ECLI:NL:GHARL:2023:3602

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
200.314.958/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omzetting bewind naar curatele en instelling mentorschap wegens psychische stoornis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis. De betrokkene had verzocht om omzetting van een eerder ingesteld bewind naar curatele, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. In plaats daarvan heeft het hof ambtshalve een mentorschap ingesteld. De betrokkene is geboren in 1988 en heeft in het verleden te maken gehad met ernstige gedragsproblemen, waaronder vernielingen en een strafrechtelijke veroordeling. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene tijdelijk of duurzaam niet in staat is om zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf waar te nemen, wat de noodzaak van een mentorschap onderstreept. De betrokkene heeft in eerste aanleg aangegeven dat hij curatele te vergaand vond, maar wel behoefte had aan een mentorschap. Het hof heeft geconcludeerd dat, ondanks de afwezigheid van samenwerking tussen de betrokkene en de mentor, de bescherming van zijn belangen nog steeds noodzakelijk is. De beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 20 mei 2022, waarin het mentorschap werd ingesteld, is door het hof bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.314.958/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9777509)
beschikking van 25 april 2023
inzake
[verzoeker](de betrokkene),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. N.C. Milani te Almere,
en
[verweerder] B.V.( [verweerder] ),
kantoorhoudende te [vestigingsplaats1] ,
verweerder in hoger beroep.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de ouders] (de ouders),

wonende te [woonplaats2] ,
2.
[de broer](de broer),
wonende te [woonplaats2] ,
3.
[de mentor] B.V.(de mentor),
kantoorhoudende te [vestigingsplaats2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 20 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 17 augustus 2022;
- een journaalbericht namens de betrokkene van 12 september 2022 met bijlage(n);
- een brief van [verweerder] van 13 oktober 2022;
- een journaalbericht namens de betrokkene van 17 februari 2023;
-een brief van de mentor van 21 maart 2023.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 27 maart 2023 plaatsgevonden. De betrokkene is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de mentor zijn [naam1] en [naam2] verschenen.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1988.
3.2
Bij beschikking van 15 december 2015 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand en [naam3] tot bewindvoerder benoemd.
3.3
Bij verzoekschrift, binnengekomen op 25 maart 2022, heeft [verweerder] – de instelling waar de betrokkene toen verbleef - verzocht het bewind om te zetten in een ondercuratelestelling met benoeming van [de mentor] B.V. tot curator.
3.4
Bij de (bestreden) beschikking van 20 mei 2022 heeft de kantonrechter het verzoek van [verweerder] tot omzetting van het bewind naar curatele afgewezen, ambtshalve een mentorschap ingesteld ten behoeve van de betrokkene en [de mentor] B.V. tot mentor benoemd.
3.5
Vanaf 8 juni 2022 is [verweerder] niet meer de zorgaanbieder van de betrokkene.

4.De omvang van het geschil

4.1
De betrokkene is met één grief in hoger beroep gekomen tegen een gedeelte van de beschikking van 20 mei 2022. De betrokkene verzoekt – naar het hof begrijpt- deze beschikking te vernietigen voor zover daarbij ambtshalve een mentorschap is ingesteld en opnieuw beslissende te bepalen dat er geen gronden zijn voor een mentorschap.
4.2
[verweerder] heeft verweer gevoerd en stelt -kort gezegd- dat een mentor noodzakelijk is.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen. Ingevolge artikel 1:451 lid 3 BW kan de rechter bij wie een verzoek tot ondercuratelestelling of tot opheffing van de curatele aanhangig is, bij afwijzing onderscheidenlijk bij inwilliging daarvan ambtshalve overgaan tot instelling van het mentorschap.
5.2
Het hof is, net als de kantonrechter, van oordeel dat is gebleken dat de betrokkene als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf waar te nemen en dat daarom een mentorschap moet worden ingesteld. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
5.3
Uit het dossier en de mondelinge behandeling blijkt dat ten behoeve van de betrokkene een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg is afgegeven en dat deze (laatstelijk) is verlengd tot eind mei 2023. Het hof leidt hieruit af dat bij de betrokkene sprake is van een psychische stoornis waardoor zijn gedrag tot ernstig nadeel kan leiden. Uit het inleidend verzoek van [verweerder] tot omzetting van het bewind in curatele komt naar voren dat de betrokkene zeer kwetsbaar is door (psychische) problematiek. Vanwege grensoverschrijdend gedrag naar medewerkers van [verweerder] is de betrokkene in 2019 zijn woonplek in [plaats1] kwijtgeraakt. Omdat de betrokkene hierover zeer boos was, heeft hij vernielingen gepleegd in (onder andere) zijn woning en in een kantoor van [verweerder] . De betrokkene is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. Tijdens de zitting heeft de betrokkene weliswaar een andere toelichting gegeven op de aanleiding voor deze gebeurtenissen, maar wat daar ook van zij, duidelijk is geworden dat de positie van de betrokkene kwetsbaar is. De betrokkene is een half jaar gedetineerd geweest en verblijft nu bij een kennis. In april 2023 gaat hij naar een woonplek bij [naam4] in [plaats2] . Niet gebleken is dat de betrokkene begeleiding krijgt van een instantie. Hoewel [naam5] op dit moment verantwoordelijk is voor de zorg van de betrokkene, is tijdens de zitting naar voren gekomen dat de betrokkene geen contact heeft met [naam5] en dat er geen verlenging van de zorgmachtiging zal worden aangevraagd. Mede gelet op de kwetsbaarheid van de betrokkene, de problematische situatie rondom zijn verblijf bij [verweerder] en de omstandigheid dat hij in april 2023 naar een passende woonplek in [plaats2] verhuist, vindt het hof een mentorschap (nog steeds) aangewezen. Het hof betrekt ook bij zijn oordeel dat de betrokkene in eerste aanleg heeft aangegeven dat hij curatele een te vergaande maatregel vond, maar dat hij wel een mentorschap wilde en vond dat hij dat nodig had.
5.4
Het hof is evenmin van oordeel dat is komen vast te staan dat de noodzaak van bescherming van de niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene inmiddels niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is. Weliswaar is er geen samenwerking tussen de betrokkene en de mentor tot stand gekomen, maar het ingestelde mentorschap heeft ook nog geen kans van slagen gehad, mede doordat de betrokkene een half jaar in detentie heeft verbleven. Daarnaast is er inmiddels meer rust ontstaan voor de betrokkene. Hoewel de betrokkene zich lang heeft verzet tegen een nieuwe woonplek, heeft hij zich nu daarbij neergelegd. Gelet op de problematische situatie van de betrokkene de afgelopen jaren acht het hof met name begeleiding noodzakelijk bij aangelegenheden die zijn nieuwe woonplek in [plaats2] betreffen, om eventuele escalaties te voorkomen. Daarbij is van belang dat een mentor zo nodig met een zorgaanbieder kan overleggen in het geval de betrokkene in een dusdanig kwetsbare positie terecht komt dat hij risico loopt zijn woonplek bij [naam4] te verliezen. Bovendien heeft de betrokkene aangegeven dat hij zich onvoldoende gehoord heeft gevoeld met betrekking tot zijn lichamelijke klachten en dat dit tot ernstige gedragsproblemen heeft geleid. Ook hierbij kan een mentor de betrokkene ondersteunen.
5.5
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, in stand moet blijven. Het hof zal de bestreden beschikking daarom in zoverre bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 20 mei 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A.F. Veenstra, L. van Dijk en S. Rezel, bijgestaan door mr. I.M. Klaver als griffier, en is op 25 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.