ECLI:NL:GHARL:2023:3496

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
200.314.659
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder in hoger beroep met betrekking tot de goederen van een onder bewind gestelde persoon

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de vader, die als bewindvoerder was aangesteld over de goederen van [naam1]. De vader is sinds 9 februari 2010 bewindvoerder, maar de kantonrechter heeft op 24 maart 2022 besloten hem te ontslaan en [naam2] als nieuwe bewindvoerder benoemd. De vader is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzoekt om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en hem opnieuw als bewindvoerder aan te stellen.

Tijdens de rechtszaak bij het hof is naar voren gekomen dat de vader niet de juiste procedures heeft gevolgd bij het sluiten van overeenkomsten en het doen van schenkingen, wat volgens de wet vereist is. Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet om machtiging van de kantonrechter heeft gevraagd voor belangrijke handelingen, wat een gewichtige reden vormt voor zijn ontslag als bewindvoerder. Ondanks de goede zorgen van de vader voor [naam1] sinds het ongeluk in 2008, heeft het hof besloten dat de beslissing van de kantonrechter moet blijven staan.

Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter, waarbij het belang van [naam1] voorop staat. De vader heeft niet alleen de communicatie met financiële instanties verwaarloosd, maar ook geen helder overzicht kunnen geven van het gevoerde bewind. De bewindvoerder heeft weliswaar aangegeven dat de uitgaven ten goede zijn gekomen aan [naam1], maar het hof vindt dat de tekortkomingen van de vader in zijn rol als bewindvoerder niet te verontschuldigen zijn. De beslissing van de kantonrechter wordt daarom bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.314.659
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9405078)
beschikking van 25 april 2023
in het hoger beroep van:
[verzoeker],
woonplaats: [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. C.A.H. Boom in Utrecht,
Belanghebbenden zijn:
[naam1],
woonplaats: [plaats1] ,
verder te noemen: [naam1] ,
en
[de bewindvoerder] , handelend onder de naam [naam2],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de bewindvoerder,
en
[de moeder],
woonplaats: [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
en
[naam3],
woonplaats [plaats1] ,
verder te noemen: [naam3] ,
[naam4],
woonplaats onbekend in Groot-Brittanië,
verder te noemen: [naam4] ,
en
[naam5],
woonplaats: [woonplaats1] ,
verder te noemen: [naam5] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om het ontslag door de kantonrechter van de vader als bewindvoerder over de goederen van [naam1] .

2.Belangrijke informatie

De vader is sinds 9 februari 2010 bewindvoerder over de goederen van [naam1] . De goederen die [naam1] toebehoren of zullen toebehoren zijn onder bewind gesteld op grond van de
lichamelijke en/of geestelijke toestand van [naam1] .

3.De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft op 24 maart 2022 een beschikking gegeven.
De kantonrechter heeft in die beschikking beslist dat de vader wordt ontslagen als bewindvoerder over de goederen van [naam1] en heeft [naam2] benoemd als bewindvoerder.

4.Het hoger beroep

De vader is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter en heeft daartegen hoger beroep ingesteld. De vader verzoekt het hof die beschikking te vernietigen zodat de vader weer de bewindvoerder over de goederen van [naam1] is. De vader verzoekt deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat betekent dat de vader wil dat hij direct na deze uitspraak weer bewindvoerder is wanneer hij in deze rechtszaak gelijk krijgt.

