ECLI:NL:GHARL:2023:3205

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
21-000612-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invoer van cocaïne met aanzienlijke hoeveelheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1977 en momenteel verblijvende in een penitentiaire inrichting, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren voor het opzettelijk invoeren van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne in Nederland. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte was betrokken bij de invoer van ongeveer 38,9 kilogram cocaïne tussen 1 januari 2021 en 20 april 2021, en 575 kilogram cocaïne tussen 1 december 2020 en 16 januari 2021. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een cruciale rol speelde in de organisatie van de drugstransporten, waarbij hij samenwerkte met medeverdachten en gebruik maakte van verschillende bedrijven en contacten in Zuid-Amerika. De verdediging stelde dat de verdachte slechts medeplichtig was, maar het hof oordeelde dat er sprake was van medeplegen, gezien de nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000612-22
Uitspraak d.d.: 14 april 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 3 februari 2022 met parketnummer 18-119047-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
thans verblijvende in P.I. [PI] , gevangenis [gevangenis] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. S. Burmeister, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 20 april 2021, te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] en/of [gemeente 2] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 38,9 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer (onbekend gebleven) personen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 20 april 2021, te [plaats 2] , in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 38,9 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 20 april 2021, te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] en/of te [gemeente 2] , althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- contact te hebben met een of meer bedrijven, waaronder [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , over het huren, kopen en/of gebruiken van een of meer containers en/of over het vervoer van een of meer containers en/of de (dek)lading daarvan, en/of
- een of meer betalingen te verrichten (vanuit [bedrijf 4] ) aan een of meer bedrijven, waaronder [bedrijf 5] en/of een of meer betalingen te verrichten aan een of meer (contact)personen (in/uit Zuid-Amerika), en/of
- contact te hebben met een of meer (contact) personen (in/uit Zuid-Amerika) over de (dek)lading en/of het inladen van de (dek)lading en/of het inladen van voornoemde, althans een, hoeveelheid cocaïne in een of meer containers, en/of
- contact te hebben met medeverdachte [medeverdachte] en/of een of meer (onbekend gebleven) medeverdachten en/of andere personen, over (onder meer) een of meer (container)nummers, aantallen, kentekens van containers, bedrijven, locaties en/of (de procedure omtrent) het naderende transport, en/of
- de vaarroute(s) van de container met daarin voornoemde, althans een, hoeveelheid cocaïne in de gaten te houden en/of zijn medeverdachte(n), althans andere personen, hiervan op de hoogte te brengen en/of houden, en/of
- contact te hebben met een of meer bedrijven over het inklaren van de (inhoud van) een of meer containers in [plaats 2] , en/of
- contact te hebben/onderhouden met een of meer chauffeurs en/of transportbedrijven en/of aanwijzingen te geven aan een of meer chauffeurs;
2. primair
hij, in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 16 januari 2021, te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland en/of via de [zeearm] , in elk geval via de Nederlandse territoriale wateren en/of te [plaats 3] , in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
- binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of lid 5 van de Opiumwet, en/of
- opzettelijk heeft/hebben afgeleverd, verstrekt, verkocht en/of vervoerd, en/of
- opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 575 kilogram cocaïne, elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. subsidiair
[medeverdachte] en/of een of meer (onbekend gebleven) personen, in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 16 januari 2021, in Nederland, via de [zeearm] , in elk geval via de Nederlandse territoriale wateren en/of te [plaats 3] , in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
- binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 en 5 van de Opiumwet, en/of
- opzettelijk heeft/hebben afgeleverd, verstrekt, verkocht en/of vervoerd, en/of
- opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 575 kilogram cocaïne, elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte, in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 16 januari 2021, te [plaats 1] , gemeende [gemeente 1] , althans in Nederland en/of via de [zeearm] , in elk geval via de Nederlandse territoriale wateren en/of te [plaats 3] , in België, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- contact te hebben met een of meer bedrijven, waaronder [bedrijf 5] , over het huren, kopen en/of gebruiken van een of meer containers en/of over het vervoer van een of meer containers en/of de (dek)lading daarvan, en/of
- een of meer betalingen te verrichten (vanuit [bedrijf 4] ) aan een of meer bedrijven, waaronder [bedrijf 5] en/of een of meer betalingen te verrichten aan een of meer (contact)personen (in/uit Zuid-Amerika), en/of
- contact te hebben met een of meer (contact)personen (in/uit Zuid-Amerika) over de (dek)lading en/of het inladen van de (dek)lading en/of het inladen van voornoemde, althans een, hoeveelheid cocaïne in een of meer containers, en/of
- contact te hebben met medeverdachte [medeverdachte] en/of een of meer (onbekend gebleven) medeverdachten en/of andere personen, over (onder meer) een of meer (container)nummers, aantallen, kentekens van containers, bedrijven, locaties en/of (de procedure omtrent) het naderende transport, en/of
- de vaarroute(s) van de container met daarin voornoemde, althans een, hoeveelheid cocaïne in de gaten te houden en/of zijn medeverdachte(n), althans andere personen, hiervan op de hoogte te brengen en/of houden, en/of
- contact te hebben met een of meer bedrijven over het inklaren van de (inhoud van) een of meer containers in [plaats 3] , en/of
- contact te hebben/onderhouden met een of meer chauffeurs en/of transportbedrijven en/of aanwijzingen te geven aan een of meer chauffeurs.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich niet vinden in het oordeel van de rechtbank dat ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdediging stelt dat sterk van belang is dat alle bewezenverklaarde gedragingen medeplichtig van aard zijn. Verdachte heeft bij de daadwerkelijke fysieke uitvoering van de strafbare feiten geen rol of, in het meest verregaande scenario, een geringe rol toebedeeld gekregen. Verdachte is slechts behulpzaam geweest voorafgaand aan het feit. De verdediging is aldus van mening dat ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten geen sprake is geweest van medeplegen, maar van medeplichtigheid.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal acht het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De handelingen van verdachte zijn aan te merken als medeplegen.

Oordeel van het hof

Het hof overweegt, gelet op hetgeen ter zitting in hoger beroep naar voren is gekomen, dat in hoger beroep de vraag centraal staat of ten aanzien van verdachte sprake is van medeplegen dan wel medeplichtigheid aan de tenlastegelegde strafbare feiten.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 primair tenlastegelegde verenigt het hof zich met onderstaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
Betrokkenheid en rol verdachte
Uit de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd blijkt dat hij betrokken was bij
het aanschaffen van de lading citroenen.
In de aanloop naar het transport van de container met citroenen naar Nederland, heeft
verdachte herhaaldelijk contact gehad met medeverdachte [medeverdachte] . Ze maakten hierbij
gebruik van de cryptotelefoondiensten van het bedrijf [bedrijf 6] . Tijdens de chatgesprekken
tussen 1 en 3 maart 2021 wordt door verdachte gevraagd welk bedrijf als opdrachtgever moet worden opgegeven voor het transport. Door verdachte worden daarbij de namen van
verschillende bedrijven genoemd waaronder [bedrijf 7] , [bedrijf 8] en [bedrijf 9] ; bedrijven
die volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel onder dezelfde hoofdonderneming
[hoofdonderneming] vallen. De keuze valt uiteindelijk op [bedrijf 4] wat de
statutaire naam is van het bedrijf [bedrijf 8] . Op 2 maart 2021 heeft verdachte het
vaarschema van de container naar [medeverdachte] verstuurd.
Tijdens de chatgesprekken wordt door verdachte aan [medeverdachte] ook informatie gevraagd
welke hij, verdachte, nodig heeft om een expediteur dan wel transporteur in te schakelen
voor het vervoeren van de container als deze eenmaal is gelost. Verdachte geeft hierbij aan
dat hij onder meer het BTW-nummer nodig heeft van het betrokken bedrijf ( [bedrijf 4]
). Uit de chatberichten en screenshots die verdachte hierna naar [medeverdachte] heeft
gestuurd, blijkt dat verdachte over onvoldoende gegevens beschikte om een
transportopdracht digitaal aan te vragen. Toen deze aanvraag niet bleek te zijn gelukt, heeft
verdachte aan [medeverdachte] aangegeven dat een andere chauffeur moest worden geregeld.
