ECLI:NL:GHARL:2023:3610

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
21-000447-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen eindezaaksverklaring in strafzaak na mediation

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel. De kinderrechter had op 19 januari 2023 een eindezaaksverklaring uitgesproken na een positief afgerond mediation-traject tussen de verdachte en het slachtoffer. De officier van justitie had echter hoger beroep ingesteld, omdat hij voortzetting van het onderzoek had gevorderd. Het hof oordeelde dat de eindezaaksverklaring niet in overeenstemming was met de wet, aangezien de officier van justitie had verzocht om voortzetting van het onderzoek. Het hof vernietigde daarom de beslissing van de kinderrechter en deed opnieuw recht. De verdachte was beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd op 25 oktober 2022. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten, waarbij hij het slachtoffer meermalen had geslagen en diens tas had weggenomen. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd en er was geen vrijspraak bepleit. Het hof legde een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren op, met een proeftijd van 1 jaar, en oordeelde dat de positieve uitkomst van het mediation-traject aanleiding gaf om van de gebruikelijke straffen af te wijken. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, maar hield ook rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte sinds het delict.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000447-23
Uitspraak d.d.: 26 april 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 19 januari 2023 met parketnummer 08-280268-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 1 jaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.M. Carabain-Klomp, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft bij vonnis d.d. 19 januari 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, verklaard dat de zaak is beëindigd, vanwege een in het kader van een 'mediation' tussen de verdachte en het slachtoffer bereikte positieve uitkomst.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere eindbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 oktober 2022 te [plaats 1] , een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer] eenmaal of meermalen (met kracht) te duwen en/of
- die [slachtoffer] eenmaal of meermalen (met kracht) met vlakke hand en/of gebalde vuist in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of in/op/tegen de buik en/of de zij, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- die [slachtoffer] eenmaal of meermalen bij zijn hoofd vast te pakken en/of (vervolgens) met kracht naar beneden te trekken en/of (vervolgens) meermalen (met kracht) een zogenaamd knietje in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] te geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aanpassing van de formulering van de Innovatiewet Strafvordering bepleit, teneinde de machtspositie van de rechter te versterken bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van de zaak.
Oordeel van het hof
In eerste aanleg heeft voorafgaand aan de terechtzitting tussen verdachte en aangever een 'mediation'-traject plaatsgevonden. Dat traject is positief afgerond, waarbij verdachte en aangever een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Voornoemde partijen hebben tevens de officier van justitie verzocht om de zaak niet verder te vervolgen, dan wel dat rekening wordt gehouden met de positieve uitkomst van het traject.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie, gelet op de aard van de verdenking, voortzetting van het onderzoek ter terechtzitting gevorderd. Daarop heeft de kinderrechter beslist tot voortzetting van het onderzoek ter terechtzitting. Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de kinderrechter een eindezaaksverklaring uitgesproken, vanwege de in het kader van een 'mediation' tussen de verdachte en het slachtoffer bereikte positieve uitkomst.
Het hof overweegt als volgt.
Per 1 oktober 2022 is de Innovatiewet Strafvordering in werking getreden. [1] Deze wet biedt een rechter in de arrondissementen Gelderland, Overijssel en Zeeland-West-Brabant in strafzaken de mogelijkheid om na een positief afgerond 'mediation'-traject onder bepaalde voorwaarden een eindezaaksverklaring uit te spreken.
Ingevolge het via de Innovatiewet ingevoerde artikel 572, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de rechtbank na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting, ambtshalve of op vordering van de officier van justitie, onderzoeken of de zaak in aanmerking komt voor 'mediation'. Indien de rechtbank van oordeel is dat de zaak in aanmerking komt voor 'mediation' beveelt zij de schorsing van het onderzoek overeenkomstig artikel 281 en bepaalt zij een termijn waarbinnen 'mediation' wordt beproefd (derde lid). Wanneer na de schorsing het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat, onderzoekt de rechtbank de uitkomst van de 'mediation' (artikel 573, eerste lid). Indien de 'mediation' tot een positieve uitkomst heeft geleid en de rechtbank van oordeel is dat de zaak zonder verdere inhoudelijke behandeling kan worden beëindigd, kan zij verklaren dat de zaak is geëindigd, tenzij de officier van justitie voortzetting van het onderzoek vordert of de verdachte of diens raadsman voortzetting van het onderzoek verzoekt (artikel 573, tweede lid). Het tweede en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien voor aanvang van de terechtzitting afspraken voor herstel zijn gemaakt (vijfde lid).
Naar het oordeel van het hof is de door de kinderrechter in eerste aanleg uitgesproken eindezaaksverklaring niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 573, derde lid, van de Innovatiewet Strafvordering, nu door de officier van justitie voortzetting van het onderzoek is gevorderd. Een eindezaaksverklaring was derhalve niet meer mogelijk. Het hof zal de niet-wetsconforme beslissing van de kinderrechter daarom vernietigen.
Nu verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en er geen vrijspraak is bepleit kan, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof van 12 april 2023;
Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 26 oktober 2022, opgenomen op pagina 7 en volgende van het dossier Politie Oost-Nederland, met nummer [nummer] d.d. 7 november 2022.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 oktober 2022 te [plaats 1] , een tas (met inhoud), die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer] meermalen (met kracht) met vlakke hand en gebalde vuist tegen het gezicht en in de buik te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht bepleit, nu verdachte zich sinds het tenlastegelegde feit positief heeft ontwikkeld.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Op 25 oktober 2022 is hij samen met een aantal anderen en het slachtoffer naar het [plaats 2] te [plaats 1] gegaan. Daar heeft verdachte het slachtoffer meermalen in het gezicht en in de buik geslagen, en heeft daarbij diens tas met goederen weggenomen. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en geen respect getoond voor zijn eigendommen. Dergelijke feiten brengen doorgaans nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer met zich mee en dragen bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 maart 2023, is verdachte niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals blijkt uit de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep naar voren hebben gebracht. Daaruit blijkt dat verdachte verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en sinds het bewezenverklaarde een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij gaat naar school, loopt stage en heeft daarnaast een bijbaan. Ook staat hij momenteel onder behandeling bij [jeugdhulporganisatie] .
Voorts heeft het hof bij het bepalen van de strafoplegging acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting Jeugd van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor een diefstal met geweld een taakstraf voor de duur van 60 uren genoemd.
In het gegeven dat het 'mediation'-traject tussen verdachte en het slachtoffer positief is afgerond, ziet het hof aanleiding om van voornoemd oriëntatiepunt af te wijken. Alles afwegende, is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden. De voorwaardelijke straf dient ertoe verdachte te stimuleren om de positieve ontwikkelingen in zijn leven te continueren en gedurende de proeftijd geen strafbare feiten te plegen. In dit oordeel ligt besloten dat het hof het bewezenverklaarde feit te ernstig vindt om de zaak af te doen met een schuldigverklaring zonder strafoplegging.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 26 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wet van 22 juni 2022 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering),