ECLI:NL:GHARL:2023:3392

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
200.319.823
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van omgangsregeling tussen vader en minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.E.M. Messink, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 12 september 2022 was uitgesproken. De kinderrechter had een omgangsregeling vastgesteld waarbij de vader één keer in de twee weken gedurende twee uur omgang met zijn dochter zou hebben, onder begeleiding van een instantie en onder regie van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (de GI). De vader verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en een ruimere omgangsregeling vast te stellen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 maart 2023 werd duidelijk dat er verstoorde verhoudingen waren tussen de moeder, haar ex-partner en de vader, wat leidde tot angst bij de minderjarige. De GI had eerder de omgang met de vader tijdelijk stopgezet na een incident. Het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarige is om omgang met haar vader te hebben, maar dat de voorgestelde ruimere omgangsregeling op dat moment niet mogelijk was. Het hof benadrukte het belang van contactherstel en dat de GI en de vader samen moesten werken aan een plan voor de omgang.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de vader de kosten van het geding in hoger beroep voor zijn rekening moest nemen. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de zaak aan te houden, omdat alle partijen het belang van de minderjarige voor ogen hebben en zich zullen inzetten voor contactherstel.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.319.823
(zaaknummer rechtbank Gelderland 406522)
beschikking van 20 april 2023
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.E.M. Messink te Wijchen,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende in [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem (hierna: de kinderrechter), van 12 september 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Deze beschikking wordt hierna ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 december 2022;
- een brief van de GI van 2 maart 2023 met producties.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft op 3 maart 2023 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is een zittingsvertegenwoordigster verschenen. Ook namens de GI is een vertegenwoordigster verschenen.

3.De feiten

3.1.
Het gaat in deze procedure over [de minderjarige] , geboren [in] 2012 in [woonplaats1] . De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de moeder.
3.2.
In de beschikking van 10 januari 2020 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 10 januari 2024.
3.3.
In de beschikking van 1 juni 2021 heeft de kinderrechter een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld. In de beschikking van 13 januari 2022 is deze omgangsregeling gewijzigd en een omgangsregeling voor de duur van de ondertoezichtstelling vastgesteld, inhoudende:
  • drie uur begeleide omgang per week, in beginsel op donderdagen, onder begeleiding van [naam1] (dan wel een soortgelijke instelling) en onder regie van de GI;
  • welke regeling onder regie van de GI kan worden uitgebreid in de tijd en waarbij de GI ook zal beslissen of er begeleiding bij moet zijn en zo ja van wie.
3.4.
De GI heeft wijziging van de omgangsregeling gevraagd, in die zin dat de vader onder voorwaarden omgang heeft met [de minderjarige] één keer per maand gedurende maximaal één uur op een neutrale plaats en onder begeleiding van een hulpverlener voor de vader en een omgangsbegeleider van [naam1] , waarbij de regie ten aanzien van het beperken en uitbreiden van de omgang bij de GI wordt neergelegd.
3.5.
De vader heeft verweer gevoerd en bij zelfstandig verzoek een omgangsregeling verzocht eventueel met opbouw van eenmaal per veertien dagen van zaterdag 11.00 uur tot zondag 18.00 uur en iedere dinsdagmiddag na school van 14.15 uur tot 19.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] haalt en brengt, alsmede de helft van de feestdagen en de verjaardag van de vader. Daarnaast heeft de vader een informatieregeling verzocht.

