ECLI:NL:GHARL:2023:3865

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
P23/57
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige, met aandacht voor de procedurele vereisten en de ontwikkeling van de jeugdige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 december 2022, die de verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige had goedgekeurd. De terechtzitting van de rechtbank vond plaats achter gesloten deuren, wat in strijd was met de wettelijke vereisten, aangezien de jeugdige op dat moment 22 jaar oud was. Het hof oordeelde dat de behandeling in het openbaar had moeten plaatsvinden en vernietigde daarom de beslissing van de rechtbank. Het hof stelde vast dat er geen rechtsgevolg aan deze vernietiging verbonden hoefde te worden, omdat het gebrek was hersteld door de openbare behandeling in beroep.

De jeugdige, die al meer dan vijftien jaar in verschillende inrichtingen verbleef, had een positieve ontwikkeling doorgemaakt, maar had nog steeds specialistische behandeling nodig. De raadsvrouw van de jeugdige verzocht om de verlenging van de maatregel te beperken tot zes maanden, terwijl de advocaat-generaal pleitte voor bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Het hof besloot uiteindelijk de maatregel met twaalf maanden te verlengen, om de ontwikkelingen van de jeugdige in de Individueel Traject Afdeling (ITA) te kunnen volgen. De maatregel eindigt voorwaardelijk op 24 november 2023 en onvoorwaardelijk op 24 november 2024.

Uitspraak

PIJ P23/57
Beslissing d.d. 20 april 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[de jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
verblijvende in [jeugdinrichting] te [plaats] (
hierna: de jeugdinrichting)
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 5 december 2022. Deze beslissing houdt in de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (
hierna: maatregel) met een termijn van twaalf maanden.
Het hof heeft gelet op de stukken, waarop de rechtbank haar beslissing heeft gebaseerd en daarnaast onder meer op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de jeugdige van 9 december 2022;
- de aanvullende informatie van de jeugdinrichting van 22 maart 2023, met als bijlage het veertiende perspectiefplan van 22 maart 2023 en het opgestelde perspectief;
- een e-mail van de raadsvrouw van 6 april 2023, met als bijlage een bericht van de vader van de jeugdige waarin verblijfplaatsen staan opgesomd waar de jeugdige zou kunnen verblijven.
Het hof heeft ter zitting van 6 april 2023 gehoord de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C. Stroobach, advocaat te Diemen, en de advocaat-generaal mr. R.J.A. Segerink.
Het hof heeft ter zitting tevens gehoord L. Groenendijk, GZ-psycholoog en gedragswetenschapper en [directeur] , directeur forensische zorg en observatie, beiden werkzaam bij de jeugdinrichting.

Overwegingen:

