ECLI:NL:GHARL:2023:3927

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
21-004109-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord na schietincident; rol van verdachte niet voldoende vastgesteld voor medeplegen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van poging tot moord, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de rol van de verdachte bij een schietincident op 9 oktober 2020 onderzocht. De verdachte was aanwezig in de auto van de medeverdachte, die het slachtoffer heeft beschoten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet actief betrokken was bij het schietincident en dat zijn rol niet voldoende is om te spreken van medeplegen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de plannen van de medeverdachte en dat hij enkel in de auto zat om te chillen. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004109-21
Uitspraak d.d.: 10 mei 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 7 september 2021 met parketnummer 16-254684-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
thans verblijvende in P.I. [te verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. F.A.M. Engels, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep verdachte

De verdachte is door rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is in eerste aanleg wegens het onder 1 primair tenlastegelegde (medeplegen van poging tot moord) veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van het voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover aan de orde in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
1. primair
hij, op of omstreeks 9 oktober 2020, te [pleegplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meer kogel(s) heeft afgevuurd op, althans in de richting van, die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] in zijn (boven)been, althans het lichaam, is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij, op of omstreeks 9 oktober 2020, te [pleegplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in zijn (boven)been, heeft toegebracht, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meer kogel(s) af te vuren op, althans in de richting van, die [slachtoffer] ;
1. meer subsidiair
hij, op of omstreeks 9 oktober 2020, te [pleegplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meer kogel(s) heeft afgevuurd op, althans in de richting van, die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] in zijn (boven)been, althans het lichaam, is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte te veroordelen conform het vonnis in eerste aanleg. De advocaat-generaal kan zich vinden in de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het vol opzet, de voorbedachte rade en het medeplegen. De verklaring van verdachte bij de raadsheer-commissaris en ter terechtzitting van het hof dat hij de schoten niet heeft gehoord of gezien, acht de advocaat-generaal onwaarschijnlijk. Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier kan het niet zo zijn dat verdachte van het incident dat vlak voor zijn neus plaatsvond terwijl het autoraam geopend was niets heeft meegekregen. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat er door een ander, een derde persoon, geschoten is, is onwaarschijnlijk. Gelet op het handelen van beide verdachten voor, tijdens en na het feit kan er worden gesproken van medeplegen. Hoewel het voor het medeplegen niet uitmaakt wie van de twee geschoten heeft, kan worden aangenomen dat medeverdachte [medeverdachte] de schutter was. Desondanks volgt uit het dossier dat ook verdachte een significante rol gespeeld door samen de dag voor en de dag van het incident samen te reizen, samen het beoogde slachtoffer op te wachten, samen te vluchten en door het weggooien van het wapen uit het autoraam.
Standpunt verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij zowel op 8 als op 9 oktober 2020 samen met medeverdachte [medeverdachte] in de auto zat te chillen. Medeverdachte [medeverdachte] vroeg hem om mee te gaan. Hij ging mee om in de auto te zitten, te blowen en verder niks te doen. Hij had zelf geen rijbewijs en vond het wel prettig om een keer in een auto te zitten in plaats van in een café te hangen. Hij was de bijrijder en medeverdachte [medeverdachte] bestuurde de Volkswagen Caddy. Hij wist niet waarom ze naar [pleegplaats] gingen. Toen hij op 9 oktober in de auto zat, hoorde hij van de medeverdachte dat hij een afspraak had met iemand. Hij wist niet met wie en waarom en heeft hier ook niet naar gevraagd. In [pleegplaats] is de medeverdachte één keer uit de auto geweest, zo’n dertig seconden. Verdachte wist niet waarom. Hij heeft geen wapen gezien en geen schoten gehoord. Hij was niet bezig met zijn omgeving: hij keek op zijn telefoon, was aan het chatten met vrienden en de muziek stond hard. Hij schrok van de paniek na het schieten en van het feit dat medeverdachte [medeverdachte] direct hard wegreed toen hij weer in de auto stapte.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal wordt vrijgesproken. Zij heeft hiertoe, kort gezegd, het volgende aangevoerd. Een rol als pleger of schutter ligt ten aanzien van verdachte niet voor de hand. Hij was de bijrijder en verondersteld wordt dat de bestuurder de schutter was. Niet is gebleken van opzet op levensberoving bij de veronderstelde schutter, ook niet in voorwaardelijke zijn. Evenmin is er sprake van enig opzet bij verdachte, in welke opzetvariant dan ook. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte het voornemen had om het beoogde slachtoffer te doden dan wel zwaar te mishandelen, laat staan dat er sprake was van voorbedachte rade om zoiets te doen. De medeverdachte is altijd in de ik-vorm blijven praten en ontkent enige nauwe en bewuste samenwerking met verdachte te hebben gehad. Van een wezenlijke bijdrage van verdachte in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het tenlastegelegde is niet gebleken. De aanname van de rechtbank dat verdachte is meegereden ter voorbereiding en samen met de medeverdachte het vermeende slachtoffer zou hebben opgewacht met het uiteindelijke doel om hem te beschieten is onjuist. Deze lezing van feiten wordt juist door de medeverdachte betwist en ook niet bevestigd door de overige in het dossier weergegeven omstandigheden. Er is bovendien geen enkele serieuze aanwijzing dat verdachte de GPS-tracker zou hebben beheerd. De aanname dat verdachte enige materiële of intellectuele bijdrage zou hebben geleverd aan het strafbare feit door een raam te openen en een wapen weg te gooien wordt nergens ondersteund in het procesdossier.