4.De omvang van het geschil

4.1.
In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
 de eerdere omgangsregeling van 13 januari 2022 gewijzigd en bepaald dat [de minderjarige] omgang met de vader zal hebben:
  • één keer in de twee weken gedurende twee uur, onder begeleiding van [naam1] (dan wel een soortgelijke instelling) en onder regie van de GI;
  • welke regeling onder regie van de GI kan worden uitgebreid in duur en frequentie en waarbij de GI beslist of en wanneer de omgang onbegeleid kan plaatsvinden;
  • waarbij de voorschriften, zoals door de GI genoemd in haar verzoek, leidend zijn, dan wel in door de GI aangepaste vorm;
  • een informatieregeling vastgesteld;
  • het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2.
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de omgangsregeling. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de omgangsregeling betreft en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de vader over de omgangsregeling toe te wijzen dan wel een omgangsregeling vast te stellen als het hof juist acht, met veroordeling van de GI in de proceskosten.
4.3.
De GI voert verweer.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Ingevolge het eerste lid van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Op grond van artikel 1:265g lid 2 BW kan de kinderrechter de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2.
Niet in geschil is dat sprake is van een wijziging in omstandigheden.
5.3.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat sprake is van verstoorde verhoudingen tussen de moeder, haar ex-partner en hun families aan de ene kant en de vader en zijn familie aan de andere kant, die allemaal in dezelfde wijk wonen. Deze verstoorde verhoudingen hebben tot verschillende confrontaties geleid. [de minderjarige] heeft het nodige van deze confrontaties meegekregen doordat zij daarbij aanwezig is geweest of doordat zij daarover via anderen te horen heeft gekregen. Deze incidenten hebben ervoor gezorgd dat [de minderjarige] erg angstig is geworden en een periode zelfs niet meer naar school durfde te gaan. Na het incident op 24 mei 2022 heeft de GI de omgang met de vader tijdelijk stopgezet. In juli 2022 heeft de GI een verzoek bij de rechtbank ingediend tot beperking van de omgangsregeling. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking geoordeeld, gelet op het belang van omgang voor [de minderjarige] met haar vader en om de vader nog een kans te geven om te laten zien dat hij daadwerkelijk alles wil doen, dat er één keer in de twee weken omgang moet zijn, onder begeleiding van [naam1] (of een soortgelijke instantie) en onder regie van de GI. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat de omgangsregeling onder regie van de GI kan worden uitgebreid. De rechtbank heeft de GI gevolgd en de volgende voorwaarden aan de omgang verbonden:
  • de vader accepteert hulpverlening voor zichzelf waarmee hij de bezoeken met [de minderjarige] kan voor- en nabespreken;
  • deze begeleider begeleidt de vader tijdens het bezoek;
  • er worden afspraken gemaakt over welke onderwerpen de vader wel of juist niet mag praten met [de minderjarige] . De vader mag [de minderjarige] bijvoorbeeld geen opdracht geven om de jeugdzorgwerker te vragen om de omgang uit te breiden;
  • er worden afspraken gemaakt over welk gedrag de vader tijdens de bezoeken wel/niet mag laten zien (denk bijvoorbeeld aan schreeuwen, boos worden, weglopen tijdens het bezoek);
  • [de minderjarige] wordt begeleid door de omgangsbegeleider van [naam1] .
5.4.
Gebleken is dat er tot op heden nog geen omgang tussen [de minderjarige] en de vader heeft plaatsgevonden. Het is de vader niet gelukt om in samenwerking met de jeugdzorgwerker een begeleider te vinden die de vader tijdens de omgang kan ondersteunen. Dit zorgt ervoor dat de vader erg emotioneel en gefrustreerd is en geen vertrouwen in de GI heeft. Duidelijk is geworden dat de communicatie tussen de vader en de jeugdzorgwerker moeizaam verloopt, waardoor het niet lukt om concrete afspraken met elkaar te maken. Mr. Messink heeft tijdens de zitting in hoger beroep verklaard dat zij, in ieder geval voorlopig en zolang er een procedure loopt, als vertrouwenspersoon van de vader optreedt en als contactpersoon kan worden benaderd door de jeugdzorgwerker. Het hof acht het van belang dat de vader zo snel mogelijk een vertrouwenspersoon krijgt. Deze persoon kan de vader bijstaan in het geval dat er nieuwe beschuldigingen tegen hem worden geuit en de vader helpen om (in ieder geval) tijdens de omgang uit zijn emoties te blijven. Het is daarbij aan de jeugdzorgwerker om in overleg met mr. Messink de mogelijkheden hiervoor te verkennen.
5.5.
Het hof is met de raad en de jeugdzorgwerker van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is om omgang met haar vader te hebben. De jeugdzorgwerker heeft in een plan van aanpak een voorstel gedaan om te komen tot contactherstel. Het tijdspad is echter heel ruim genomen, waardoor de eerste 28 weken gericht zijn op het sturen van kaartjes. Het hof is met de raad van oordeel dat het contactherstel in een hoger tempo moet dan in het plan van aanpak staat, voor zover [de minderjarige] dit aankan. Het hof acht het daarbij van belang dat wordt gestreefd naar een eerste omgang binnen afzienbare tijd. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat de jeugdzorgwerker ervoor openstaat om nadere afspraken te maken over de opbouwregeling. Mr. Messink kan ook in dat kader een rol spelen. Het hof acht het daarbij van belang dat ook rekening wordt gehouden met de mogelijkheden van de vader. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat lezen en schrijven lastig is voor de vader vanwege zijn dyslexie. Voorstelbaar is dat naar andere manieren van contact wordt gezocht in plaats van het (veelvuldig) versturen van kaartjes over en weer, zoals bijvoorbeeld contact in de vorm van spraakberichten of beeldbellen.
5.6.
Gelet op de omstandigheden, ziet het hof (op dit moment) geen mogelijkheden voor een ruimere omgangsregeling zoals de vader verzoekt.
5.7.
Tijdens de zitting heeft de vader verzocht de zaak aan te houden om een vinger aan de pols te houden. Het hof ziet hiervoor echter geen aanleiding. Iedereen ziet het belang van omgang in en is van goede wil om het contactherstel te laten slagen. Daarbij acht het hof een spoedig contactherstel van belang, waarbij het belang van [de minderjarige] leidend moet zijn. Dit heeft tot gevolg dat er geen concreet tijdspad te geven is op welke termijn er weer omgang kan zijn. Aangezien iedereen het belang van [de minderjarige] voor ogen heeft en zich zal inzetten om op korte termijn tot contactherstel te komen, acht het hof een aanhouding niet nodig.
5.8.
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking in stand laten (bekrachtigen).

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 12 september 2022;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, R. Prakke-Nieuwenhuizen en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. M. Knipping-Verbeek als griffier, en is op 20 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.