ECLI:NL:GHARL:2023:3852

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
200.319.746
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewind en mentorschap van verzoekster

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarbij een bewind en mentorschap zijn ingesteld voor verzoekster, geboren in 1941. De kantonrechter had op 25 maart 2021 een bewind ingesteld over het vermogen van verzoekster, en [naam1] B.V. was benoemd als bewindvoerder en mentor. De broer en schoonzus van verzoekster hebben verzocht om het bewind en mentorschap op te heffen en hen als opvolgende bewindvoerders en mentoren te benoemen. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, waarop verzoekster in hoger beroep is gegaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2023 heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T.M.J. Oosterhuis - Putter, haar grieven uiteengezet. Het hof heeft geoordeeld dat de gronden voor het instellen van het mentorschap nog steeds aanwezig zijn, ondanks de stellingen van verzoekster dat zij in staat is om haar belangen zelf waar te nemen. Het hof heeft het verzoek tot opheffing van het mentorschap afgewezen, maar heeft wel het verzoek van verzoekster om [naam1] B.V. te ontslaan als mentor toegewezen, omdat alle betrokken partijen hiermee instemden.

Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd voor zover het betreft het ontslag van [naam1] B.V. als mentor en de benoeming van de broer tot opvolgend mentor. De beslissing om het bewind in stand te houden is bekrachtigd, omdat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat zij in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De beschikking is gegeven op 9 mei 2023 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.319.746
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10022069)
beschikking van 9 mei 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder ook te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. T.M.J. Oosterhuis - Putter te Enschede,
en
[naam1] B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder en mentor van [verzoekster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
verder ook te noemen: [naam1] .
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de broer]en
[de schoonzus],
wonende te [woonplaats2] ,
verder ook te noemen: de broer en schoonzus.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) van 26 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 december 2022;
- een journaalbericht van mr. Oosterhuis-Putter van 17 maart 2023 met een begeleidende brief met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 april 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de advocaat van [verzoekster] ;
- de heer [naam2] en de heer [naam3] van [naam1] ;
- de broer en de schoonzus.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is geboren [in] 1941.
3.2
Bij beschikking van 25 maart 2021 heeft de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een bewind ingesteld over het vermogen van [verzoekster] op grond van haar lichamelijke of geestelijke toestand alsmede een mentorschap ingesteld ten behoeve van haar. [naam1] is tot bewindvoerder en mentor benoemd.
3.3
De broer en de schoonzus hebben de kantonrechter verzocht het bewind en het mentorschap op te heffen dan wel [naam1] te ontslaan als bewindvoerder en mentor en hen tot opvolgende bewindvoerders en mentoren te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de verzoeken afgewezen.
4.2
[verzoekster] is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de bewindvoering en het mentorschap op te heffen dan wel [naam1] te ontslaan als bewindvoerder en mentor en de broer tot opvolgend bewindvoerder en mentor te benoemen.
4.3
[naam1] voert mondeling verweer tegen de opheffing van het bewind en het mentorschap en tegen het ontslag als bewindvoerder. Tegen het ontslag als mentor en de benoeming van de broer tot mentor wordt geen verweer gevoerd.
4.4
De broer en de schoonzus staan achter de verzoeken van [verzoekster] .

