In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de gemeente Almere is opgelegd. De naheffingsaanslag van € 68,23 werd opgelegd op 10 april 2021, omdat de gehandicaptenparkeerkaart van belanghebbende niet zichtbaar achter de voorruit van de auto was geplaatst. Belanghebbende had wel een geldige invalidenparkeerkaart, maar deze was ten tijde van de controle niet zichtbaar. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 25 april 2023 werd het standpunt van belanghebbende toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de kaart mogelijk door de wind was weggewaaid of dat zij deze was vergeten neer te leggen. Het Hof oordeelde dat aan het gebruik van de gehandicaptenkaart voorwaarden zijn verbonden, waaronder de verplichting om deze zichtbaar achter de voorruit te plaatsen. Aangezien de kaart niet zichtbaar was, was de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Het Hof concludeerde echter dat de hoogte van de naheffingsaanslag niet hoger mocht zijn dan € 67,70, en verlaagde het bedrag van de naheffingsaanslag dienovereenkomstig.
Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond en gelastte dat de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht aan belanghebbende vergoedt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.