ECLI:NL:GHARL:2023:3509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
200.320.429
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake zorgregeling en ouderlijke verantwoordelijkheden in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een tussenbeschikking in hoger beroep met betrekking tot de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], geboren in 2009 en 2012. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een grief ingediend tegen de eerdere beschikking van de kinderrechter, waarin de omgang van de vader met de kinderen werd geregeld. De moeder stelt dat de kinderen bang zijn voor de vader en dat contact met hem schadelijk zou zijn voor hun ontwikkeling. De vader betwist deze claims en stelt dat hij altijd aanwezig is geweest tijdens de omgang en geen drugs gebruikt. De gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming Regio Amsterdam, heeft zich achter het verzoek van de moeder geschaard en stelt dat er sprake is van ouderverstoting.

Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden en de raad voor de kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar de zorgregeling die het meest in het belang van de kinderen is. Het hof heeft daarbij aangegeven dat indien proefcontacten tussen de kinderen en de vader noodzakelijk zijn, de ouders hieraan moeten meewerken. De raad moet rapporteren over de voortgang van het onderzoek en adviseren over de zorgregeling. De beslissing van het hof houdt iedere verdere beslissing aan tot het rapport van de raad is ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.320.429
(zaaknummer rechtbank Gelderland 401957)
beschikking van 25 april 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen
en
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
handelend onder de naam Jeugd Veilig Verder,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: vader,
advocaat: mr. M.E.W. van Schaijk te Elst.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 14 november 2022, uitgesproken onder zaaknummer 401957. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 december 2022;
- het verweerschrift van de vader;
- een journaalbericht namens de vader met productie, ingekomen op 17 maart 2023;
- een journaalbericht namens de vader met producties, ingekomen op 24 maart 2023.
2.2
Op 27 maart 2023 is de nader te noemen [de minderjarige1] verschenen, die buiten aanwezigheid van partijen is gehoord door de voorzitter in het bijzijn van de griffier.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 28 maart 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigers namens de GI;
- een vertegenwoordiger namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2009 te [woonplaats1] en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 te [woonplaats1] .
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wordt uitgeoefend door de ouders. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 21 februari 2018 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot
21 februari 2023.
3.3
De kinderrechter heeft bij beschikking van 27 februari 2018 de volgende zorgregeling vastgesteld:
“De kinderen verblijven bij de vader:
- de ene week op zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur en de andere week op zaterdag van 10.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de kinderen op zondagavond bij de vader eten;
- op de verjaardagen van de kinderen en de vader, de feestdag ‘Nevruz’, Koningsdag, tweede paasdag, tweede pinksterdag en tweede kerstdag van 12.00 uur tot 18.00 uur;
- drie weken tijdens de zomervakantie.”
3.4
Bij beschikking van 2 december 2021 heeft de kinderrechter de zorgregeling gewijzigd en als volgt bepaald:
“1. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben geen contact met de vader tot de GI mogelijkheden ziet om enige vorm van contact weer op te starten. Wanneer de GI van mening is dat het contact met de vader kan worden opgestart, zal dit in eerste instantie onder begeleiding verlopen;
2. De GI heeft de bevoegdheid om de zorgregeling tussen de vader en de kinderen onder haar regie nader vorm te geven en waar mogelijk uit te breiden. Hierbij stelt zij telkens het belang van de kinderen voorop;
3. Deze zorgregeling heeft een geldigheidsduur van zes maanden.”

