ECLI:NL:GHARL:2023:3599

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
200.308.783/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele zaak wegens gebrek aan objectieve vooringenomenheid

In deze civiele zaak heeft Windpark Zeewolde B.V. een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. H. de Hek, mr. D. de Witte en mr. M.F. Eliens van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekster ervaart het gedrag van de voorzitter als agressief en intimiderend, maar de wrakingskamer concludeert dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. De wrakingsprocedure vond plaats na een mondelinge behandeling op 24 maart 2023, waar de voorzitter vragen stelde die door verzoekster als prikkelend werden ervaren. De wrakingskamer oordeelt dat de voorzitter zich niet agressief heeft gedragen en dat de indruk van vooringenomenheid niet gerechtvaardigd is. Het verzoek tot wraking wordt afgewezen, omdat de gronden van verzoekster niet voldoende zijn onderbouwd en de vrees voor partijdigheid niet objectief kan worden vastgesteld. De beslissing is op 28 april 2023 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof: 200.308.783/02
beslissing van 28 april 2023
op het verzoek van:
Windpark Zeewolde B.V.,
die is gevestigd in Zeewolde, verzoekster in het wrakingsincident, hierna:
verzoekster,
advocaat: mr. J.J.M. Hendrickx, die kantoor houdt in Zeist,
dat strekt tot wraking van:
mr. H. de Hek, mr. D. de Witte en mr. M.F. Eliens,raadsheren in dit hof, locatie Leeuwarden, verweerders in het wrakingsincident.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling civiel recht van het hof is onder zaaknummer 200.308.783/01 een procedure aanhangig tussen verzoekster aan de ene zijde en Kluutmolen v.o.f., dhr. [naam1] en Intocon Wind B.V. aan de andere zijde. Kluutmolen c.s. worden in die procedure bijgestaan door mr. V.G.A. Kruijtzer.
1.2
Op 24 maart 2023 heeft in die procedure een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Op die mondelinge behandeling heeft mr. Hendrickx namens verzoekster de leden van de behandelende combinatie, te weten mr. H. de Hek, mr. D. de Witte en mr. M.F. Eliens gewraakt. Van die mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt waarin de wrakingsgronden zijn opgenomen. De mondelinge behandeling is geschorst en de zaak is verwezen naar de wrakingskamer.
1.3
Mr. De Hek, mr. De Witte en mr. Eliens hebben niet in de wraking berust en hebben in een verweerschrift van 14 april 2023 op het wrakingsverzoek gereageerd.
1.4
Het wrakingsverzoek is ter zitting van 24 april 2023 behandeld door de wrakingskamer. Namens verzoekster zijn dhr. [naam2] en dhr. [naam3] verschenen, bijgestaan door mr. Hendrickx. Namens Kluutmolen c.s. was dhr. [naam4] via een
- ütm.:
digitale verbinding aanwezig, bijgestaan door mr. V.G.A. Kruijtzer. Mr. De Hek, mr. De Witte en mr. Eliens zijn - met berichtgeving - niet verschenen. Mr. Hendrickx heeft het verzoek mondeling toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen.

