ECLI:NL:GHARL:2023:3455

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
21-003609-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping beroep op noodweer en bewezenverklaring van mishandeling, diefstal met geweld en verboden wapenbezit met toepassing van jeugdstrafrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 2001, was eerder veroordeeld voor mishandeling, diefstal met geweld en verboden wapenbezit. De rechtbank had hem een jeugddetentie van 120 dagen opgelegd, met een PIJ-maatregel van drie jaar. De verdachte stelde beroep te doen op noodweer, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in een noodweersituatie verkeerde toen hij traangas spoot in het gezicht van het slachtoffer. De feiten wezen uit dat de verdachte de aanranding niet aannemelijk kon maken, en dat zijn handelen niet gerechtvaardigd was. Het hof heeft de bewezenverklaring van de feiten bevestigd en de eerdere straf opgelegd, waarbij het jeugdstrafrecht werd toegepast. De verdachte heeft een ontwikkelingsstoornis en andere psychische problemen, wat de keuze voor jeugdstrafrecht rechtvaardigt. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, gezien de oplegging van de PIJ-maatregel. De zaak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, die in hun eigen woning zijn aangevallen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003609-22
Uitspraak d.d.: 25 april 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 23 augustus 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-262868-21 en 05-138011-21, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
thans uit andere hoofde verblijvende in [naam en adres inrichting] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.T.B.J. Besjes, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte wegens verboden wapenbezit, mishandeling en diefstal met geweld in vereniging gepleegd veroordeeld tot -kort gezegd- een jeugddetentie van 120 dagen met aftrek van het voorarrest en tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) voor de duur van drie jaren. De rechtbank heeft verder de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1/aangever] niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ten slotte zowel de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de op 11 juni 2021 door de rechtbank Gelderland voorwaardelijk opgelegde straf als de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de op 8 augustus 2019 door de rechtbank Gelderland voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-262868-21:
1.
hij op of omstreeks 29 september 2021, te [pleegplaats 1] , in de gemeente [gemeente] , een persoon, genaamd [Aangever] , heeft mishandeld, door een hoeveelheid traangas of pepperspray, althans enige giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof, te spuiten in het gezicht en/of tegen het hoofd van genoemde [Aangever] ;
2. primair
hij op of omstreeks 13 november 2021, in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bedrag aan geld (Euro 35,= of Euro 40,=, in elk geval enig bedrag aan geld) of een portemonee, inhoudende een bedrag aan geld (Euro 35,= of Euro 40,=, in elk geval enig bedrag aan geld), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1/aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen (in of uit een kamer van een woning aan de [adres] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [benadeelde partij 1/aangever] , en/of een persoon, genaamd [benadeelde partij 2/aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door genoemde [benadeelde partij 2/aangever] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, en/of door genoemde [benadeelde partij 1/aangever] met een (ijzeren) staaf, althans enig hard en/of zwaar (slag)voorwerp, tegen de (rechter)knie, althans het (de) be(e)n(en), in elk geval het lichaam, te slaan, en/of door genoemde [benadeelde partij 1/aangever] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan;
2. subsidiair
a. hij op of omstreeks 13 november 2021, te [pleegplaats 2] , in de gemeente [gemeente] , een persoon, genaamd [benadeelde partij 1/aangever] , en/of een persoon, genaamd [benadeelde partij 2/aangever] , heeft mishandeld, door genoemde [benadeelde partij 2/aangever] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, en/of door genoemde [benadeelde partij 1/aangever] met een (ijzeren) staaf, althans enig hard en/of zwaar (slag)voorwerp, tegen de (rechter)knie, althans het (de) be(e)n(en), in elk geval het lichaam, te slaan, en/of door genoemde [benadeelde partij 1/aangever] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan; b. hij op of omstreeks 13 november 2021, in de gemeente [gemeente] , een bedrag aan geld (Euro 35,= of Euro 40,=, in elk geval enig bedrag aan geld) of een portemonee, inhoudende een bedrag aan geld (Euro 35,= of Euro 40,=, in elk geval enig bedrag aan geld), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1/aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen (in of uit een woning aan de [adres] ), met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 29 september 2021, te [pleegplaats 1] , in de gemeente [gemeente] , een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje traangas of pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 05-138011-21 (gevoegd):
1.
