ECLI:NL:GHARL:2023:3854

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
200.322.997
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de kinderrechter inzake de kernbeslissing van de gecertificeerde instelling en de omgangsregeling met de minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, waarbij de vader niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek om een kernbeslissing van de gecertificeerde instelling (GI) aan te merken als een schriftelijke aanwijzing. De vader en de moeder zijn de ouders van twee minderjarige kinderen, die onder toezicht zijn gesteld van de GI. De vader heeft verzocht om een nieuwe contactregeling met zijn kinderen, maar de kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen. De vader is van mening dat de kernbeslissing van de GI, die de omgang met zijn kinderen regelt, een schriftelijke aanwijzing is en dat deze vervallen moet worden verklaard. Het hof heeft de procedure schriftelijk afgedaan, omdat de partijen hiermee instemden. Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de argumenten van de vader en de GI. Het hof concludeert dat de kernbeslissing geen rechtsgevolg in het leven heeft geroepen en dus geen schriftelijke aanwijzing is in de zin van de wet. De vader is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken, en het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.997
(zaaknummer rechtbank Gelderland 409043)
beschikking van 9 mei 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.C. Sneper te Baarn,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
Als informant is aangemerkt:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verder te noemen: de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 februari 2023;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Sneper van 31 maart 2023; en
- een e-mail van de GI van 3 april 2023.
2.2
Op 31 maart 2023 heeft mr. Sneper namens de vader verzocht om de procedure schriftelijk af te doen. De GI heeft hiermee ingestemd. Het hof heeft beslist dat de mondelinge behandeling geen doorgang hoeft te vinden vanwege de aard van het geschil.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2013, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014,
De vader is op 2 september 2020 alleen met het gezag belast.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 2 september 2020 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voor het eerst onder toezicht gesteld van de GI tot 2 september 2021. De ondertoezichtstelling is voor het laatst verlengd tot 1 september 2023.
3.3
Bij beschikking van 21 apri1 2022 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot
uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in een voorziening voor pleegzorg. De machtiging is verlengd tot 1 september 2023.
3.4
De GI heeft zowel op 25 augustus 2022 als op 8 september 2022 een kernbeslissing naar de vader en zijn advocaat gestuurd, die qua inhoud vrijwel geheel overeenkomt, waarin is opgenomen: ‘
Het is belangrijk dat [de minderjarige2] en [de minderjarige1] omgang hebben met vader. Dit zal voor de veiligheid van de jongens in het pleeggezin gaan plaatsvinden. Samen met vader en pleegouders had de Jeugdbescherming hier afspraken over willen maken over de invulling en het aantal uren. Echter heeft vader deze afspraak afgezegd (…). Jeugdbescherming heeft vader wederom een uitnodiging gestuurd naar vader om hierover in gesprek te gaan.’ (verder te noemen: de kernbeslissing).
3.5
De vader heeft de kinderrechter verzocht de kernbeslissing als schriftelijke aanwijzing geheel vervallen te verklaren en een nieuwe contactregeling tussen hem en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vast te stellen, waarbij het contact binnen enkele maanden wordt uitgebreid tot een regeling waarbij de kinderen naar huis kunnen komen.
3.6
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de vader niet-ontvankelijk verklaard.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Bij het journaalbericht van 31 maart 2023 heeft mr. Sneper bericht dat de vader grief 2 intrekt. De vader verzoekt het hof na intrekking van grief 2 - zo begrijpt het hof - de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
- te bepalen dat de kernbeslissing van 8 september 2022 gelijk wordt gesteld aan een
besluit zijnde een schriftelijke aanwijzing;
- te bepalen dat het besluit dan wel de schriftelijke aanwijzing vervallen wordt verklaard.
De vader heeft zijn verzoek om een nieuwe contactregeling vast te stellen niet gehandhaafd.
4.2
De GI voert verweer en zij verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:265f lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI, voor zover noodzakelijk met het oog op het doel van de uithuisplaatsing van een minderjarige, voor de duur van de uithuisplaatsing de contacten tussen de met het gezag belaste ouder en het kind beperken. Een dergelijke beslissing geldt op grond van het tweede lid van dit artikel als een schriftelijke aanwijzing, zodat de met het gezag belaste ouder de kinderrechter op de voet van artikel 1:264 lid 1 BW kan verzoeken de aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren.
5.2
De vader voert aan dat de kinderrechter ten onrechte heeft beslist dat de kernbeslissing geen schriftelijke aanwijzing is. De schriftelijke aanwijzing is niet zorgvuldig genomen. Zijn zienswijze is niet gevraagd. De GI noemt het een interne beslissing, maar de GI heeft de beslissing wel aan de vader bekendgemaakt en hij moet zich aan deze beslissing houden. Het besluit heeft ook een rechtsgevolg: de omgang moet plaatsvinden in het pleeggezin, waardoor zijn omgangsrecht wordt beperkt omdat hij met de kinderen niet kan gaan en staan waar hij wil.
5.3
De GI stelt dat de kernbeslissing een intern besluit is. Een dergelijk kernbesluit gaat vooraf aan een schriftelijke aanwijzing en de vooraankondiging daarvan. De GI heeft de kernbeslissing op verzoek van de vader aan hem per e-mail toegezonden. De GI heeft de vader uitgenodigd om - in overleg met hem en de pleegouders - afspraken te maken over de invulling van het besluit. Deze afspraak is door de vader afgezegd. Daarna heeft de GI opnieuw een uitnodiging naar de vader gestuurd. Hierna zou de GI overgaan tot het geven van een vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing waarna de vader om zijn mening zou worden gevraagd.
5.4
Het hof moet beoordelen of de kernbeslissing een schriftelijke aanwijzing is en, als dat zo is, of de schriftelijke aanwijzing vervallen verklaard moet worden.
De GI is een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb), zodat een schriftelijke aanwijzing van de GI een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb is. Op grond van artikel 1:3 lid 1 Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder een beschikking verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is. Er is sprake van een publiekrechtelijke rechtshandeling als hiermee een rechtsgevolg in het leven wordt geroepen, wat inhoudt dat rechten, aanspraken of verplichtingen worden vastgesteld, gewijzigd of opgeheven, dan wel dat een bevoegdheid of een status wordt vastgesteld, gewijzigd of opgeheven.
Het hof is van oordeel dat met de kernbeslissing geen rechtsgevolg in het leven is geroepen. De kernbeslissing van de GI was een interne beslissing die als startpunt diende om met de vader (en de pleegouders) in gesprek te gaan. Pas daarna wilde de GI een (vooraankondiging van een) schriftelijke aanwijzing geven, wat uiteindelijk niet is gebeurd.
Ook weegt het hof mee dat de kernbeslissing feitelijk niet is uitgevoerd. In de brief die de GI op 8 december 2022 aan de vader heeft toegezonden staan de dagen waarop de kinderen bij de vader (soms in aanwezigheid van zijn ouders) zullen zijn. Hierin staat dus niet de verplichting om de omgang bij de pleegouders te laten plaatsvinden.
Net als de kinderrechter is het hof daarom van oordeel dat de kernbeslissing geen schriftelijke aanwijzing is in de zin van artikel 1:265f BW. Het hof komt daarom niet toe aan het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing. De vader is niet-ontvankelijk in zijn verzoeken.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover de vader niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek om de kernbeslissing aan te merken als een schriftelijke aanwijzing en deze vervallen te verklaren, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 november 2022, voor zover de vader niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek om de kernbeslissing aan te merken als een schriftelijke aanwijzing en deze vervallen te verklaren.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, S. Kuijpers en M.E.L. Klein, bijgestaan door de griffier, en is op 9 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.