Verdachte heeft daarbij voorgesteld om ‘ [bijnaam persoon] ’ in te schakelen, omdat die altijd in
[plaats 2] werkt. Door verdachte wordt vervolgens per e-mail het bedrijf [bedrijf 10]
benaderd om de container in te klaren en te transporteren vanaf de [haven]
. Verdachte heeft hierbij het e-mailadres van het bedrijf [bedrijf 4] gebruikt en
heeft het e-mailbericht met “ [naam persoon 1] ” ondertekend. Op de laptop van verdachte is een
kopie van het paspoort van ene [naam persoon 1] aangetroffen. [bedrijf 10] heeft
op een eerdere mail gereageerd en doorgegeven het transport van de container wel te kunnen verzorgen, maar de container niet te kunnen inklaren. Deze e-mail van [bedrijf 10] is door verdachte op 5 maart 2021 naar [medeverdachte] gestuurd, waarbij verdachte aangeeft dat hij naar een ander bedrijf moet gaan zoeken. Door verdachte wordt daarbij ook aangegeven dat hij de Bill of Loading van de container heeft aangevraagd en dat deze naar de expediteur moet worden verstuurd. De Bill of Loading is een officieel
verschepingsdocument dat informatie bevat over de eigenaar van een zeevrachtlading, waar
de lading uit bestaat, van en naar welke haven er verscheept wordt en wie de afzender en
ontvanger zijn.
Op 8 maart 2021 heeft verdachte, via chat, contact gelegd met de persoon die gebruik maakte van [gebruikersnaam] . Verdachte heeft toen een screenshot van de e-mail van een
logistiekbedrijf en de door dat bedrijf te verrichten diensten naar [gebruikersnaam] verstuurd met de
mededeling dat de citroenen kennelijk ook gekeurd moeten worden.
Op de inbeslaggenomen laptop van verdachte zijn verschillende bestanden aangetroffen met
betrekking tot het transport van de bedoelde container met citroenen. Zo is een
boekingsformulier aangetroffen waaruit blijkt dat de container met citroenen op 8 maart
2021 is afgegeven in [land 1] en via [land 2] naar [plaats 2] wordt vervoerd. Ook is op de laptop onder meer de zeevrachtbrief en de Bill of Loading met betrekking tot de bedoelde
container evenals facturen voor het transport gericht aan [bedrijf 4] gevonden. Ook
staan op de laptop foto’s van het inladen van citroenen in [land 1] . Daarnaast zijn op de
laptop bedrijfsgegevens aangetroffen van [bedrijf 4] , evenals een kopie van het
paspoort van [naam persoon 1] . Deze naam werd als contactpersoon van [bedrijf 4] genoemd in de e-mail met het logistiekbedrijf [bedrijf 10] . Ten
slotte zijn er betalingsbewijzen aan [bedrijf 2] , de reder van [bedrijf 2] en de [bedrijf 11] op verdachtes laptop gevonden.
Op de telefoon van verdachte die in beslag is genomen zijn chatgesprekken aangetroffen
tussen verdachte en een persoon die zich [naam persoon 2] noemde. De chatgesprekken vonden plaats
via [chatplatform] . [chatplatform] is een dienst die volledig anoniem kan worden gebruikt voor
versleutelde spraak- en video-oproepen. Tijdens een van de gesprekken wordt gesproken
over het maken van een gele pen met daarop een logo. Ook tijdens de [bedrijf 6] -gesprekken heeft
verdacht het met [medeverdachte] gehad over het maken van pillen dan wel pennen. Met deze
pinnen dan wel pennen worden transportzegels bedoeld die gebruikt worden bij
zeecontainers. Deze nagemaakte zegels kunnen worden gebruikt ter vervanging van de
oorspronkelijke zegels die wordt doorgeknipt bij het openen van zeecontainers.