hij, op of omstreeks 18 maart 2021 te [pleegplaats 3] , gemeente [gemeente] , een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een revolver, welke (qua uiterlijke vormen en kenmerken een) sprekende gelijkenis(sen) vertoont met een Umarex Colt Python, althans een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw ten aanzien van parketnummer 05-262868-21 feit 1 aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Daartoe heeft de verdediging de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
Verdachte zou een woordenwisseling hebben gehad met mannen op het terras. Hij wordt vervolgens geslagen en achterna gezeten. De raadsvrouw heeft gewezen op de verklaring van de getuige [getuige 1] op pagina 10 van het dossier zijnde:
“ [Aangever] en [getuige 2/partner aangever] stonden op en wilden [verdachte] wegdrijven. Ik zag dat [verdachte] heel hard wegrende in de richting van de eendenvijver. Ik zag dat [Aangever] en [getuige 2/partner aangever] achter [verdachte] aanrenden. Ik zag [verdachte] , [getuige 2/partner aangever] en [Aangever] over het gras rennen, langs de eendenvijver. Ik zag dat [verdachte] om de eendenvijver rende. Ik zag dat [Aangever] de tent weer binnenliep. Ik zag dat [Aangever] tranen in zijn ogen had. Ik zag dat [Aangever] een rood gezicht had.”
Verdachte had tot op dat moment nog niets anders gedaan dan zich vervelend en brutaal gedragen. Hij was zo bang door de overmacht en de acute dreiging van de mannen dat hij geen andere uitweg zag dan het busje pepperspray dat hij bij zich droeg te gebruiken. Verdachte heeft het busje gebruikt om zichzelf te verdedigen tegen de aanranding door de mannen. Hij is (keihard) weggerend, maar ze kwamen achter hem aan, aldus de raadsvrouw.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie en dat het beroep moet worden verworpen.
Het hof acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen volgt niet uit de verklaring van de getuige [getuige 1] en vindt zijn weerlegging in de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Het proces-verbaal van aangifte van [Aangever] op p. 3-4:
Ik hoorde hem toen zeggen:" Wat kijk jij nou kanker Mongool?" Ik hoorde hem dit meerdere malen zeggen. Omdat er meerdere klanten op het terras zaten, wilde ik hem van het terras af hebben. Ik riep tegen hem: "Dit is niet de bedoeling, ik wil dat je weg gaat." Ik zag dat die persoon dreigend dicht voor mijn neus kwam staan. Ik zag dat hij met zijn rechterhand ergens rechts van zijn lichaam iets pakte. Ik zag dat hij een klein busje in zijn hand vast hield en die met gestrekte arm richting mijn gezicht duwde. Ik wist niet precies wat het was maar uit reactie probeerde ik mijn ogen te sluiten en mijn gezicht met mijn hand te bedekken. Ik merkte dat mijn reactie te laat was omdat ik opeens een brandende gevoel kreeg in mijn ogen en in mijn gezicht. Ik voelde een hevige brandende pijn in mijn ogen en gezicht. Ik kon toen niks zien. Ik vermoed dat dit om pepperspray ging. Ik probeerde die jongen toen vast te pakken maar ik zag niks. Later hoorde ik dat hij weg gerend was. Mijn partner is er nog achter aan gerend.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2/partner aangever] op p. 5:
We zaten met een groepje personen op het terras. Ik zag en hoorde dat de persoon voornoemd ons uit begon te dagen. Ik zag dat hij ons aankeek. Ik hoorde hem zeggen,
"Wat kijk je kankermongool?" Hij herhaalde dit een keer. (…)
Ik zag dat de man een stukje doorliep. Ik zag vervolgens dat hij zich omdraaide. Ik zag dat hij vervolgens met een vloeistof spoot in het gezicht van [Aangever] . (…) Ik liep hem vervolgens achterna.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] op p. 7:
Ik zag dat er een man in de richting van het terras liep. Ik herkende deze man als [verdachte] . (…) Ik hoorde dat hij vanuit het niets vervelende opmerkingen maakte. Ik hoorde dat onder andere schreeuwde: "Met kankerhoofd en kankerkop!" Ik zag dat [Aangever] op stond en naar [verdachte] liep. Ik hoorde dat [Aangever] zei: "Ga weg, ik wil niet dat je hier bent. Je
staat op mijn privéterrein en ik wil dat je weggaat." Ik hoorde dat tussen [verdachte] en [Aangever] een woordenwisseling ontstond. Ik zag dat [verdachte] [Aangever] een duw gaf. Ik zag dat [verdachte] een busje uit zijn zak pakte.(…) Ik zag dat er vloeistof uit het busje kwam. Ik zag dat de vloeistof in het gezicht van [Aangever] kwam en in het gezicht van [getuige 2/partner aangever] . Ik vermoedde dat de vloeistof peperspray was, omdat zij direct naar hun gezicht grepen met hun handen en omdat ik wel eens eerder had gezien dat iemand peperspray in zijn gezicht kreeg en die reactie was
precies hetzelfde. Ik zag [verdachte] wegrende en dat [getuige 2/partner aangever] achter hem aan ging.
