Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.A. van den Heuvel, verzocht het hof om een wijziging van de zorgregeling voor de kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die gezamenlijk onder het gezag van beide ouders vallen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S. Meeuwsen, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek.
De procedure begon met een beroepschrift dat op 8 maart 2023 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 11 april 2023. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat de moeder vreesde dat de vader de zorgregeling niet consequent zou nakomen, wat onrust voor de kinderen zou veroorzaken. Echter, de moeder gaf aan dat de zorgregeling sinds de indiening van het hoger beroep goed werd nagekomen en dat de kinderen het naar hun zin hadden bij de vader.
Het hof oordeelde dat er geen reden was om de beslissing in de bodemprocedure niet af te wachten. De moeder had geen voldoende onderbouwd belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de zorgregeling door de ouders zelf was afgesproken en de kinderen de kans moesten krijgen om aan deze regeling te wennen. Het hof heeft daarom het verzoek van de moeder tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De beschikking is uitgesproken in het openbaar, met de griffier aanwezig.