ECLI:NL:GHARL:2023:3192

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
200.322.608
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van opvoeding en verzorging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, kinderen van de verzoekers, de moeder en de vader. De ouders waren in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 13 januari 2023 had besloten tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen. Het hof oordeelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de opvoeding en verzorging van de kinderen, en tot diagnostisch onderzoek. Het hof stelde vast dat er jarenlang veel onrust in het leven van de kinderen was geweest, veroorzaakt door het alcoholgebruik van de vader en de problematische relatie tussen de ouders. Ondanks dat de ouders hulp hadden gezocht, was er onvoldoende vooruitgang geboekt om de situatie te verbeteren. De ouders moesten de komende periode laten zien dat zij bereid en in staat waren om aan hun problematiek te werken. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de kinderrechter en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.322.608/01 en 200.322.608/02
(zaaknummer rechtbank Gelderland 413359)
beschikking van 13 april 2023
inzake

1.[verzoekster] , hierna te noemen: de moeder en

2.
[verzoeker], hierna te nemen: de vader
beide wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
de moeder en de vader hierna ook te noemen: de ouders,
advocaat: mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen,
en
de raad voor de kinderbescherming,
kantoorhoudende te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 13 januari 2023, uitgesproken onder zaaknummer 413359 (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 februari 2023;
- een journaalbericht van de ouders van 6 maart 2023 met producties; en
- het verweerschrift van de raad.
2.2
Op 13 maart 2023 heeft de hierna nader te noemen [de minderjarige1] gesproken met één van de raadsheren van het hof.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 14 maart 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de ouders, met hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 te [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 te [plaats1] ; en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2015 te [plaats1] .
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 21 oktober 2022 zijn [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] op verzoek van de raad voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 21 januari 2023. Ook is voor hen een machtiging verleend tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening tot
18 november 2022 en is de beslissing voor het overige aangehouden.
3.3
Bij beschikking van 14 november 2022 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] in een gezinsgerichte voorziening (gezinshuis) tot 18 januari 2023.
3.4
De raad heeft op 2 januari 2023 de kinderrechter verzocht [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] onder toezicht te stellen van de GI en de GI een machtiging te verlenen om hen uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening (gezinshuis), beide voor de duur van twaalf maanden.
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] onder toezicht gesteld van de GI tot 13 januari 2024. De verzochte machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening (gezinshuis) is verleend voor de duur van zes maanden (tot 13 juli 2023) en is voor het overige aangehouden tot een nader te plannen mondelinge behandeling in de maand juli 2023. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.6
De kinderen hebben eerst op een groep van [naam1] verbleven. Zij wonen sinds
31 januari 2023 in een gezinshuis in [plaats2] .

