ECLI:NL:GHARL:2023:4079

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
200.315.253/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van de moeder met minderjarige en de gevolgen voor het contact met de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhuizing van de moeder met haar minderjarige kind, [de minderjarige1]. De vader, die gezamenlijk gezag uitoefent, verzet zich tegen deze verhuizing naar [woonplaats2], omdat hij vreest dat dit zijn contact met [de minderjarige1] zal bemoeilijken. De moeder heeft in maart 2021 met [de minderjarige1] en haar andere dochters verhuisd van [woonplaats1] naar [woonplaats2]. De vader heeft in hoger beroep zes grieven ingediend en verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de moeder te verplichten terug te verhuizen naar [woonplaats1]. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2023 is de vader bijgestaan door zijn advocaat, mr. F. Hofstra, en de moeder door mr. L.R. Alstein.

Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van het kind vooropgesteld, maar ook de belangen van de vader en de moeder afgewogen. Het hof concludeert dat de moeder onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen van haar verhuizing voor de vader en [de minderjarige1]. De vader is ernstig ziek en beperkt in zijn reisbewegingen, wat de omgang met [de minderjarige1] bemoeilijkt. Het hof oordeelt dat de belangen van de vader zwaarder wegen dan die van de moeder om in [woonplaats2] te blijven wonen. De moeder moet terugverhuizen naar [woonplaats1] binnen drie maanden na de beschikking. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de moeder onmiddellijk moet terugverhuizen, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die zij nog zou kunnen aanwenden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.315.253/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 177832)
beschikking van 11 mei 2023
inzake
[verzoeker](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. F. Hofstra te Leeuwarden,
en
[verweerster](de moeder),
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. B.G. Kooi te Dokkum.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming,(de raad)
regio Noord Nederland, Leeuwarden.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 28 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 23 augustus 2022;
- een brief namens de vader van 25 augustus 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 8 september 2022 met bijlage(n);
- brief van de raad van 8 september 2022;
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een drietal journaalberichten namens de moeder van 4 april 2023 met bijlage(n)
- een journaalbericht namens de vader van 7 april 2023 met bijlage(n).
2.2.
De mondelinge behandeling heeft op 13 april 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. Hofstra;
- de moeder, bijgestaan door mr. L.R. Alstein (waarnemend voor mr. Kooi);
- [naam1] , namens de raad.
2.3.
Mr. Alstein heeft tijdens de zitting aan de hand van een pleitnota het woord gevoerd.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een relatie gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2018.
3.2.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
3.3.
De moeder heeft nog twee dochters uit een eerdere relatie:
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2005;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2010.
3.4.
De moeder is eind maart 2021 met [de minderjarige1] en haar andere dochters verhuisd van [woonplaats1] naar [woonplaats2] .