(…)
Uit het voorgaande volgt dat de rol van verdachte bestond uit het sturen van e-mailberichten om de lading citroenen te kopen en het betalen van deze lading. Verdachte heeft hierbij de gegevens gebruikt van het bedrijf [bedrijf 4] dat onderdeel is van een handelsonderneming die zich bezighield met illegale praktijken. Verdachte had ook toegang tot de e-mail van dit bedrijf en kon zelfstandig namens dit bedrijf e-mails versturen. Voorts was verdachte verantwoordelijk voor het inschakelen van logistieke dienstverleners om de container na het lossen ongehinderd naar de plaats van bestemming te vervoeren. Uit de chatberichten blijkt dat verdachte hierbij een bepaalde mate van vrijheid had en waar nodig overleg pleegde met de medeverdachten over het inklaren en transporteren van de container. Onder verdachtes werkzaamheden viel ook het ervoor zorgdragen dat de ingeschakelde logistieke dienstverlener over de nodige papieren, zoals de Bill of Loading, kon beschikken. Daarnaast was verdachte betrokken bij het fabriceren van een replica van een transportzegel die bestemd was om het oorspronkelijke zegel van de container te vervangen, nadat het zou worden doorgeknipt om de blokken cocaïne eruit te halen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een cruciale schakel is geweest in het transport van de cocaïne en dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Verdachte heeft verklaard dat hij elke handeling die hij heeft verricht, slechts uitvoerde in opdracht van een (niet nader genoemde) opdrachtgever. Naar het oordeel van het hof wordt deze verklaring van verdachte onvoldoende ondersteund door de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Het hof overweegt dat uit het door verdachte verzonden berichtverkeer juist blijkt dat verdachte een zeer actieve rol vervulde in het geheel, waarbij verdachte vanaf het laden van de boot in het land van herkomst tot en met het uitladen van de container (en soms het verdere vervoer van de cocaïne) essentiële werkzaamheden verrichtte om het vervoer van grote ladingen cocaïne naar Nederland en de verdere verspreiding van de cocaïne mogelijk te maken. Ook zorgde verdachte ervoor dat de verboden lading en de mensen die daarbij betrokken waren buiten beeld bleven. Dat hij bij de fysieke uitvoering van de strafbare feiten niet aanwezig was, of, zoals de verdediging stelt, niet bij het oorspronkelijke plan, maar enkel bij de uitvoering betrokken was, maakt dat niet anders.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij vanaf het moment waarop hij zijn [bedrijf 6] -telefoon kreeg wist dat het foute boel was en in feite dat het om cocaïne ging. De vroegste zich in het dossier bevindende berichten via die telefoon van verdachte dateren van december 2019. Dat ligt ruim vóór de tenlastegelegde periode.
Op grond van het voorgaande acht het hof het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 2 primair tenlastegelegde verenigt het hof zich met onderstaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over.
Betrokkenheid en rol verdachte
Uit de chatberichten die door verdachte zijn verzonden blijkt, dat hij in de maanden
november en december 2020 contact heeft gehad met anderen over het vervoer van schroot.
Op 14 december 2020 is door verdachte een screenshot verstuurd waaruit blijkt dat er contact is gezocht met een bedrijf in Zuid-Amerika voor het transport van drie zeecontainers met schroot op het schip [schip bedrijf 5] . De dagen die hierop volgden had verdachte herhaaldelijk contact met medeverdachte [medeverdachte] en de persoon die gebruik maakt van [gebruikersnaam] . Verdachte vertelt daarbij dat hij de papieren moet tekenen voor de expediteur. Een expediteur fungeert als een bemiddelaar in transport. Uit het chatbericht dat verdachte op 18 december 2020 naar [medeverdachte] heeft gestuurd, blijkt dat verdachte verantwoordelijk is voor het regelen van het transport van de zeecontainers nadat deze in [plaats 3] zijn aangekomen. Mede in dit verband onderhield verdachte contact met het bedrijf in Zuid-Amerika dat het schroot had verzonden. Verdachte maakte hierbij gebruik van de e-mail van het bedrijf [bedrijf 7] dat het schroot had besteld. De informatie die verdachte via deze weg verkreeg, stuurde hij indien nodig naar de medeverdachten om hen op de hoogte te houden van de dag van aankomst van de containers. Zo heeft verdachte op 11 januari 2021 [medeverdachte] een bericht gestuurd over onduidelijkheid die er was over de dag van aankomst van het schip. Toen duidelijk was geworden dat het schip op 16 januari 2021 in de haven van [plaats 3] zou aankomen, heeft verdachte op 13 januari 2021 hierover een bericht gestuurd naar de persoon met [gebruikersnaam] . Verdachte hield aldus het reisschema van het schip met de containers nauwlettend in de gaten.
In de berichten die verdachte op 14 en 15 januari 2021 naar de medeverdachten heeft
verstuurd wordt overleg gepleegd over de volgorde waarop de drie containers moeten
worden aangeboden aan de [autoriteiten] om door deze te worden gescand. Daarbij heeft verdachte het nadrukkelijk over de ‘gevulde’ container. Het kan niet anders zijn dan met de ‘gevulde’ container de container wordt bedoeld waarin de blokken cocaïne zijn verstopt. Deze chatberichten volgen op het e-mailbericht dat verdachte van [bedrijf 5] heeft ontvangen met de mededeling dat de drie containers geselecteerd zijn om gescand te worden. Een kopie van deze e-mail met de Bill of Loading met betrekking tot de zeecontainers is ook op de inbeslaggenomen laptop van verdachte aangetroffen. Op 15 januari 2021 bericht verdachte aan [gebruikersnaam] dat [bedrijf 5] ook heeft aangegeven dat het bedrijf in Zuid-Amerika niet heeft betaald en dat hij, verdachte, aan het bedrijf heeft gevraagd om het bewijs van betaling naar hem te sturen.