Het hof leidt uit deze verklaringen af dat verdachte bewoordingen met ‘kanker’ heeft gebruikt richting aangever en/of anderen op het terras en toen hij daar door aangever op werd aangesproken, traangas in/naar diens gezicht heeft gespoten. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedraging(en) niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van het eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 05-262868-21 als feit 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring met betrekking tot de mishandeling met een ijzeren staaf.
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 2 het volgende overwogen:
Aangever [benadeelde partij 2/aangever] heeft verklaard dat hij op 13 november 2021 de deur opende van de
woning aan de [adres] en er door een onbekende jongen naar zijn
huisgenoot [benadeelde partij 1/aangever] werd gevraagd. [benadeelde partij 2/aangever] deed de deur dicht, maar de
deur werd met kracht opengetrapt. [benadeelde partij 2/aangever] herkende de persoon die dit deed als
verdachte. Verdachte sloeg [benadeelde partij 2/aangever] vier of vijf keer met kracht in het gezicht. Hij deed
dit met zijn vuisten. Verdachte trok [benadeelde partij 2/aangever] naar buiten en rende hierna de woning
binnen. [benadeelde partij 2/aangever] zag buiten meerdere personen staan.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij bij de voordeur ging kijken en zag dat
verdachte insloeg op het gezicht van zijn huisgenoot [benadeelde partij 2/aangever] . Verdachte droeg een soort wapenstok en drukte deze tegen de borst van [getuige 4] .
Aangever [benadeelde partij 1/aangever] heeft verklaard dat hij op zijn bed lag en dat de deur van zijn kamer
met kracht werd geopend. Verdachte liep met versnelde pas op hem af. [benadeelde partij 1/aangever] sprong
op en werd direct door verdachte met een ijzeren staaf op zijn knie geslagen. Het was een
zwarte staaf van ongeveer 50 cm lang. Verdachte liep weg en [benadeelde partij 1/aangever] duwde hem in
zijn rug. Verdachte draaide zich om en gaf [benadeelde partij 1/aangever] een volle vuistslag op zijn kaak.
Verdachte rende weg en greep ongeveer 40 euro aan losgeld van het dressoir naast de deur.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard de persoon te zijn geweest die op
13 november 2021 aanbelde bij de woning aan [adres] .
Er is onderzoek gedaan aan de telefoon van [medeverdachte] . In de telefoon werd het volgende
bericht aangetroffen tussen verdachte en [medeverdachte] , verstuurd door verdachte op
13 november 2021 om 10:46 uur: "Jij mag alt geld wat er in [benadeelde partij 1/aangever] (de rechtbank begrijpt:
[benadeelde partij 1/aangever] ) huis liggen meeneme wij slaan hem in elkaar.
Verbalisanten hebben de beelden uitgekeken van een camera aan het adres [straat] te
[pleegplaats 2] . Op de beelden is de fietsenstalling van station [station] te zien.
