Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
[de schoonzus],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarbij een bewind en mentorschap zijn ingesteld voor verzoekster, geboren in 1941. De kantonrechter had op 25 maart 2021 een bewind ingesteld over het vermogen van verzoekster, en [naam1] B.V. was benoemd als bewindvoerder en mentor. De broer en schoonzus van verzoekster hebben verzocht om het bewind en mentorschap op te heffen en hen als opvolgende bewindvoerders en mentoren te benoemen. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, waarop verzoekster in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2023 heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T.M.J. Oosterhuis - Putter, haar grieven uiteengezet. Het hof heeft geoordeeld dat de gronden voor het instellen van het mentorschap nog steeds aanwezig zijn, ondanks de stellingen van verzoekster dat zij in staat is om haar belangen zelf waar te nemen. Het hof heeft het verzoek tot opheffing van het mentorschap afgewezen, maar heeft wel het verzoek van verzoekster om [naam1] B.V. te ontslaan als mentor toegewezen, omdat alle betrokken partijen hiermee instemden.
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd voor zover het betreft het ontslag van [naam1] B.V. als mentor en de benoeming van de broer tot opvolgend mentor. De beslissing om het bewind in stand te houden is bekrachtigd, omdat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat zij in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De beschikking is gegeven op 9 mei 2023 en is uitvoerbaar bij voorraad.