ECLI:NL:GHARL:2023:3511

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
200.323.751
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de Jeugdwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is het niet eens met de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 25 januari 2023 de gecertificeerde instelling (GI) de machtiging heeft verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen. De moeder verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI af te wijzen.

De procedure in hoger beroep is gestart met een beroepschrift dat op 7 maart 2023 is ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 april 2023, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, evenals twee vertegenwoordigers van de GI. De vader is niet verschenen, en de raad voor de kinderbescherming was ook afwezig. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, waaronder de opvoedingssituatie van [de minderjarige] bij de moeder en de zorgen die er zijn over de veiligheid en continuïteit van de verzorging.

Het hof concludeert dat de moeder momenteel niet in staat is om [de minderjarige] een veilig opvoedingsklimaat te bieden. De aanwezigheid van de partner van de moeder, [naam1], vormt een risico voor [de minderjarige], die bang is voor deze persoon. Het hof heeft vastgesteld dat er geen veranderingen zijn opgetreden sinds de eerdere beschikking en dat de zorgen over de thuissituatie aanhouden. Daarom bekrachtigt het hof de beschikking van de kinderrechter, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] wordt gehandhaafd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.323.751
(zaaknummer rechtbank Overijssel 288465)
beschikking van 25 april 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu te Almelo,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 25 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 7 maart 2023;
- het verweerschrift met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 april 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is de vader niet verschenen. De raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is met bericht vooraf niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] . [de minderjarige] is [in] 2012 in [plaats1] geboren. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] en [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 27 juli 2022 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 27 juli 2023.
3.3
[de minderjarige] verblijft sinds 10 oktober 2022 bij de vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de GI gemachtigd [de minderjarige] tot 27 juli 2023 uit huis te plaatsen op het adres van de vader. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is het niet eens met die beslissing en is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] alsnog af te wijzen. De moeder verzoekt het hof daarnaast om de beschikking van het hof uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De GI voert verweer en vraagt het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2
Het hof is net als de kinderrechter van oordeel dat de moeder op dit moment niet in staat is [de minderjarige] een opvoedingsklimaat te bieden waarin de continuïteit van en veiligheid in zijn dagelijkse verzorging en opvoeding is gewaarborgd. Dat betekent dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] . Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen. Het hof neemt de motivering van de kinderrechter na eigen onderzoek over en voegt daar het volgende aan toe.
5.3
Sinds de bestreden beschikking is er geen verandering gekomen in de situatie en is de partner van de moeder ( [naam1] ) nog steeds in beeld. Een opvoedsituatie waar [naam1] onderdeel van is, biedt onvoldoende veiligheid voor [de minderjarige] . Zo is tijdens de interne moeder-kindopname bij [naam2] , waar ook [naam1] bij is betrokken, gebleken dat de moeder niet in staat is [de minderjarige] te beschermen tegen (verbaal) huiselijk geweld en schadelijk oudergedrag door [naam1] . De moeder lijkt de belangen van [de minderjarige] als [naam1] er bij is niet voorop te kunnen stellen.
[de minderjarige] is bang voor [naam1] en komt in de thuissituatie bij de moeder niet aan zijn ontwikkelingstaken toe. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling in dit kader laten weten dat bij [de minderjarige] een trauma is vastgesteld waar naar gekeken moet worden. Dat [naam1] , zoals de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld, van plan is emotieregulatie therapie te volgen, maakt dat niet anders. Bovendien heeft de moeder daar geen stukken van in het geding gebracht en heeft de moeder laten weten dat de therapie vanwege de bestaande wachtlijsten nog niet is gestart.
5.4
Gezien de aanhoudende zorgen over [de minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder, is het hof van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing op goede gronden is verleend. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 25 januari 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, M.H.F. van Vugt en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 25 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.