Op 4 februari 2021 zijn de blokken cocaïne door de [autoriteiten] in de container
aangetroffen. Uit de chatberichten van na deze datum blijkt dat verdachten hiervan (toen)
niet op de hoogte zijn geraakt.
Op 15 en 16 februari 2021 heeft verdachte screenshots gestuurd van het e-mailverkeer dat hij middels de e-mail van [bedrijf 7] heeft gehad met een transportbedrijf om de bedoelde
containers bij de [dienst] op te halen. Op de laptop van verdachte is een e-mail d.d. 18
februari 2021 aangetroffen waarin door hem wordt aangegeven bij welk bedrijf de drie
zeecontainers moeten worden geleverd.
Medeplegen
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage die verdachte aan de totstandkoming van de in- en uitvoer van cocaïne heeft geleverd aan te merken is als een materiële bijdrage van substantieel gewicht, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke
uitvoering. Verdachte heeft het onder 2 primair ten laste gelegde dan ook gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking met anderen.
Ook ten aanzien van dit feit heeft verdachte verklaard dat hij elke handeling die hij heeft verricht, slechts uitvoerde in opdracht van een (niet nader genoemde) opdrachtgever. Naar het oordeel van het hof wordt deze verklaring van verdachte onvoldoende ondersteund door de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Het hof overweegt, net als hiervoor overwogen bij feit 1, dat uit het door verdachte verzonden berichtverkeer juist blijkt dat verdachte op alle cruciale onderdelen van het traject van het transport van de container een zeer actieve rol vervulde in het geheel, ook ten aanzien van de lading cocaïne die via Nederland in [plaats 3] is aangekomen Voor wat betreft verdachtes bewustheid dat het ook in dit geval om cocaïne ging, geldt hier hetzelfde als wat het hof ten aanzien van feit 1 heeft overwogen.
Op grond van het voorgaande acht het hof het onder 2 primair tenlastegelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 20 april 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van ongeveer 38,9 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2. primair
hij in de periode van 1 december 2020 tot en met 16 januari 2021 in Nederland via de [zeearm] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen en buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van in totaal ongeveer 575 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van cocaïne in Nederland via de [haven]
en aan in- en uitvoer van cocaïne in/uit Nederland (via de [zeearm] ) met als bestemming de haven van [plaats 3] . Het gewicht van de cocaïne was respectievelijk 38,9 (netto) en 575,27 (bruto) kilogram. De cocaïne is in beide gevallen onderschept.
Het is algemeen bekend dat cocaïne schade toebrengt aan de gezondheid van de gebruikers
van dit middel. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door crimineel
gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Voorts worden de -
vaak grote - bedragen die aan de (groot-)handel in cocaïne worden verdiend op een zodanige wijze in de samenleving geïnvesteerd dat daardoor ondermijning van die samenleving ontstaat. Het op deze schaal binnen het grondgebied van Nederland en België brengen van cocaïne wordt doorgaans gepleegd door goed georganiseerde, professionele
misdaadgroeperingen die op nietsontziende wijze te werk plegen te gaan en daarmee de
rechtsorde ernstig bedreigen, ondermijnen of zelfs schade toebrengen.
Met zijn handelingen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de grootschalige
internationale handel in cocaïne. Hij was een onmisbare schakel voor het samenwerkingsverband dat de cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar Europa bracht.
Uit de landelijk vastgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting blijkt dat het uitgangspunt bij de in- en uitvoer van harddrugs bij een gewicht van meer dan 20 kilogram een onvoorwaardelijke gevangenisstraf betreft van ten minste vijf jaren. Verdachte had een cruciale rol bij het (mede)plegen van de bewezenverklaarde feiten, waarbij sprake was van twee transporten van forse hoeveelheden cocaïne, beide (ruim) meer dan 20 kilogram.
Gezien het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, overweegt het hof dat het dossier dan wel hetgeen door de verdediging ter zitting in hoger beroep naar voren is gebracht onvoldoende aanknopingspunten biedt om een lagere straf op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan. Het hof acht daarom oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar, met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. E.C. Kole, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 14 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.C. Kole is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.