Het standpunt van de jeugdige
De jeugdige is op de zitting overvallen door de mededeling van de directeur van de jeugdinrichting dat hem zojuist is bericht dat de jeugdige volgende week wordt overgeplaatst naar de Individueel Traject Afdeling (
hierna: de ITA). Hij verblijft inmiddels ruim vijftien jaar in diverse inrichtingen waarvan drie jaar in het kader van de maatregel. In de jeugdinrichting is hij nauwelijks behandeld. De jeugdige heeft het afgelopen jaar een positieve ontwikkeling laten zien. De voor hem noodzakelijke therapieën kunnen echter niet binnen de jeugdinrichting worden aangeboden, maar buiten de jeugdinrichting wel. Hierdoor stagneert zijn traject. Het maximale lijkt te zijn bereikt binnen de jeugdinrichting, maar voor de jeugdige is er nauwelijks iets veranderd. Dit is niet in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige. Nu wordt hij plotseling overgeplaatst naar de ITA. De vraag is hoe het verder te doorlopen behandel- en resocialisatietraject daar vorm gegeven gaat worden. De jeugdige is bijna 23 jaar. Hij gaat niet naar school, hij verveelt zich en hij wordt steeds eenzamer. Hij wil zijn leven buiten de jeugdinrichting opbouwen. Hij wil werken en bij zijn familie verblijven. De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de beslissing waarvan beroep dient te worden vernietigd en de vordering tot verlenging dient te worden afgewezen waardoor de maatregel voorwaardelijk eindigt. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de behandeling aan te houden voor het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de verlenging van de maatregel te beperken tot zes maanden zodat de vinger aan de pols kan worden gehouden. Gelet op de nieuwe ontwikkelingen is het van belang dat er dan een toets-moment is.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep. Aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel is voldaan. Blijkens het verlengingsadvies van de jeugdinrichting en de aanvullende informatie heeft de jeugdige in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt, maar zijn er tegelijkertijd nog diverse (behandel)doelen waaraan gewerkt zal moeten worden. De jeugdige stond op de wachtlijst van de ITA. Omdat dit zo lang duurde is de jeugdinrichting gestart met het aanbieden van therapieën. Op 6 april 2023 is bekend geworden dat de jeugdige volgende week overgeplaatst wordt. Dit betekent voor hem een nieuwe start. Gelet hierop en de nog te zetten stappen is het te vroeg om te kijken naar een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Dit verzoek dient te worden afgewezen. Wel ziet de advocaat-generaal reden om net als de rechtbank de maatregel met een kortere termijn te verlengen. Het is van belang dat er een eerder toets-moment komt dan bij een verlenging van de maatregel met twintig maanden.
Het oordeel van het hof
Afwijzen verzoek
Het hof acht zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over het door de jeugdige ingediende beroep. Het verzoek van de verdediging om de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te onderzoeken wordt afgewezen. De noodzakelijkheid van dit onderzoek is niet gebleken. Op grond van de aanwezige informatie acht het hof een voorwaardelijke beëindiging op dit moment niet aan de orde.
Vernietiging
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 21 november 2022, waarop de verlenging van de PIJ-maatregel is behandeld, volgt dat de terechtzitting achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden.
Hoofdregel is dat het onderzoek ter terechtzitting in het openbaar geschiedt (artikel 269 van het Wetboek van Strafrecht). Gaat het om een jeugdstrafzaak, dan geldt als uitgangspunt de behandeling met gesloten deuren. Dit volgt uit het voorschrift van artikel 495b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit artikel is volgens artikel 6:6:3, zesde lid Sv echter alleen van overeenkomstige toepassing op rechterlijke beslissingen inzake de tenuitvoerlegging, zoals de onderhavige, indien de veroordeelde op het tijdstip dat de zaak dient de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. Het hof ziet in de systematiek van het Wetboek van Strafvordering en in de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6:6:3, zesde lid, Sv geen redenen deze bepaling anders uit te leggen dan overeenkomstig de duidelijke tekst van de wet. Omdat de jeugdige ten tijde van de behandeling bij de rechtbank op 21 november 2022 inmiddels 22 jaar was, had de behandeling van de zaak toen in het openbaar behandeld dienen te worden. Daarom zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen. Enig rechtsgevolg behoeft daaraan niet te worden verbonden nu het gebrek is hersteld door de openbare behandeling in beroep.
Indexdelicten
Bij arrest van 20 november 2019 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch aan de jeugdige de PIJ-maatregel opgelegd voor medeplegen van poging tot doodslag en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen en/of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Bij veroordeelde is sprake van ADHD, gecombineerde type, een antisociale persoonlijkheidsstoornis, trekken van psychopathie en narcisme, een borderline persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik.
Op basis van de SAVRY wordt binnen het huidige kader het risico op toekomstig geweld, en daarmee het risico op recidive als matig-hoog ingeschat.
Verlenging
Het hof stelt voorop dat voor verlenging van de maatregel vereist is dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de verlenging van de maatregel eist, en verlenging van de PIJ-maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige. Voorts is een verlenging van de termijn van de maatregel slechts mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat. De maatregel eindigt steeds voorwaardelijk een jaar voordat het einde van de maatregel wordt bereikt.