Verbalisanten herkenden op de beelden de personen die om 18.09 uur te zien zijn als
verdachte en enkele medeverdachten. Verdachte had een staafvormig voorwerp in zijn
rechterhand en sloeg daarmee op een aantal fietsen.
Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Uit het berichtje dat verdachte aan medeverdachte [medeverdachte] heeft verstuurd, blijkt dat verdachte reeds in de ochtend van 13 november 2021 het plan had naar de woning van [benadeelde partij 1/aangever] te gaan om hem in elkaar te slaan. Verdachte zag toen reeds onder ogen dat de chaos die zou ontstaan gebruikt kon worden om geld van [benadeelde partij 1/aangever] mee te nemen.
Bij het binnengaan van de kamer heeft verdachte [benadeelde partij 1/aangever] geslagen en heeft verdachte
ook daadwerkelijk van de gelegenheid gebruik gemaakt om een geldbedrag van € 40,-weg te
nemen. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte het oogmerk had om met het door hem toegepaste geweld de diefstal van het geld te vergemakkelijken.
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank ook bewezen dat
verdachte het feit in vereniging heeft gepleegd.
De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte met een ijzeren
staaf heeft geslagen. De verklaring van [benadeelde partij 1/aangever] dat hij is geslagen met een ijzeren staaf vindt steun in de camerabeelden en de verklaring van getuige [getuige 4] . Uit die beelden en verklaring kan worden afgeleid dat verdachte die avond op het station en later in de woning in het bezit was van een ijzeren staaf. Daarbij betrekt de rechtbank dat verdachte in zijn verklaringen heeft gesteld dat hij in het geheel geen ijzeren staaf heeft vastgehad.
Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en neemt die over. Het hof acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-262868-21 onder 1, 2 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 05-138011-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05-262868-21:
1.
hij op
of omstreeks29 september 2021, te [pleegplaats 1] , in de gemeente [gemeente] , een persoon, genaamd [Aangever] , heeft mishandeld, door een hoeveelheid traangas
of pepperspray, althans enige giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof,te spuiten in het gezicht
en/of tegen het hoofdvan genoemde [Aangever] ;
2.primair
hij op
of omstreeks13 november 2021, in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,een bedrag aan geld
(Euro 35,= ofEuro 40,=,
in elk geval enig bedrag aan geld) of een portemonee, inhoudende een bedrag aan geld (Euro 35,= of Euro 40,=, in elk geval enig bedrag aan geld), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten deleaan [benadeelde partij 1/aangever] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen (in of uit een kamer van een woning aan de [adres] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen genoemde [benadeelde partij 1/aangever] , en
/of een persoon, genaamd[benadeelde partij 2/aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door genoemde [benadeelde partij 2/aangever] meermalen,
althans eenmaal,met de
al dan niettot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd
en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/ofte slaan, en
/ofdoor genoemde [benadeelde partij 1/aangever] met een (ijzeren) staaf,
althans enig hard en/of zwaar (slag)voorwerp,tegen de (rechter)knie,
althans het (de) be(e)n(en), in elk geval het lichaam,te slaan, en
/ofdoor genoemde [benadeelde partij 1/aangever]
meermalen, althanseenmaal, met de al dan niet tot vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd
en/of (elders) tegen het lichaam te stompen en/ofte slaan;
3.
hij op
of omstreeks29 september 2021, te [pleegplaats 1] , in de gemeente [gemeente] , een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje traangas
of pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 05-138011-21 (gevoegd):
1.
hij, op
of omstreeks18 maart 2021 te [pleegplaats 3] , gemeente [gemeente] , een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp
dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/ofdat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een revolver, welke (qua uiterlijke vormen en kenmerken een) sprekende gelijkenis(sen) vertoont met een Umarex Colt Python,
althans een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen,voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05-262868-21 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 05-262868-21 onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 05-262868-21 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het in de zaak met parketnummer 05-138011-21 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd -kort gezegd- het vonnis van de rechtbank te bevestigen.