5.De rechtszaak bij het hof

Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van 24 juni 2023 met bijlagen;
- een brief van de vader van 1 maart 2023 met bijlagen.
De zitting bij het hof was op 21 maart 2023.
Aanwezig waren:
- de vader, met zijn advocaat;
- de moeder;
- [naam1] ,
- [naam3] en [naam4] .
[naam5] heeft zich afgemeld voor de mondelinge behandeling.
Het hof heeft [naam1] in een brief gevraagd of hij een afspraak wil voor een bezoek op zijn verpleegadres van een raadsheer met een griffier van het hof, om zijn mening te geven over deze zaak.
Op 31 maart 2023 heeft het hof een formulier met bijlage van de advocaat van de vader ontvangen en op 5 april 2023 een brief met bijlagen van de ouders van [naam1] . Volgens de bij deze stukken gevoegde berichten van een medewerker van het verpleeghuis is [naam1] door ernstig hersenletsel niet in staat is om over financiële zaken een gesprek te voeren, of de strekking daarvan te begrijpen. Dit is onderbouwd met stukken waaruit blijkt dat [naam1] ernstige cognitieve schade heeft opgelopen door een ongeval. Het hof heeft daarom geen afspraak met [naam1] gemaakt om met hem te spreken over deze zaak.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
In dit hoger beroep is de vraag aan de orde of er belangrijke redenen zijn om de vader ambtshalve ontslag te verlenen. Ambtshalve dat wil hier zeggen: op eigen initiatief van de rechter, zonder dat een verzoekschrift is ingediend.
de wet
6.2
In artikel 1:441 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staan voorschriften waaraan de bewindvoerder zich moet houden:
1. Tijdens het bewind vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte. De bewindvoerder draagt zorg voor een doelmatige belegging van het vermogen van de rechthebbende, voor zover dit onder het bewind staat en niet besteed behoort te worden voor een voldoende verzorging van de rechthebbende. De bewindvoerder kan voorts voor de rechthebbende alle handelingen verrichten die aan een goed bewind bijdragen.
2. Hij behoeft echter toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter voor de volgende handelingen:
a. beschikken en aangaan van overeenkomsten tot beschikking over een onder het bewind staand goed, tenzij de handeling als een gewone beheersdaad kan worden beschouwd of krachtens rechterlijk bevel geschiedt;
b. een making of gift waaraan lasten of voorwaarden zijn verbonden, aannemen;
c. geld lenen of de rechthebbende als borg of hoofdelijke medeschuldenaar verbinden;
d. overeenkomen dat een boedel, waartoe de rechthebbende gerechtigd is, voor een bepaalde tijd onverdeeld wordt gelaten;
e. het aangaan, buiten het geval van artikel 30k, lid 1, onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, van een overeenkomst tot het beëindigen van een geschil, tenzij het voorwerp van het geschil een waarde van € 700,- niet te boven gaat;
f. andere bij de instelling van het bewind of nadien aangewezen handelingen.
6.3
De kantonrechter mag ambtshalve een bewindvoerder ontslaan als daar gewichtige redenen voor zijn (artikel 1:448 lid 2 BW).
oordeel hof
6.4
Het hof stelt voorop dat sinds het ernstige ongeluk van [naam1] in 2008 de vader en zijn familie goed voor hem gezorgd hebben. Zij doen hun uiterste best voor hem. Toch vindt het hof dat de beslissing van de kantonrechter moet blijven gelden. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de kantonrechter.
6.5
In de wet staat, en in de ‘richtlijnen voor de bewindvoerder’ [1] is dit ook duidelijk opgenomen, dat voor het sluiten van overeenkomsten, schenkingen en giften vooraf een machtiging van de kantonrechter moet worden gevraagd. De vader heeft dat niet gedaan. Zo heeft de vader over de volgende zaken nagelaten vooraf om een machtiging van de kantonrechter te vragen:
- een op 3 mei 2012 gesloten vaststellingsovereenkomst met [naam6] N.V. in verband met letselschade van [naam1] ;
- jaarlijkse schenkingen aan een kerk;
- giften aan de broers van [naam1] in 2015 voor de aflossing van studieschulden en een gift aan de moeder in mei 2016 voor een reis naar haar (zieke) familieleden in Ethiopië.
Het hof betrekt bij zijn oordeel dat de kantonrechter de vader (veel) eerder op deze tekortkomingen had kunnen aanspreken. Uit het dossier blijkt dat dit pas in 2021 is gedaan. Dat neemt echter niet weg dat deze tekortkomingen naar het oordeel van het hof een voldoende ‘gewichtige reden’ vormen voor ontslag van de vader als bewindvoerder van [naam1] . Daar komt bij dat uit het dossier naar voren komt dat de vader moeite heeft met de communicatie met (financiële) instanties die bij het gezin en [naam1] betrokken zijn en een helder overzicht van het gevoerde bewind ondanks de (vele) overgelegde stukken ontbreekt.
6.6
Op de mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder verteld dat - op basis van de door hem ingewonnen (globale) informatie en naar zijn inschatting - de door de bewindvoerder gesloten letselschadeovereenkomst niet onredelijk lijkt en dat het grootste deel van het geld dat door de bewindvoerder is uitgegeven ten goede lijkt te zijn gekomen aan (de verzorging van) [naam1] . Ook heeft de bewindvoerder verteld dat hij (nog) geen contact heeft met de familie van [naam1] . Hij kan het bewind goed uitvoeren en ondervindt daarbij geen tegenwerking van de familie . Wel zou de bewindvoerder in gesprek met de familie willen, want hij ziet mogelijkheden om bepaalde kosten zoals (een deel van de) reiskosten uit het budget van [naam1] aan de familie te vergoeden. Wanneer de familie bereid en in staat is van de bewindvoerder te leren welke uitgaven wel en welke niet van de onder bewind gestelde goederen van [naam1] mogen worden gedaan, en wanneer daarvoor vooraf machtiging aan de kantonrechter gevraagd moet worden, dan zou benoeming van een familielid naar het oordeel van het hof in de toekomst weer mogelijk moeten zijn.
6.7
Kortom, het hof vindt dat de beslissing van de kantonrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 24 maart 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, H. Phaff en L. Hamer, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 25 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.