2.De beoordeling van het verzoek

Ontvankelijkheid
2.1
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek geschiedt schriftelijk en is gemotiveerd. Na de aanvang van de zitting kan het verzoek ook mondeling worden gedaan. Alle feiten of omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen (artikel 36 en 37 lid l Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
2.2
Verzoekster is ontvankelijk in haar wrakingsverzoek, omdat dit na aanv ng van de mondelinge behandeling mondeling - naar aanleiding van hetgeen daar is voorgevallen - gemotiveerd is gedaan.
De gronden van het wrakingsverzoek
2.3
De gronden van het verzoek zijn als volgt opgenomen in het proces-verbaal van de zitting:
"Wij vinden dat u in woord en gebaar vooringenomen bent. [Na een vraag van de voorzitter wie mr. Hendrickx met 'u' bedoelt-
toevoeging hof]: U als voorzitter in het bijzonder, maar het verzoek betreft de kamer van het hof Een voorbeeld van hoe u te werk gaat is nu ook de vraag aan mij wie ik wraak. U komt agressief over. U speelt op de man. U bent vooringenomen, althans zo komt u over. U vraagt waarom [naam5] niet aanwezig is en als ik zeg dat hij verhinderd is zegt u 'hij heeft iets belangrijkers te doen'. U geeft aan daar geen oordeel mee te willen geven, maar er ligt wel een oordeel in besloten. U heeft in feite al een oordeel over de eisvermeerdering, naar mijn mening is dit veel te voorbarig. Dit is ongepast. U ga/in het begin al aan dat de lengte van mijn spreekaantekeningen te lang was. Wetende dat er door de wederpartij een uitgebreide lijst van producties is gegeven. Zo zijn er meer voorbeelden te noemen."
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek
2.4
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vennoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid
objectiefgerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vennoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek tegen deze achtergrond beoordelen.
2.5
Verzoekster heeft toegelicht dat een opeenstapeling van omstandigheden heeft
- ü}m;
'gemaakt dat zij op de zitting van 24 maart 2023 uiteindelijk is overgegaan tot het wraken van mr. De Hek, mr. De Witte en mr. Eliens. Verzoekster heeft ter zitting van de wrakingskamer verklaard dat zij gaandeweg de zitting het gevoel kreeg dat zij 'in de hoek gezet' werd. De concrete aanleiding daarvoor is volgens verzoekster gevormd door enkele incidenten gedurende de zitting. De wrakingskamer zal deze door verzoekster aangedragen omstandigheden hierna bespreken, maar overweegt voorafgaand daaraan het volgende.
2.6
Uit de gronden voor de wraking en de toelichting daarop van verzoekster ter zitting van de wrakingskamer als geheel bezien, leidt de wrakingskamer af dat verzoekster de toon en houding van de voorzitter gedurende de gehele zitting als agressief en intimiderend heeft ervaren en dat zij zich daardoor onheus bejegend heeft gevoeld. Dat gevoel is volgens verzoekster tijdens de zitting steeds sterker geworden, en leidde uiteindelijk tot de overtuiging dat sprake was van vooringenomenheid en partijdigheid, of in ieder geval de schijn daarvan. De wrakingskamer stelt ten aanzien van de beleving van de sfeer van de zitting en de toonzetting van de voorzitter voorop dat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 24 maart 2023 voor de wrakingskamer als kenbron heeft te gelden voor de beoordeling van het wrakingsverzoek. Omdat de toon waarop de voorzitter zich op de mondelinge behandeling heeft geuit niet uit het proces-verbaal kan worden afgeleid, de voorzitter in het verweerschrift heeft ontkend verzoekster op agressieve toon te hebben bevraagd en ook de wederpartij heeft verklaard dit niet als zodanig te hebben ervaren, kan de wrakingskamer niet vaststellen dat de voorzitter zich in zijn toonzetting agressief en intimiderend jegens verzoekster heeft geuit. De wijze waarop en het verband waarbinnen de voorzitter vragen heeft gesteld dan wel opmerkingen heeft geplaatst geven hiertoe evenmin aanleiding. De wrakingskamer leidt uit het proces-verbaal af dat de vraagstelling door de voorzitter prikkelend kan zijn geweest. Hoewel dat door verzoekster als onprettig is ervaren en zij daaraan wellicht haar - subjectieve - gevoel heeft ontleend dat de schijn van vooringenomenheid is gewekt, rechtvaardigt dit, ook wanneer de voorzitter daarbij een scherpe toon zou hebben gebezigd, objectief bezien niet de conclusie dat sprake was van vooringenomenheid of de gerechtvaardigde vrees daarvoor.
2.7
Voor zover het verzoek ziet op de inhoud van de door de voorzitter geplaatste opmerking bij aanvang van de zitting overweegt de wrakingskamer het volgende. Verzoekster heeft aangedragen dat de voorzitter aan het begin van de zitting een misplaatste opmerking heeft gemaakt door, nadat mr. Hendrickx meedeelde dat de heer [naam5] (de bestuurder van verzoekster) verhinderd was, op te merken: "O, hij had belangrijkere zaken te doen?". De wrakingskamer constateert dat deze opmerking in de beleving van verzoekster voor een verkeerde start van de zitting heeft gezorgd en door.haar als onaangenaam ervaren is. De voorzitter heeft in zijn verweerschrift echter toegelicht dat de aanwezigheid van de heer [naam5] door hem van belang werd geacht en dat hij om die reden niet zomaar voor kennisgeving aan heeft genomen dat de heer [naam5] verhinderd was. Hoewel verzoekster de opmerking van de voorzitter als een 'ongelukkige binnenkomer' heeft beleefd en daaruit mogelijk een lichte irritatie van de voorzitter zou kunnen spreken, rechtvaardigt de inhoud van deze opmerking niet de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid of de gerechtvaardigde vrees daartoe. Voor zover het verwijt van verzoekster ziet op de
