen van de winkeldiefstallen. In beide gevallen drukt verdachte winkelgoederen in de handen van haar (klein)kind met de bedoeling dat deze de winkel met deze goederen verlaat zonder dat de goederen worden betaald. Dat de kinderen op deze wijze worden bewogen tot stelen, wordt door het hof aangemerkt als het verrichten van diensten zoals bedoeld in sub 4.
Dat dit alles is gebeurd met het oogmerk van uitbuiting lijdt in de visie van het hof geen twijfel. Het ging de verdachte evident om (financieel) gewin.
Het voorgaande brengt het hof dan ook tot de conclusie dat hieruit voordeel is getrokken zoals bedoeld onder sub 6.
Het hof acht zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte haar minderjarige (klein)kinderen criminele feiten heeft laten plegen. Kinderen hebben recht op de bescherming en zorg die nodig is voor hun welzijn. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het handelen van verdachte een pedagogisch en sociaal gezien onveilige omgeving heeft gecreëerd. Er is sprake van uitbuiting zoals bedoeld in artikel 273f Sr.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op
één ofmeerdere tijdstippen in de periode van 11 mei 2017 tot en met 6 november 2017 te [pleegplaats] ,
althans in Nederland,
A)
een ander ofanderen, te weten [dochter] (geboren [geboortedatum 2] 2004) en
/of[kleindochter] (geboren [geboortedatum 3] 2011) (telkens) heeft
vervoerd en/ofovergebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die [dochter] en
/ofdie [kleindochter] (sub 2°),
terwijl die [dochter] en
/ofdie [kleindochter] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had
(den
)bereikt en/of
B)
een ander ofanderen, te weten die [dochter] (geboren [geboortedatum 2] 2004) en
/of[kleindochter] (geboren [geboortedatum 3] 2011), (telkens) door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie,
heeft
gedwongen en/ofbewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten
van arbeid ofdiensten
dan wel onder die omstandighe (i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [dochter] en/of [kleindochter] zich daardoor beschikbaar zou(den)stellen tot het verrichten van arbeid of diensten(sub 4°)
terwijl die [dochter] en
/of[kleindochter] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had
(den
)bereikt, (lid 3 sub 2) en
/of
C) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die
ander ofanderen, te weten [dochter] (geboren [geboortedatum 2] 2004) en
/of[kleindochter] (geboren [geboortedatum 3] 2011) (sub 6°),
terwijl die [dochter] en
/ofdie [kleindochter] , de leeftijd van achttien jaren nog niet had
(den
)bereikt,
immers heeft verdachte:
(winkeldiefstal 11 mei 2017 - [drogisterij] aan [adres 1] te [pleegplaats] )
  • die [kleindochter]
  • (vervolgens) die [kleindochter] daarmee de winkel uit laten rennen zonder die scheermesjes ter betaling aan te bieden en/of

(winkeldiefstal 5 augustus 2017 - [elektronicawinkel] aan [adres 2] te [pleegplaats] )

  • die [dochter] vervoerd en/of overgebracht naar de [elektronicawinkel] aan [adres 2] , althans het winkelgebied te [pleegplaats] en/of
  • aldaar die [dochter] elektronica (een kabel ) uit het schap laten pakken en/of
  • die [dochter] daarmee de kassa laten passeren zonder deze elektronica ter betaling aan te bieden en/of

(winkeldiefstal 27 augustus 2017 - [elektronicawinkel] aan [adres 2] te [pleegplaats] )