4.De omvang van het geschil

4.1
De ouders zijn met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoeken het hof:
-
bij incidenteel verzoekde schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking totdat het hof een eindbeschikking heeft gegeven;
-
in de hoofdzaakde bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de raad tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen alsnog af te wijzen, en
- de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.
4.2
De raad voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Incidenteel verzoek tot schorsing
5.1
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de ouders gezegd dat het incidentele verzoek tot schorsing wordt ingetrokken als het hof geen (aanvullend) onderzoek gelast. Omdat het hof geen (aanvullend) onderzoek zal gelasten, geldt het schorsingsverzoek als ingetrokken en hoeft het hof daarop niet te beslissen.
Machtiging uithuisplaatsing
5.2
Ingevolge artikel 1:265b, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op verzoek van de raad machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.3
De ouders zijn het niet eens met de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen. Zij voeren aan dat er geen noodzaak tot uithuisplaatsing is. Hoewel de ouders erkennen dat er sprake is van de nodige problematiek en zij dringend moeten werken aan zichzelf, vinden zij de huidige ontwikkelingen niet dermate bedreigend voor de kinderen dat uithuisplaatsing noodzakelijk is. Zij doen er alles aan om de situatie te verbeteren. De vader heeft hulp van [naam2] om zijn alcoholgebruik onder controle te krijgen en tijdens de mondelinge behandeling vertelde hij dat er een intake gepland staat bij [naam3] . Het besluit tot uithuisplaatsing is bovendien volgens de ouders uit de lucht te komen vallen: zij werden er echt door overvallen. De uithuisplaatsing veroorzaakt bij de kinderen onrust en instabiliteit, omdat zij verward en gestrest zijn doordat zij niet meer bij hun ouders wonen.
5.4
De raad voert verweer en voert aan dat er al jarenlang sprake is van een voor de kinderen onvoorspelbare thuissituatie. Die wordt veroorzaakt door het alcoholgebruik van de vader, ruzies tussen ouders en betrokkenheid van de politie. De vader heeft diverse keren gezegd te willen werken aan zijn verslavingsproblematiek, maar het lukt hem onvoldoende om te zorgen voor verandering. De moeder kampt al jaren met een beperkte gezondheid (COPD) en energie. Zij kan de zorg voor de kinderen niet alleen dragen. De ruzies tussen de ouders zijn zodanig heftig dat de vader de woning verlaat en de moeder zegt te willen scheiden, maar zij de vader later dan toch weer toe laat in de woning. Hierdoor maakt de raad zich grote zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Zij komen door de onrust nauwelijks toe aan kind zijn en een onbelaste ontwikkeling.
Er is intensieve hulpverlening ingezet om te zorgen voor stabiliteit en duidelijkheid in de thuissituatie, maar desondanks is het niet gelukt om het patroon van ouders te doorbreken en hun gedrag ten goede te veranderen. De raad vindt het noodzakelijk dat de ouders goede hulpverlening zoeken om hun problemen aan te pakken. Zowel de hulp aan de vader voor zijn alcoholverslaving als de hulp aan de ouders samen op het gebied van hun relatie is belangrijk. Deze hulp is nog niet (voldoende) gestart en is er nog veel te weinig verbetering in de thuissituatie, aldus de raad.
5.5
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aan het hof verteld dat het nodig is dat de vader aan de slag gaat met zijn verslavingsproblematiek en de ouders samen met hun relatieproblemen. De ouders zeggen nu wel dat ze open staan voor alle hulp, maar dat is in het verleden niet gebleken. Behalve [naam2] is er nog steeds geen andere hulp; het is onduidelijk of de vader (en de moeder) terecht kunnen bij [naam3] . Er is dus nog niet veel veranderd. Voor de kinderen is een diagnostisch onderzoek en mogelijk traumabehandeling nodig. Hiervoor moet er eerst een stabiele situatie zijn, in die zin dat de kinderen weten waar zij de komende tijd wonen. In het gezinshuis waar de kinderen nu wonen, kunnen zij langer blijven, aldus de GI.
5.6
Het hof is van oordeel dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de opvoeding en verzorging van de kinderen en tot (diagnostisch) onderzoek. Uit het onderzoek van de raad blijkt dat - voorafgaand aan de machtiging tot uithuisplaatsing - jarenlang veel onrust is geweest in het leven van de kinderen. Zij waren getuige van het overmatige alcoholgebruik van de vader, de ruzies tussen de ouders, de verminderde belastbaarheid van de moeder als gevolg van haar beperkte gezondheid en de complexe relatie tussen de ouders waarin de vader meerdere malen wegging en weer terugkwam in het gezin. Anders dan de ouders betogen, is het hof van oordeel dat aan hen voldoende hulp is geboden om de uithuisplaatsing te voorkomen. Zo zijn onder meer [naam4] , [naam1] en [naam2] betrokken geweest. Anders dan de ouders stellen is de machtiging voor de uithuisplaatsing objectief gezien dan ook bepaald niet onverwacht verzocht en verleend.
Sinds de (eerste) machtiging tot uithuisplaatsing is in de situatie van de ouders weinig veranderd. Met de kinderrechter is het hof van oordeel dat het van is belang dat er rust en stabiliteit voor de kinderen wordt gecreëerd.
Hoewel de ouders zeggen dat zij openstaan voor hulpverlening, is - behalve [naam2] voor de alcoholproblemen van de vader - nog geen hulp gestart. Gezien het feit dat eerdere hulpverlening niet (voldoende) van de grond is gekomen, rijst de vraag of de ouders echt bereid zijn om aan alle problematiek te werken. Hiervoor is noodzakelijk dat beide ouders de (ernst van de) eigen en de gezamenlijke problematiek erkennen.
Het baart het hof zorgen dat de vader tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd dat hij zich niet echt als verslaafd ziet, omdat hij niet iedere dag alcohol drinkt, terwijl uit het raadsrapport blijkt dat al langdurig sprake is van alcoholmisbruik. Bovendien heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling ronduit tegen het hof gelogen over zijn alcoholgebruik. Hij heeft eerst zijn advocaat laten verklaren dat hij al geruime tijd niet meer positief is getest. Toen de GI aangaf dat de vader wel degelijk meer recent positief was getest, gaf de vader toe dat dit voor de afgelopen Kerstdagen was geweest. Vervolgens gaf de GI aan dat de positieve test korter geleden is afgenomen en toen kon de vader zich ook dat inderdaad herinneren. Dat die laatste test positief was kwam, zoals de ouders vervolgens samen verklaarden, doordat de vader kort daarvoor een zak paaseitjes had opgegeten zonder dat hij zich er van bewust was dat die eitjes alcohol bevatten. Gelet op de eerdere wisselende verklaringen acht het hof dit volstrekt ongeloofwaardig.
In navolging van de raad en de GI is het hof dan ook van oordeel dat het belangrijk is dat de vader hulp houdt voor zijn verslavingsproblematiek en dat de ouders samen hulp zoeken voor hun relatieproblemen. De ouders staan nog aan het begin van het hulpverleningstraject, waarbij ook nog onduidelijk is welke hulp aan hen kan worden geboden. De ouders moeten de aankomende periode aangrijpen om te laten zien dat zij werkelijk bereid en in staat zijn om aan de problematiek te werken.
Ook voor de kinderen moet de hulpverlening nog beginnen. Voor een diagnostisch onderzoek en eventuele traumabehandeling is in dit geval nodig dat de kinderen een stabiele (woon)situatie hebben. De ouders kunnen die stabiliteit nu niet bieden. Ook daarom is het noodzakelijk dat de machtiging tot uithuisplaatsing in stand blijft.
Proceskosten
5.7
Gezien de aard van de zaak zal het hof de proceskosten compenseren, in die zin dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 13 januari 2023 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, K.A.M. van Os-ten Have en C.L.F.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. I.M. Redert als griffier, en is op 13 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.