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreffende [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
Aanleiding tot de bestreden beschikking was - voor zover hier van belang - het verzoek van de GI om de vader de omgang met de kinderen te ontzeggen. De GI heeft haar verzoek op 17 oktober 2022 ter zitting bij de kinderrechter gewijzigd als hierna gemeld.
Bij de bestreden beschikking is (met wijziging van de beschikking van 27 februari 2018) bepaald dat - conform het door de GI ter zitting bij de kinderrechter gewijzigde verzoek - er onder regie en ter bepaling van de GI binnen een periode van zes maanden wordt toegewerkt naar een begeleid contact met de vader van minimaal eenmaal per drie weken, waarbij de verdere uitbreiding qua aard, frequentie, duur van de contacten en de wijze van begeleiding wordt bepaald door de GI.
4.2
De moeder is met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof het oorspronkelijke verzoek van de GI aan de kinderrechter om de vader de omgang met de kinderen te ontzeggen alsnog toe te wijzen en de omgang tussen de kinderen en de vader te ontzeggen, met compensatie van proceskosten, in die zin dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.
4.3
De vader voert verweer en hij verzoekt het hof de vrouw in hoger beroep
niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar verzoeken af te wijzen.
4.4
De GI heeft ter zitting in hogere beroep verklaard dat zij zich achter het verzoek van de moeder in hoger beroep schaart. Het hof begrijpt daaruit dat de GI thans weer van mening is dat de vader de omgang moet worden ontzegt.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:377a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Ingevolge lid 3 van voormeld artikel ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
het kind, of
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
met zijn ouder heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.2
De moeder stelt dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bang zijn voor de vader en dat het afdwingen van contact averechts zal werken. Zij stelt dat de door de kinderrechter vastgestelde regeling in strijd is met zwaarwegende belangen van de kinderen. De vader zou de kinderen niet goed verzorgen, niet aanwezig zijn tijdens de omgang en drugs gebruiken. Volgens de moeder moet de vader kennelijk ongeschikt worden geacht tot het hebben van omgang.
5.3
De vader betwist dat hij de kinderen niet goed zou hebben verzorgd. Volgens de vader was hij altijd aanwezig tijdens de omgang. Vader stelt geen drugs te gebruiken en sinds het incident in december 2020 ook geen alcohol meer te drinken. Volgens de vader zijn er geen zorgsignalen aanwezig. [de minderjarige1] heeft na behandeling geen traumaklachten meer en [de minderjarige2] heeft nooit signalen van een trauma laten zien. De kinderen ervaren geen angst voor de vader, maar angst voor de onrust die mogelijk ontstaat tussen de ouders bij contactherstel. Volgens de vader wordt dit mede veroorzaakt doordat de moeder geen emotionele toestemming geeft voor het contact.
5.4
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof kenbaar gemaakt achter het verzoek van de moeder te staan. De GI stelt dat er geen twijfels zijn over de opvoedcapaciteiten van de vader, de vader werkt ook aan alles mee. De GI ervaart echter wel veel weerstand bij de kinderen. De GI heeft naar eigen zeggen er alles aan gedaan om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen, maar volgens de GI willen de kinderen niet. De GI heeft in samenwerking met [naam1] een plan opgesteld, waarbij het doel was dat er tien dagen voorafgaand aan deze mondelinge behandeling iedere dag begeleid contact zou zijn. Door een verschil van visie over de aanpak van het contactherstel tussen de GI en [naam1] , heeft [naam1] zich uiteindelijk teruggetrokken. De omgang is vervolgens niet van de grond gekomen, doordat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet wilden meekomen. Volgens de GI is sprake van ouderverstoting. Verplicht contact met de verstoten ouder kan echter traumatiserend zijn voor kinderen. De zorgregeling is op dit moment dan ook niet uitvoerbaar. De GI stelt het wel belangrijk te vinden dat er contact blijft tussen de vader en de kinderen, maar dan in de vorm van brieven en eventueel foto’s en cadeautjes.
5.5
De raad adviseert het hof om de door de kinderrechter vastgestelde zorgregeling te wijzigen in die zin dat de termijn wordt aangepast waarbinnen moet worden toegewerkt naar een begeleid contact van eenmaal in de drie weken. De GI moet de regie over het contactherstel krijgen. Het standpunt van de GI dat omgang nu niet haalbaar is, moet worden gevolgd, aldus de raad.
5.6
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de vraag welke zorgregeling het meest in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is. Indien de raad in het kader van het onderzoek proefcontacten tussen (een van) de kinderen en de vader noodzakelijk acht, dient aan die proefcontacten door de ouders te worden meegewerkt. De raad bepaalt plaats, tijd en duur van die proefcontacten. Het hof verzoekt de raad te rapporteren en te adviseren over de volgende vragen:
Welke zorgregeling is het meest in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ?
Hoe is de relatie tussen partijen op ouderniveau? Is er een herkenbaar patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan?
Kan de ouderrelatie zodanig worden hersteld/ verbeterd, dat de kinderen buiten de strijd van partijen blijven en de kinderen geen last hebben van de communicatie tussen de ouders? Zo ja, wat is hiervoor nodig?
In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een zorgregeling rekening te houden met de behoeften van de kinderen?
In hoeverre zijn de ouders in staat elkaar ruimte te bieden voor (onbelast) contact met de kinderen?
In hoeverre kan de vader de zorgregeling met de kinderen vormgeven en hanteren?
Indien dat is aangewezen, is hierbij professionele begeleiding nodig en zo ja, voor wie en aan welke hulpverlening/ begeleiding wordt gedacht?
g. In hoeverre kan de moeder de kinderen ondersteunen in de zorgregeling met de vader?
Indien dat is aangewezen, is hierbij professionele begeleiding nodig en zo ja, voor wie en aan welke hulpverlening/ begeleiding wordt gedacht?
h. Indien een (wijziging van de) zorgregeling is aangewezen, hoe kan deze vorm krijgen, zodanig dat deze de ontwikkeling van de kinderen ten goede komt? Indien dat is aangewezen, is hierbij professionele begeleiding nodig en zo ja, voor wie en aan welke hulpverlening/ begeleiding wordt gedacht?
i. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn voor de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen?

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad een nader onderzoek in te stellen als hiervoor onder 5.6 omschreven en daaromtrent uiterlijk op 1 september 2023 te rapporteren, althans schriftelijk bericht te verstrekken over de voortgang van het onderzoek;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, waarvoor partijen, de raad en de GI zullen worden opgeroepen.
houdt iedere (verdere) beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, K.A.M. van Os- ten Have en
L. Hamer, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier, en is op 25 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.