toonwaarop de voorzitter deze opmerking heeft gemaakt verwijst de wrakingskamer naar wat hiervoor (onder rov. 2.6) is overwogen.
2.8
Verzoekster heeft verder aangevoerd dat mr. Hendrickx door de voorzitter is aangesproken op de lengte van zijn spreekaantekeningen, die vier pagina's besloegen. Volgens verzoekster gaf de voorzitter mr. Hendrickx daarbij (op niet mis te verstane wijze)
te kennen dat de spreekaantekeningen niet langer dan twee pagina's mochten zijn. Gelet op het feit dat de wederpartij een uitgebreide memorie van antwoord met daarbij nog negen (deels omvangrijke) producties had overgelegd, had de voorzitter zich volgens verzoekster in dit geval welwillender moeten opstellen. De wrakingskamer stelt ten aanzien van dit onderdeel voorop dat het de taak van de zittingsrechter is om op de zitting de regie te voeren en de goede procesorde te bewaken. Dat betekent bijvoorbeeld dat het aan de rechter is om, binnen de grenzen van de wet, het moment te bepalen waarop advocaten en procespartijen het woord mogen voeren en om de spreektijd te begrenzen. Rechters hebben een grote vrijheid bij de invulling van deze taak. Uit de wijze waarop de voorzitter invulling heeft gegeven aan deze taak kan niet worden afgeleid dat daarvoor slechts partijdigheid als verklaring kan worden gegeven. De voorzitter heeft zich gehouden aan het voor een ieder kenbare 'Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven' waarin in Bijlage II staat vermeld dat een spreektijd van tien minuten per partij - wat neer komt op twee pagina's spreekaantekeningen - wordt gehanteerd. Tegen deze achtergrond kan in de omstandigheid dat de voorzitter de lengte van de spreekaantekeningen van mr.
Hendrickx (kritisch) aan de orde heeft gesteld, geen aanwijzing voor een gebrek aan onpartijdigheid of voor vooringenomenheid worden ontleend. Bovendien staat niet ter discussie dat mr. Hendrickx uiteindelijk de volledige tekst van zijn spreekaantekeningen heeft kunnen voordragen en dat hem door de voorzitter de gelegenheid is geboden aanvullend nog op de door de wederpartij ingediende producties te reageren.
2.9
Voor zover verzoekster tot slot aan haar verzoek tot wraking ten grondslag heeft gelegd dat de opmerking van de voorzitter met betrekking tot haar eisvermeerdering te voorbarig en definitief was, overweegt de wrakingskamer als volgt. Uit het proces-verbaal blijkt dat, nadat verzoekster hierover haar visie heeft kunnen geven en de voorzitter hierover (kritische) vragen heeft gesteld, de voorzitter een voorlopig oordeel heeft gegeven over de eisvermeerdering in hoger beroep. Verzoekster leidt daaruit (kennelijk) een aanwijzing voor vooringenomenheid van de voorzitter af. Het doel van een voorlopig oordeel is echter om partijen beter hun kansen te kunnen laten inschatten, mede met het oog op een eventueel te bereiken schikking. Met het geven van een voorlopig oordeel loopt de rechter niet vooruit op zijn eindoordeel en daarom tast het voorlopig oordeel de onpartijdigheid van de rechter niet aan en is het in beginsel geen reden voor wraking. Dat, zoals verzoekster aanvoert, in dit geval geen sprake was van een
voorlopigoordeel, maar dat door de voorzitter in feite een definitief oordeel werd gegeven, kan de wrakingskamer niet afleiden uit het proces-verbaal. Daarin zijn de bewoordingen van de voorzitter als volgt weergegeven:
"Dan is de vermeerdering toch een gevolg- als het geen sanctie genoemd mag worden-
van het instellen van hoger beroep? Als dat zo is, moet u ervan uitgaan dat het hof het vermeerderde bedrag niet zal toewijzen. Dat zal wellicht ook gevolgen hebben voor de proceskosten."Uit deze bewoordingen, die voor de wrakingskamer leidend zijn bij de beoordeling van het verzoek, kan niet worden afgeleid dat de voorzitter er niet voor zou openstaan terug te komen van het voorlopige oordeel ten aanzien van de eisvermeerdering. Uit de omstandigheid dat het voorlopig oordeel over de eisvermeerdering kennelijk ongunstig voor verzoekster uitviel, kan evenmin een grond voor vooringenomenheid van de voorzitter worden afgeleid.
2.1
Alles afwegende is de wrakingskamer van oordeel dat de wrakingsgronden voor zover zij betrekking hebben op de voorzitter, ook in onderling verband en samenhang bezien, niet slagen. De wrakingskamer constateert dat verzoekster in haar beleving op onwelwillende wijze is bejegend en dat zij de sfeer tijdens de zitting als uiterst onaangenaam en vijandig heeft ervaren. Na bespreking en beoordeling van de wrakingsgronden is de wrakingskamer
echter van oordeel dat de bij verzoekster kennelijk bestaande vrees dat de voorzitter niet onafhankelijk en onpartijdig in haar zaak zal oordelen, niet objectief gerechtvaardigd is.
2.11
Voor zover het wrakingsverzoek mede strekt tot wraking van mr. De Witte en
mr. Eliens geldt dat verzoekster niet heeft onderbouwd waarom bij hen sprake zou zijn van vooringenomenheid of de schijn daartoe. In de enkele omstandigheid dat mr. De Witte en mr. Eliens uiteindelijk tezamen met de voorzitter hun oordeel over de zaak zullen vormen en uitspreken kan geen grond tot wraking worden gevonden. Alleen al om die reden kan het wrakingsverzoek jegens hen niet slagen.
2.12
De conclusie is dat het verzoek tot wraking ongegrond is.

3.De beslissing

Het gerechtshof (wrakingskamer):
wijst het verzoek tot wraking van mr. H. de Hek, mr. D. de Witte en mr. M.F. Eliens af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.P.M. ter Berg, mr. M.P. den Hollander en
mr. A.H. toe Laer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op vrijdag 28 april 2023.