In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Wijdemeren had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 907.000, welke waarde later werd verlaagd naar € 820.000 na een bezwaarschrift van belanghebbende. Belanghebbende was het niet eens met deze waardering en stelde een lagere waarde van € 719.000 voor. Tijdens de zitting, die via beeldbellen plaatsvond op 30 maart 2023, zijn zowel de gemachtigde van belanghebbende als de WOZ-taxateur van de heffingsambtenaar gehoord.
Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende en de heffingsambtenaar tegen elkaar afgewogen. Belanghebbende betoogde dat de brug naar de gezamenlijke oprit niet tot de onroerende zaak moet worden gerekend, maar het Hof oordeelde dat de brug buiten de kadastrale grens valt en dus niet in de waardering moet worden meegenomen. Ook de stelling van belanghebbende dat de heffingsambtenaar niet voldoende op zijn grieven was ingegaan, werd door het Hof verworpen. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht had gegeven in zijn motivering.
Uiteindelijk concludeerde het Hof dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde van € 820.000 niet te hoog was, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.