De raadsvrouw heeft -kort gezegd- verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht en rekening te houden met de geadviseerde verminderde toerekeningsvatbaarheid bij de bewezenverklaring. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de feiten geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel rechtvaardigen. De raadsvrouw heeft verzocht om oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke straf of voorwaardelijke PIJ-maatregel met verplicht jeugdreclasseringscontact, klinische behandeling en, in aanvulling daarop, behandelingen die nog noodzakelijk worden geacht en begeleid wonen.
Het hof overweegt het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Hij is samen met anderen naar de woning van aangevers gegaan. Toen [benadeelde partij 2/aangever] de deur opendeed en hem niet binnenliet heeft hij de deur opengetrapt en [benadeelde partij 2/aangever] meerdere keren geslagen en is naar boven gerend naar de kamer van [benadeelde partij 1/aangever] . Hij heeft [benadeelde partij 1/aangever] vervolgens op zijn knie geslagen met een ijzeren staaf. Na een gevecht is verdachte vertrokken nadat hij geld van het dressoir had gepakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijk handelen zorgt voor gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. Zij zijn in hun eigen woning, een plek waar ze zich bij uitstek veilig moeten voelen, aangevallen. De ervaring leert dat ze daar nog lang psychische klachten van kunnen ondervinden. Verdachte heeft daarnaast, nadat er een woordenwisseling was ontstaan met een groepje mannen op een terras, traangas gespoten in het gezicht van één van die mannen. Hij heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft ten slotte een busje traangas en een balletjespistool in bezit gehad.
Over verdachte zijn verschillende rapportages opgemaakt en zijn door verschillende deskundigen adviezen uitgebracht.
Het hof heeft net als de rechtbank kennis genomen van de volgende rapportages, die over de persoon(lijke omstandigheden) van verdachte zijn opgemaakt:
- het reclasseringsadvies van 19 juli 2022;
- een psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door M.J.E. van Kempen, GZ-psycholoog, op 2 mei 2022;
- een psychiatrisch Pro Justitia rapport opgemaakt door C.J.K. Kemperman, psychiater, op 14 april 2022.
Ter terechtzitting van het hof zijn als deskundigen gehoord M.J.E. van Kempen, GZ-psycholoog, C.J.K. Kemperman, psychiater en [deskundige WSJ] , werkzaam bij William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.
De psycholoog en psychiater hebben ter zitting verklaard hun eerder uitgebrachte adviezen te handhaven.
Ten aanzien van toepassing van het jeugdstrafrecht of het volwassenstrafrecht overweegt het hof net als de rechtbank als volgt. Zowel de psycholoog als de psychiater als ook de reclassering heeft geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen.
Uit de Pro Justitia rapportages volgt dat verdachte functioneert op een leeftijd die lager ligt dan zijn kalenderleeftijd. De geconstateerde ontwikkelingsachterstand en de gebrekkige handelingsvaardigheden vormen een duidelijk indicatie voor een jeugdkader. Het hof kan zich net als de rechtbank vinden in de conclusies van de deskundigen en de reclassering en komt dan ook tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
Uit de Pro Justitia rapportages volgt dat bij verdachte sprake is van een ontwikkelingsstoornis (ADHD), een posttraumatische stressstoornis, hechtingsproblematiek, een licht verstandelijke beperking, een externaliserende of antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline en paranoïde elementen en stoornissen in cannabis- en alcoholgebruik. Zowel de psycholoog als de psychiater concludeert dat deze problematiek ook ten tijde van het bewezenverklaarde onder feit 1 en 2 van parketnummer 05-262868-21 speelde en van invloed is geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Door de deskundigen wordt geadviseerd het bewezenverklaarde onder de hiervoor genoemde feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. Ten aanzien van het bezit van de wapens hebben de psycholoog en de psychiater geadviseerd de feiten volledig aan verdachte toe te rekenen. Het hof verenigt zich net als de rechtbank met dit advies.
