Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
verder te noemen: de GI,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
- in januari 2019 is ouderschapsbemiddeling door [naam2] ingezet. Dit traject is niet succesvol afgerond;
- in mei 2019 heeft de moeder het traject Parallel Ouderschap van [naam2] afgerond. De vader heeft geweigerd dit traject te volgen;
- in januari 2020 heeft de raad in januari 2020 opvoedingsondersteuning vanuit [naam1] geadviseerd. Dit is pas vanaf september 2020 ingezet omdat de vader eerder weigerde zijn toestemming daarvoor te geven;
- in februari 2021 heeft [naam3] de GI laten weten niet met de begeleide omgang te starten omdat met de vader geen samenwerking mogelijk bleek en de vader bovendien intimiderend was in het contact met de begeleiders van [naam3] ;
- op 1 juni 2021 is de door de vader bevestigde afspraak voor begeleide omgang op het kantoor van de GI niet doorgegaan omdat de vader niet aanwezig was;
- in juli 2021 is het NIKA-traject begeleide omgang door [naam1] niet doorgegaan omdat de vader zich zo opstelde dat samenwerking niet mogelijk was: de frustratie van de vader was zo groot dat hij geen ruimte had om te reflecteren op zichzelf of de situatie;
- in de periode juni 2021 tot en met medio december 2021 is begeleide omgang van eenmaal per twee weken op zaterdag via het omgangshuis [plaats1] ingezet. Deze omgangsbegeleiding is gestopt omdat de vader zich niet aan de afspraken met het omgangshuis hield. De vader was bijvoorbeeld door zich niet aan de afgesproken aankomsttijden te houden de moeder met [de minderjarige] op het parkeerterrein tegengekomen, wat voor een onveilig gevoel bij [de minderjarige] heeft gezorgd;
- in april 2022 is een aanmeldprocedure voor omgangsbegeleiding bij [naam4] niet verder gezet vanwege respectloos en grensoverschrijdend gedrag van de vader richting een medewerker van [naam4] .