Ook ontbreekt het bewijs voor het medeplegen van zware mishandeling of een poging hiertoe. Het bij het slachtoffer veroorzaakte letsel is niet zodanig dat dit als zwaar lichamelijk letsel gekwalificeerd kan worden. Het herstel van de wond is voorspoedig gegaan. Na de hechting van de wond kon aangever naar huis en een operatie of een ziekenhuisopname was niet nodig.
Oordeel van het hof
Medeverdachte
Het hof komt tot het oordeel dat medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk en met voorbedachte raden heeft gepoogd het slachtoffer te doden.
Medeplegen?
Vervolgens staat het hof voor de vraag wat hierbij nu precies de rol van verdachte is geweest.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de verdachten de avond vóór het incident - op 8 oktober 2020 - samen vanuit [plaats 1] , via [plaats 2] , naar [pleegplaats] zijn gereisd. Daar hebben verdachten zich geruime tijd in de buurt van de woning van het slachtoffer opgehouden. Verdachten zijn vervolgens samen weggereden, om een dag later, op 9 oktober 2020, via dezelfde route en rond hetzelfde tijdstip terug te keren. Verdachten hebben het slachtoffer die avond samen opgewacht, waarna medeverdachte [medeverdachte] op het slachtoffer heeft geschoten. Vervolgens zijn verdachten samen in de Volkswagen Caddy gevlucht en werden zij kort daarna samen in die auto aangehouden. Verdachten hebben op 8 en 9 oktober 2020 meermaals telefonisch contact met elkaar gehad.
Bij de aanhouding van verdachten is het vuurwapen niet aangetroffen. Het autoraam aan de bijrijderszijde, daar waar verdachte zat, stond half open. Anders dan de rechtbank trekt het hof uit dit gegeven niet de conclusie dat het vuurwapen tijdens de vlucht door verdachte uit het raam is gegooid. Het raam kon om verschillende redenen geopend zijn en op grond van het dossier is niet uitgesloten dat het wapen op een andere manier, door de medeverdachte of op een andere plek is weggegooid.
Het hof acht de verklaring van verdachte dat hij aan het chillen was met medeverdachte [medeverdachte] en helemaal niets wist van zijn plannen, volstrekt onaannemelijk. Hij zou alleen hebben geweten van ‘een afspraak, met een persoon’. Het hof gaat er van uit dat verdachte wist van het plan om het slachtoffer te vermoorden. Het is ondenkbaar dat iemand die het plan heeft om een ander van het leven te beroven tot twee keer toe achteloos een getuige meeneemt.
Het hof stelt, gelet op het voorgaande, vast dat verdachte wist van het plan van medeverdachte [medeverdachte] om het slachtoffer van het leven te beroven toen hij op 8 en 9 oktober 2020 bij medeverdachte [medeverdachte] in de auto stapte. Hij is meegereden, aanwezig geweest en na het lossen van de schoten door [medeverdachte] als bijrijder met medeverdachte gevlucht. Meer dan dit kan het hof niet objectief vaststellen. Het hof kan op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet vaststellen welke verdere rol verdachte precies heeft gespeeld in de voorbereiding en de uitvoering van het feit. Verschillende rollen zijn denkbaar, maar speculatief. Op grond van het voorgaande is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de intellectuele of materiële bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde zoals het hof objectief kan vaststellen, is naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen van het tenlastegelegde.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De voorlopige hechtenis
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. G. Dam en mr. M.E. van Wees, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier,
en op 10 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 10 mei 2023.
Tegenwoordig:
mr. R.G.J. Welbergen, voorzitter,
mr. J.B.H.M. Simmelink, advocaat-generaal,
mr. B. van Leeuwen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.