5.De motivering van de beslissing

Mentorschap
5.1
Op grond van artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen. Op grond van artikel 1:462 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken, het mentorschap opheffen.
5.2
Het hof is van oordeel dat de gronden voor het instellen van een mentorschap nog steeds aanwezig zijn. Dat [verzoekster] , zoals zij stelt, niet gehoord is over de instelling van het mentorschap, is geen reden om nu - in hoger beroep - het mentorschap op te heffen. Zij heeft door middel van haar beroepschrift en de toelichting (via haar advocaat) tijdens de mondelinge behandeling haar standpunten uiteen kunnen zetten. Hiermee is voldaan aan de eisen van hoor en wederhoor.
Het hof is van oordeel dat [verzoekster] niet (voldoende) heeft onderbouwd dat zij (inmiddels) in staat is om haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Haar stellingen dat door het overlijden van haar echtgenoot een zware zorglast is weggevallen, zij trouw haar medicatie slikt en zij zich maatschappelijk zelfstandig staande houdt zijn hiervoor onvoldoende. Niet dan wel onvoldoende gesteld is dat [verzoekster] in bepaalde situaties geen moeite heeft met het begrijpen van informatie en het nemen van beslissingen. Het verzoek tot opheffing van het mentorschap zal daarom worden afgewezen.
5.3
Daarmee komt het hof toe aan het verzoek van [verzoekster] om [naam1] te ontslaan als mentor en de broer te benoemen tot opvolgend mentor. Dit verzoek zal het hof toewijzen, omdat iedereen het daarmee eens is en het hof niet is gebleken dat verder iets in de weg staat aan de benoeming van de broer tot mentor. In verband met de overdracht van het mentorschap zal het hof beslissen dat deze wijziging ingaat twee maanden na deze beschikking.
Bewind en opheffing daarvan
5.4
Op grond van artikel 1:431 lid 1 BW kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
Op grond van artikel 1:449 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen.
5.5
Het hof is van oordeel dat de gronden voor bewind nog steeds aanwezig zijn. Door [verzoekster] is - gezien de betwisting van [naam1] - onvoldoende onderbouwd dat zij zelf in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Dat zij onder meer zelf boodschappen doet, met de trein reist en geen zware zorglast meer draagt sinds het overlijden van haar echtgenoot, zoals door [verzoekster] is gesteld, betekent volgens het hof niet dat de grond voor bewind niet (meer) aanwezig is. Het verzoek tot opheffing van het bewind zal daarom worden afgewezen.
Ontslag bewindvoerder
5.6
Op grond van artikel 1:448 lid 1 onder e BW eindigt de taak van de bewindvoerder door ontslag dat hem door de kantonrechter wordt verleend. Het ontslag wordt hem op grond van 1:448 lid 2 BW verleend, onder meer wegens gewichtige redenen.
5.7
[verzoekster] stelt dat [naam1] haar werkzaamheden niet goed uitvoert. Er is volgens haar weinig contact met [naam1] . Daarnaast is zij niet op de hoogte gesteld van de overboeking van € 100.000,- van de ene naar de andere rekening en wil zij meer over haar eigen geld kunnen beschikken. Zij krijgt € 40,- euro leefgeld, terwijl zij tonnen op haar bankrekening heeft staan.
5.8
[naam1] betwist dat zij haar werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Er is goed contact tussen [naam1] en [verzoekster] . [naam1] heeft aan [verzoekster] uitgelegd dat het bedrag van € 100.000,- is overgeboekt naar een andere spaarrekening op haar naam in verband met de verplichting om het vermogen te verdelen. Zij begreep dat echter niet. [naam1] heeft aangevoerd dat [verzoekster] nooit behoefte had aan geld en dat pas in de afgelopen periode veel geld is opgenomen van de leefgeldrekening. Als [verzoekster] meer geld nodig heeft, dan kan zij dat aan de bewindvoerder vragen, aldus [naam1] .
5.9
Het hof is, net als de kantonrechter, van oordeel dat niet is gebleken dat er sprake is van gewichtige redenen om [naam1] te ontslaan als bewindvoerder. Uit hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd, is niet gebleken dat [naam1] haar werk als bewindvoerder niet goed doet. Het verzoek tot ontslag van [naam1] als bewindvoerder zal worden afgewezen. Het hof komt daarom niet toe aan het verzoek tot benoeming van de broer tot bewindvoerder.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven deels. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen voor zover het de afwijzing op het verzoek om [naam1] te ontslaan als mentor en de benoeming van de broer tot opvolgend mentor betreft en beslissen als hierna vermeld.
6.2
Het hof zal de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 26 oktober 2022 voor zover het het verzoek om [naam1] B.V. te ontslaan als mentor en [de broer] te benoemen tot opvolgend mentor betreft;
en in zoverre opnieuw beschikkende:
ontslaat met ingang van 10 juli 2023 [naam1] B.V. als mentor van [verzoekster] , geboren [in] 1941;
benoemt met ingang van 10 juli 2023 tot mentor [de broer] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 26 oktober 2022 voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, H. Phaff en M.E.L. Klein, bijgestaan door mr. I.M. Redert als griffier, en is op 9 mei 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.