4.De omvang van het geschil

4.1.
Tussen partijen is in geschil de verhuizing van de moeder met [de minderjarige1] naar [woonplaats2] .
4.2.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, aan de moeder vervangende toestemming verleend om te verhuizen naar [woonplaats2] en een zorgregeling bepaald. De verzoeken om het hoofdverblijf van [de minderjarige1] bij de vader te bepalen en de moeder te gelasten met [de minderjarige1] terug te verhuizen zijn afgewezen.
4.3.
De vader is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De vader verzoekt
primair:
- de bestreden beschikking te vernietigen en te beslissen dat aan de moeder geen vervangende toestemming wordt verleend voor verhuizing;
- te bepalen dat de moeder verplicht is om, binnen een in goede justitie te bepalen termijn, terug te verhuizen naar [woonplaats1] dan wel binnen een straal van 10 kilometer rond [woonplaats1] ;
subsidiair:
- te bepalen dat het hoofdverblijf van [de minderjarige1] bij de vader wordt bepaald;
meer subsidiair:
- te bepalen dat de zorgregeling zoals die is opgenomen onder rechtsoverweging 5.2 van de
bestreden beschikking wordt uitgevoerd waarbij de overdracht zowel bij aanvang van het
zorgweekend als aan het einde van het zorgweekend zal plaatsvinden in [woonplaats1] dan wel dat
de overdracht bij aanvang in [woonplaats1] zal plaatsvinden en aan het einde van het zorgweekend
in [plaats1] zal plaatsvinden en de tijdstippen voor de overdracht in onderling overleg
plaatsvinden, maar heeft te gelden dat [de minderjarige1] uiterlijk voor 18.00 uur aan de vader moet zijn
overgedragen;
- te bepalen dat de moeder een dwangsom verbeurt van €100,- per dag voor iedere dag of dagdeel dat zij in gebreke blijft om de overdracht van [de minderjarige1] te verzorgen en de zorgregeling na te komen.
4.4.
De vader heeft tijdens de zitting het hoger beroep om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] te wijzigen ingetrokken, als ook het verzoek om een dwangsom op te leggen.
4.5.
De moeder voert verweer en zij verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3.
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4.
De ouder bij wie het minderjarige kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid krijgen om met het kind elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.5.
Vaststaat dat de moeder de vader op geen enkele wijze heeft betrokken bij haar keuze om te verhuizen. Voor het hof is de wens van de moeder om uit angst voor haar ex-buurman te vertrekken uit [woonplaats1] enigszins begrijpelijk, maar daarmee is de noodzaak om daarvoor naar [woonplaats2] , op grote afstand van de vader, te verhuizen niet gegeven. Het argument van de moeder dat haar zus daar woont, is voor het hof onvoldoende. De familie van [de minderjarige1] aan zowel moederszijde als vaderszijde woont in de buurt van [woonplaats1] . Ook de vader van de oudste kinderen van de moeder woont in [woonplaats1] .
5.6.
Het hof is van oordeel dat de moeder de verhuizing onvoldoende heeft doordacht en voorbereid. Zij is geheel haar eigen gang gegaan en voorbijgegaan aan het feit dat ook de vader belast is met het gezag over [de minderjarige1] . De gevolgen van de verhuizing voor [de minderjarige1] en daarmee de gevolgen voor het contact tussen de vader en [de minderjarige1] heeft zij niet voorafgaand aan de verhuizing met de vader besproken en afgestemd, maar zij heeft hem voor een voldongen feit geplaatst. Dit is des te kwalijker gezien de grote afstand tussen [woonplaats1] en [woonplaats2] en de gevolgen daarvan voor de verdeling en de continuïteit van de zorg voor [de minderjarige1] . Dit wordt extra duidelijk en pijnlijk nu de vader ernstig ziek is en beperkt is in zijn mogelijkheid om lang te reizen. Daardoor stagneert de omgang tussen [de minderjarige1] en de vader.
Overigens gaat de moeder ook thans nog geheel voorbij aan de zeggenschap van de vader over [de minderjarige1] nu ter zitting van het hof is gebleken dat zij recent opnieuw met [de minderjarige1] is verhuisd (binnen [woonplaats2] ), wederom zonder voorafgaande toestemming van de vader. De communicatie en het overleg tussen de ouders laat dus te wensen over terwijl een goede communicatie en goed overleg juist bij het leven op grotere afstand van belang zijn voor een goede zorgverdeling.
5.7.
De insteek van de raad en de rechtbank in eerste aanleg was dat als [de minderjarige1] met haar moeder in [woonplaats2] woont en daar straks naar school gaat, er extra tijd moet worden ingeruimd voor de omgang met de vader. De rechtbank heeft daarom een uitgebreide zorgregeling vastgelegd, waarbij het wisselmoment in [plaats1] plaatsvindt. Inmiddels laat de gezondheid van de vader niet toe dat [de minderjarige1] langere tijd achtereen bij hem is en is hij beperkt in zijn mogelijkheden om te reizen. De compensatie door extra contactmomenten die de rechtbank en raad voor ogen hadden, is niet (langer) mogelijk. Het is de vraag of dit in de toekomst anders zal zijn, want de vader staan nog twee zware operaties te wachten. Als de verhuizing in stand blijft, is de kans groot dat de vader steeds verder uit beeld raakt en de band tussen hem en [de minderjarige1] op den duur verwatert. Als [de minderjarige1] weer in de buurt van de vader woont, kan zij vaker en korter naar hem toe en kan een frequent contact tussen de vader en [de minderjarige1] worden gewaarborgd.
5.8.
Het is, gelet op haar jonge leeftijd, niet aannemelijk dat [de minderjarige1] geworteld is in [woonplaats2] . Zij gaat nog niet naar school en is te jong om een hecht sociaal netwerk op te bouwen. Daarin is geen reden gelegen om de huidige situatie te bestendigen.
Het hof heeft ook oog voor de belangen van de andere kinderen van de moeder, die inmiddels hun leven hebben ingericht in [woonplaats2] en omgeving en voor wie de beslissing om terug te verhuizen een breuk betekent met het leven dat zij inmiddels in [woonplaats2] hebben opgebouwd. Het hof onderkent dit belang, maar het weegt voor het hof minder zwaar dan het behoud van het contact tussen [de minderjarige1] en haar vader. Daarbij acht het hof van belang dat de vader van de oudste kinderen eveneens in [woonplaats1] woont en het voor de oudste kinderen gemakkelijker zal zijn om frequent contact te houden met hun vader.
5.9.
De moeder is jarenlang lastiggevallen door een buurman aan wie uiteindelijk een contactverbod is opgelegd. De buurman woont al geruime tijd niet meer in [woonplaats1] . Het hof wil de angst van de moeder voor de ex-buurman en haar gevoel van onveiligheid in [woonplaats1] zeker niet bagatelliseren, maar de kans bestaat dat de moeder altijd een gevoel van onveiligheid zal ervaren, waar zij Nederland ook woont. Zoals door de vader is aangevoerd, zou de moeder hiervoor traumatherapie volgen wat zij tot nog toe niet heeft gedaan. Het hof dringt erbij de moeder op aan om daadwerkelijk hulp te zoeken om haar trauma te verwerken. Zo lang zij dit niet doet, zal de moeder angstig blijven wat wellicht onbewust zal doorwerken bij haar kinderen. Het hof ziet de angst van de moeder dan ook niet als doorslaggevend argument om in [woonplaats2] te blijven wonen.
5.10.
Het hof concludeert dat de belangen van de vader om [de minderjarige1] vaker en zonder belemmeringen te kunnen zien, zwaarder wegen dan die van de moeder om in [woonplaats2] te blijven en is daarom van oordeel dat de moeder moet terugverhuizen. Het hof zal het primaire verzoek van de vader toewijzen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 28 juni 2022, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige1] naar [woonplaats2] te verhuizen af;
bepaalt dat de moeder is gehouden om binnen drie maanden na deze beschikking terug te verhuizen naar [woonplaats1] dan wel binnen een straal van 10 kilometer rond [woonplaats1] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, L. van Dijk en F.R. Menso, bijgestaan door Y. Eisma als griffier en is op 11 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.