ECLI:NL:GHARL:2023:412

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
200.310.894
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag over minderjarigen in het kader van jeugdzorg en ouderschap

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de beëindiging van het gezag van de ouders over hun twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders zijn in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin het gezag over de kinderen werd beëindigd op verzoek van de raad voor de kinderbescherming. De kinderen zijn geboren in Irak en zijn sinds 2019 onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI). De ouders hebben herhaaldelijk geprobeerd om de kinderen weer thuis te laten wonen, maar het hof oordeelt dat de ouders niet in staat zijn om de intensieve zorg die de kinderen nodig hebben te bieden. De kinderen hebben ernstige ontwikkelingsproblemen en zijn zwaar getraumatiseerd, wat hun terugkeer naar een thuissituatie bemoeilijkt. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezag van de ouders over de kinderen is beëindigd. De ouders hebben hun zorgen geuit over de ontwikkeling van de kinderen, maar het hof concludeert dat de kinderen in hun huidige situatie beter af zijn. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.310.894
(zaaknummer rechtbank Overijssel 273961)
beschikking van 17 januari 2023
inzake
[verzoeker]en
[verzoekster],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder afzonderlijk te noemen: de vader en de moeder,
samen te noemen: de ouders,
advocaat: mr. S. van de Griek in Almelo,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd in Almelo,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam
verder te noemen: de GI.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

Voor het verloop van het geding tot 25 oktober 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum. In die beschikking is de behandeling van de zaak aangehouden omdat de raad voor de kinderbescherming niet aanwezig was. Het hof achtte de aanwezigheid van de raad voor de behandeling van de zaak van belang.

2.Het geding in hoger beroep

De mondelinge behandeling is voortgezet op 29 november 2022. Aanwezig waren:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat en door de heer [naam1] , tolk in de Syrische taal;
- een medewerker van de raad,
- een medewerker van de GI.

3.De feiten

3.1
Tijdens het huwelijk van de ouders zijn geboren:
- [de minderjarige1] , [in] 2009 te [plaats1] (Irak), en
- [de minderjarige2] , [in] 2010 te [plaats2] (Irak).
De ouders zijn samen belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.2
Bij beschikking van 21 februari 2019 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur een jaar. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd.
3.3
Bij beschikking van 5 juni 2019 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.4
Op 13 juni 2019 heeft de kinderrechter de GI gemachtigd [de minderjarige1] en [de minderjarige2] uit huis te plaatsen in een 24-uurs accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 21 februari 2020. De machtigingen tot uithuisplaatsing zijn daarna steeds verlengd.
3.5
De ouders zijn in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van 18 februari 2021 voor zover deze zag op de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Dit hof, locatie Arnhem, heeft op 9 september 2021 de beschikking tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van 18 februari 2021 bekrachtigd.
3.6
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben in het kader van de uithuisplaatsing van 5 juni 2019 tot 18 oktober 2019 op de crisisgroep van [naam2] in [plaats3] gewoond. Sinds 18 oktober 2019 zijn zij geplaatst bij [naam3] in [plaats4] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, op verzoek van de raad, het gezag van de ouders over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] beëindigd.
4.2
De ouders zijn met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De ouders vragen het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad tot gezagsbeëindiging alsnog af te wijzen.
4.3
De raad heeft op de mondelinge behandeling verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter onder andere het gezag van een ouder beëindigen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
5.2
Het hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat het bevoegd is van deze zaak kennis te nemen en dat Nederlands recht van toepassing is op deze zaak. Het hof is ook om dezelfde redenen als de rechtbank van oordeel dat het gezag van de ouders moet worden beëindigd. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
5.3
De ouders hebben op de mondelinge behandeling herhaald dat zij graag willen dat de kinderen naar huis komen, omdat zij hen zelf willen verzorgen en menen dat zij daartoe ook in staat zijn, met inschakeling van hulp door derden. De ouders ontkennen niet dat de kinderen bij [naam3] lichamelijk en met eten en drinken goed worden verzorgd. In de ogen van de ouders is dat toch anders dan een liefdevolle verzorging thuis Zij maken zich wel zorgen over de ontwikkeling van de kinderen.
5.4
Volgens informatie van de GI op de mondelinge behandeling gaat het naar omstandigheden goed met de kinderen, ondanks de grote problemen die zij hebben. De kinderen zijn beiden gediagnosticeerd met het fragiele X-syndroom. Daarnaast hebben zij een forse sociaal-emotionele en ontwikkelingsachterstand. Zij zijn beiden zwaar getraumatiseerd en hebben hechtingsproblemen. [de minderjarige1] gaat nu vijf dagen in de week naar zorg-voorbereidend onderwijs, [de minderjarige2] vijf dagen in de week naar speciaal onderwijs. Het was volgens de GI heel verdrietig om te zien dat de kinderen bij aanvang van hun opname in 2019 hysterisch bang waren voor de ouders. De GI is blij dat het na twee jaar desondanks toch is gelukt om tot een zorg- en contactregeling te komen van twee keer per maand een à twee uur, met een keer per week telefonisch contact op de vrijdag. Van deze bezoekregeling genieten de ouders en de kinderen. De kinderen hebben inmiddels PMT (psychomotorische therapie) afgerond. EMDR (voor traumaverwerking) is moeilijk in te zetten wegens de beperkte capaciteiten van de kinderen.
5.5
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben een levenslange zorgindicatie ‘ZZP 7’ . Dat is de meest intensieve vorm van zorg die kinderen in Nederland kunnen krijgen. Omdat zelfs deze indicatie nog ontoereikend is, is ook nog een zogenoemde meerzorgregeling van 25% toegewezen.
Het is wellicht voor geen enkele ouder te doen om deze zeer intensieve zorg thuis aan de kinderen te bieden. Nu de moeder bovendien net als de kinderen de diagnose fragiele X-syndroom heeft, en gezien is dat de vader weinig inzicht en begrip toont voor de forse en complexe problematiek van de kinderen en hun specifieke ontwikkelingsbehoeftes, ziet het hof dat het zeker voor deze ouders – zelfs met hulp van derden – niet haalbaar om de kinderen thuis de intensieve zorg die zij nodig hebben, te bieden. Daarom heeft de raad op de mondeling behandeling ook tegen de ouders nogmaals duidelijk gezegd: deze kinderen kunnen nooit meer thuis wonen. Het hof is daar mee eens. Dat laat onverlet dat het voor de ouders een moeilijke en verdrietige boodschap is.
5.6
De medewerker van de GI heeft op de mondelinge behandeling verteld dat zij al vaak heeft geprobeerd de ouders uit te leggen waarom de kinderen niet thuis kunnen wonen. Die gesprekken lopen steeds vast: het onbegrip bij de ouders over de problemen van de kinderen blijft bestaan. Sinds kort is een zus van de vader betrokken bij de communicatie tussen de ouders en de GI. De GI blijft bereid om een uitleg aan de ouders over de situatie van de kinderen te geven. Wellicht kan deze zus van de vader daarbij helpen.
5.7
De grieven falen. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 18 februari 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, P.B. Kamminga en A.T. Bol, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 17 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.