De psycholoog en de psychiater schatten het risico op recidive als hoog in. Beide deskundigen achten een start in een klinische setting of een soortgelijke setting noodzakelijk. Gelet op de hoogte van het recidivegevaar en de vaststelling dat in het verleden het kader van bijzondere voorwaarden niet werkzaam is gebleken, adviseren de deskundigen om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Ter terechtzitting in eerste aanleg bleek dat verdachte was geschorst uit de voorlopige hechtenis en geplaatst in een voorziening voor begeleid wonen. Verdachte is na drie dagen vertrokken vanaf deze locatie en heeft zich daarmee onttrokken aan de bijzondere voorwaarden van de schorsing. Op 31 januari 2022 is reeds eerder een toezicht in het kader van een schorsing met hetzelfde parketnummer geretourneerd, omdat verdachte zich niet hield aan de aan hem gestelde voorwaarden. De reclassering heeft in het rapport van 19 juli 2022 aangegeven dat verdachte meermalen heeft aangetoond dat hij zich niet kan houden aan de gestelde voorwaarden. Hij heeft volgens de reclassering meer baat bij een strakker leefklimaat en strakkere regels die hem geboden worden in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [deskundige WSJ] van de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering aangegeven dat verdachte beter op zijn plek zou zijn bij Trajectum, [locatie] in plaats van de behandelgroep bij de Hartenberg te Wekerom, waar verdachte na drie dagen al is vertrokken. Hij zou bij Trajectum eerst gesloten zitten en niet weg kunnen lopen en dan gefaseerd weer vrijheden kunnen krijgen.
Ter terechtzitting in hoger beroep was echter niet duidelijk of verdachte überhaupt door de intake bij Trajectum zou komen en, zo ja, of er daarna op korte termijn plek voor hem zou zijn.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting een verzoek tot aanhouding gedaan voor het laten opmaken van een aanvullende rapportage over de mogelijkheden voor plaatsing bij Trajectum.
Het hof wijst het verzoek tot aanhouding af. Het hof acht zich, gelet op de rapportages en hetgeen ter terechtzitting door de deskundigen is verklaard, voldoende voorgelicht.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Gezien het recidiverisico is behandeling noodzakelijk. Het hof is met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet toereikend en te onzeker is nu verdachte meermalen heeft getoond zich niet aan voorwaarden te kunnen houden. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat een mislukking van een voorwaardelijke PIJ-
maatregel een doorkruising van de behandeling zou betekenen, wat onwenselijk en niet in
het belang van verdachte zou zijn.
Gelet op hetgeen uit de rapportages is gebleken en hetgeen ter zitting in hoger beroep is aangevoerd, ziet het hof redenen om over te gaan tot de oplegging van een PIJ-maatregel. Er is voldaan aan de daarvoor gestelde voorwaarden uit artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht, te weten dat sprake was van een ziekelijke stoornis bij verdachte ten tijde van het feit, dat het gaat om een feit waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, dat de veiligheid van anderen -dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen- het opleggen van de maatregel vereist (gelet op het recidiverisico) en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Het hof stelt vast dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat
gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of
meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de
maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Vooral gelet op de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat naast de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, ook een onvoorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd van na te melden duur.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Gelderland opgelegde voorwaardelijke jeugddetente, parketnummer 05-124623-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Zowel de advocaat-generaal als de verdediging hebben aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen.
Gelet op de oplegging van de PIJ-maatregel is het hof met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat het niet opportuun is om deze straf ten uitvoer te leggen en zal het de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Gelderland opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie parketnummer 05-115532-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Zowel de advocaat-generaal als de verdediging hebben aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen.
Gelet op de oplegging van de PIJ-maatregel is het hof met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat het niet opportuun is om deze straf ten uitvoer te leggen en zal het de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 55, 63, 77c, 77g, 77i, 77s, 77gg, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-262868-21 onder 1, 2 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 05-138011-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-262868-21 onder 1, 2 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 05-138011-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een
inrichting voor jeugdigenvoor de duur van
3 jaren.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Oost-Nederland van, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van Gelderland van, parketnummer 05-124623-21, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Oost-Nederland van, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van Gelderland van, parketnummer 05-115532-19, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. O.G. Schuur en mr. S. Weening, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 25 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.W. van Zuijlen en mr. S. Weening is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 25 april 2023.
Tegenwoordig:
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal,
mr. F. Stax, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.