In het geval van de jeugdige, is de maatregel verschillende keren verlengd, laatstelijk tot 29 november 2022. Op die datum heeft de maatregel zo’n drie jaar geduurd.
In het op 5 oktober 2022 uitgebrachte advies van de jeugdinrichting valt te lezen dat de persoonlijkheidsproblematiek van de jeugdige nog nauwelijks is behandeld. Vanwege de impasse in de behandeling en omdat de ontwikkeling van de jeugdige moeizaam verloopt, heeft er in het najaar van 2021 een onderzoek plaatsgevonden op de klinische observatie afdeling van de jeugdinrichting. Na beëindiging van deze plaatsing wordt sinds begin van 2022 een licht positieve ontwikkeling gezien, waarbij de jeugdige beter in contact is met het behandelteam, zich in enige mate openstelt voor behandeling en het aantal incidenten in ernst en aantal afneemt. De deskundigen van de observatieafdeling hebben ook een aantal therapieën en behandelmethodieken geadviseerd. Verder is uit de observatie naar voren gekomen dat de behandeling van de jeugdige het meeste kans heeft in een prikkelarme omgeving, waar minder de nadruk ligt op hiërarchie en aandacht is voor het bevorderen van het mentaliserend vermogen. Deze behandeling kan het best plaats vinden op de ITA. De jeugdige is daarvoor ook aangemeld en staat op de wachtlijst. Omdat de huidige positieve ontwikkeling nog pril en instabiel is en de jeugdige nog onvoldoende heeft geprofiteerd van de aangeboden behandeling, heeft de jeugdinrichting op 5 oktober 2022 geadviseerd tot verlenging van de maatregel met twintig maanden.
De deskundige van de jeugdinrichting heeft op 21 november 2022 bij de rechtbank medegedeeld dat de jeugdige nog steeds op de wachtlijst staat voor de ITA. De deskundige van de jeugdinrichting heeft aangegeven nog steeds van mening te zijn dat de ITA de beste plek is voor de verdere behandeling van de jeugdige, maar vanwege de duur van de wachtlijst in een multidisciplinair overleg met de deskundigen van de observatieafdeling en het ministerie alternatieven te onderzoeken. De aan de zitting voorafgaande periode had de jeugdige een positieve ontwikkeling laten zien. Hij was gemotiveerd om in gesprek te gaan en hij durfde zich kwetsbaar op te stellen, maar ook gedragsmatig was er wat veranderd. Ondanks de positieve ontwikkeling heeft hij nog steeds specialistische behandeling nodig. De jeugdinrichting heeft het advies van 5 oktober 2022 gehandhaafd.
Op de zitting van het hof van 6 april 2023 zijn psycholoog Groenendijk en directeur forensische zorg en observatie [directeur] , beiden verbonden aan de jeugdinrichting, gehoord.
De deskundige [directeur] heeft medegedeeld vlak voor de zitting te zijn gebeld door een selectiefunctionaris van de [afdeling] met het bericht dat de jeugdige volgende week opgenomen kan worden op de ITA. De ITA is een prikkelarme omgeving en veel meer gericht op de persoon. De jeugdinrichting meent daarom dat de ITA de beste plek is voor de jeugdige omdat het voor hem moeilijk is gebleken om langdurig op een groep met jongeren te verblijven. Plaatsing op de ITA betekent wel een andere locatie en andere mensen. In beginsel kan de jeugdige voor de gehele duur van de maatregel op de ITA verblijven. Deze plotselinge overplaatsing heeft ook geen invloed op het advies van de jeugdinrichting. De deskundige [directeur] handhaaft het advies om de maatregel met twintig maanden te verlengen.
De deskundige Groenendijk heeft medegedeeld dat door de jeugdinrichting altijd is ingezet op een overplaatsing naar de ITA. Om de lange wachttijd toch nuttig te gebruiken, is vervolgens getracht om binnen de mogelijkheden van de jeugdinrichting een traject voor de jeugdige op te tuigen. Op de ITA is er echter meer individuele aandacht en dat heeft de jeugdige nodig. Overplaatsing is daarom in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige. De deskundige Groenendijk handhaaft het advies om de maatregel met twintig maanden te verlengen.
Alles in onderling verband en samenhang bezien, stelt het hof vast dat er zonder heldere kaders bij de jeugdige nog sprake is van een hoog recidiverisico. Op de zitting van het hof van 6 april 2023 is bekend geworden dat de jeugdige binnen een week overgeplaatst zou gaan worden naar de ITA. Gezien deze plotselinge plaatsing in de ITA, zal het hof in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige de maatregel verlengen voor de duur van twaalf maanden om zo de mogelijkheid te scheppen dat de ontwikkelingen met betrekking tot de koers van de jeugdinrichting op een kortere termijn kunnen worden getoetst. Het hof heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat naar verwachting bij verlenging met de genoemde termijn voor de volgende verlengingszitting nieuwe pro justitiarapportages van de externe deskundigen beschikbaar zijn.
Einde maatregel
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, stelt het hof vast dat de maatregel - gelet op de ingangsdatum van 5 december 2019 en de beslissing van het hof tot verlenging van de maatregel met twaalf maanden en behoudens verdere verlenging - voorwaardelijk zal eindigen op 24 november 2023 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 24 november 2024.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 5 december 2022 met betrekking tot de jeugdige
[de jeugdige].
Verlengt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van
twaalf maanden.
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq als voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
en drs. I. Troost en dr. E.L.M. Klein Haneveld als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 20 april 2023 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.