  • die [dochter] en/of [kleindochter] vervoerd en/of overgebracht naar de [elektronicawinkel] aan [adres 2] , althans het winkelgebied te [pleegplaats] en/of
  • die [dochter] aldaar, twee IPods laten pakken vanaf de computerbalie terwijl zij, verdachte zich ophield in het gangpad naast die computerbalie en/of
  • die [dochter] en/of die [kleindochter] die twee IPods in het tasje van die [kleindochter] ` Djuric liet(en) stoppen en/of daarmee de kassa lieten passeren zonder deze IPods ter betaling aan te bieden; en/of
(winkeldiefstal 6 november 2017 - [supermarkt] aan [adres 3] te [pleegplaats] )
  • die [dochter]
  • aldaar die [dochter] , haar, verdachtes boodschappentas, laten vullen met levensmiddelen (ter waarde van 83,81 euro) en
  • zich samen met die [dochter] naar de kassa begeven en
bij bovengenoemde diefstallen misbruik gemaakt van de vertrouwens- en gezagsrelatie ten opzichte van die [kleindochter] en
/of[dochter] en
/of
misbruik gemaakt van de volgzaamheid en
/ofmeegaandheid van die [kleindochter] en
/of[dochter] en
/of
die [kleindochter] en
/of[dochter] binnen de afhankelijkheidsrelatie van oma en kleinkind respectievelijk moeder en kind op een
dwingende en/of indringende en/ofsturende wijze verbale en/of non-verbale instructies gegeven gericht op het ontvreemden van goederen
en
/ofaldus aangezet
en/of gedwongentot diefstal,
door bijvoorbeeld die [kleindochter] naar het rek te duwen waarin de scheermesjes lagen;
terwijl verdachte de ouder en/of grootouder
en/of verzorger en/of begeleideris van die [dochter] en
/of [kleindochter]
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 1° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Gelderland heeft de verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde mensenhandel vrijgesproken.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verdachte onder parketnummer 21-000851-18 veroordeeld wegens diefstal in vereniging en het doen plegen van diefstal. Deze feiten dienen – gelet op de terugwijzing van de Hoge Raad – meegewogen te worden in de strafoplegging.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 3 jaar met oplegging van reclasseringstoezicht. De advocaat-generaal heeft hierbij rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte in ieder geval niet opnieuw naar de gevangenis zou moeten. Zij heeft al 3 maanden in voorarrest gezeten. Zowel verdachte als de (klein)kinderen zijn niet gebaat bij een gevangenisstraf. Voor de generale preventie is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden ook voldoende.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof ziet daarin redenen om verdachte te veroordelen tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitbuiting van haar vijfjarige kleindochter en dertienjarige dochter door hen diefstallen te laten plegen. Verdachte heeft voor haar eigen financiële gewin misbruik gemaakt van hun kwetsbare positie. Kennelijk wordt juist de onschuld van een jong kind ingezet en misbruikt om diefstallen te kunnen plegen. Het hof neemt dit verdachte zeer kwalijk, ook omdat de kinderen zo al vanaf zeer jonge leeftijd, crimineel gedrag wordt aangeleerd.
De diefstallen zijn afzonderlijk bewezen verklaard als medeplegen van diefstal en het doen plegen van diefstal. Zij maken daarnaast onderdeel uit van het bewezen verklaarde mensenhandelfeit.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt het hof rekening met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Het hof betreft hierbij ook het Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 maart 2023 betreffende verdachte waaruit blijkt dat zij eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van vermogensdelicten. Naar het oordeel van het hof past voor feiten als het onderhavige in beginsel geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet het hof geen redenen om van dit uitgangspunt af te wijken.
Het hof acht de straf zoals geëist door de advocaat-generaal passend. Echter, nu sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn ziet het hof redenen om dit te verdisconteren in de strafoplegging. Het hof zal om deze reden een groter deel van de straf voorwaardelijk opleggen. Alles afwegende is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest passend en geboden is. Hiermee is de onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest van verdachte, waardoor zij niet opnieuw naar de gevangenis hoeft. Het hof ziet in de omstandigheden van verdachte zoals zij nu zijn geen aanleiding om de voorwaarde van reclasseringstoezicht te verbinden aan het voorwaardelijke strafdeel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. M.L. Plas, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.H. Diepeveen, griffier,
en op 8 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.