In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de vaststelling van kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Gelderland, die op 11 juli 2022 een bedrag van € 396,- per maand als kinderalimentatie heeft vastgesteld, met ingang van 25 juni 2021. De man verzoekt het hof om de kinderalimentatie te verlagen naar € 106,- per maand, met een andere ingangsdatum. De vrouw, verweerster in hoger beroep, verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat er geen afspraken zijn gemaakt over de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, dat bij haar woont.
Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep in detail bekeken. De man voert aan dat er in het verleden een co-ouderschapsregeling was en dat er afspraken waren over de kosten, maar de vrouw betwist dit. Het hof concludeert dat er geen bewijs is voor een overeenkomst over de kosten en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het gaat om een eerste vaststelling van de kinderalimentatie.
Daarnaast heeft de man grieven ingediend over de ingangsdatum van de alimentatie en de zorgkorting. Het hof oordeelt dat de ingangsdatum van de kinderalimentatie terecht is vastgesteld op 25 juni 2021, omdat de vrouw haar verzoekschrift op die datum heeft ingediend. Ook wordt er geen rekening gehouden met zorgkorting, omdat er geen structureel contact is tussen de man en het kind. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de man af.