Het hof is van oordeel dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de opvoeding en verzorging van de kinderen en tot (diagnostisch) onderzoek. Uit het onderzoek van de raad blijkt dat - voorafgaand aan de machtiging tot uithuisplaatsing - jarenlang veel onrust is geweest in het leven van de kinderen. Zij waren getuige van het overmatige alcoholgebruik van de vader, de ruzies tussen de ouders, de verminderde belastbaarheid van de moeder als gevolg van haar beperkte gezondheid en de complexe relatie tussen de ouders waarin de vader meerdere malen wegging en weer terugkwam in het gezin. Anders dan de ouders betogen, is het hof van oordeel dat aan hen voldoende hulp is geboden om de uithuisplaatsing te voorkomen. Zo zijn onder meer [naam4] , [naam1] en [naam2] betrokken geweest. Anders dan de ouders stellen is de machtiging voor de uithuisplaatsing objectief gezien dan ook bepaald niet onverwacht verzocht en verleend.
Sinds de (eerste) machtiging tot uithuisplaatsing is in de situatie van de ouders weinig veranderd. Met de kinderrechter is het hof van oordeel dat het van is belang dat er rust en stabiliteit voor de kinderen wordt gecreëerd.
Hoewel de ouders zeggen dat zij openstaan voor hulpverlening, is - behalve [naam2] voor de alcoholproblemen van de vader - nog geen hulp gestart. Gezien het feit dat eerdere hulpverlening niet (voldoende) van de grond is gekomen, rijst de vraag of de ouders echt bereid zijn om aan alle problematiek te werken. Hiervoor is noodzakelijk dat beide ouders de (ernst van de) eigen en de gezamenlijke problematiek erkennen.
Het baart het hof zorgen dat de vader tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd dat hij zich niet echt als verslaafd ziet, omdat hij niet iedere dag alcohol drinkt, terwijl uit het raadsrapport blijkt dat al langdurig sprake is van alcoholmisbruik. Bovendien heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling ronduit tegen het hof gelogen over zijn alcoholgebruik. Hij heeft eerst zijn advocaat laten verklaren dat hij al geruime tijd niet meer positief is getest. Toen de GI aangaf dat de vader wel degelijk meer recent positief was getest, gaf de vader toe dat dit voor de afgelopen Kerstdagen was geweest. Vervolgens gaf de GI aan dat de positieve test korter geleden is afgenomen en toen kon de vader zich ook dat inderdaad herinneren. Dat die laatste test positief was kwam, zoals de ouders vervolgens samen verklaarden, doordat de vader kort daarvoor een zak paaseitjes had opgegeten zonder dat hij zich er van bewust was dat die eitjes alcohol bevatten. Gelet op de eerdere wisselende verklaringen acht het hof dit volstrekt ongeloofwaardig.
In navolging van de raad en de GI is het hof dan ook van oordeel dat het belangrijk is dat de vader hulp houdt voor zijn verslavingsproblematiek en dat de ouders samen hulp zoeken voor hun relatieproblemen. De ouders staan nog aan het begin van het hulpverleningstraject, waarbij ook nog onduidelijk is welke hulp aan hen kan worden geboden. De ouders moeten de aankomende periode aangrijpen om te laten zien dat zij werkelijk bereid en in staat zijn om aan de problematiek te werken.
Ook voor de kinderen moet de hulpverlening nog beginnen. Voor een diagnostisch onderzoek en eventuele traumabehandeling is in dit geval nodig dat de kinderen een stabiele (woon)situatie hebben. De ouders kunnen die stabiliteit nu niet bieden. Ook daarom is het noodzakelijk dat de machtiging tot uithuisplaatsing in stand blijft.