Het hof is van oordeel dat het verzoek van de moeder niet kan worden toegewezen en zal hierna uitleggen hoe het tot dat oordeel is gekomen.
[de minderjarige] verbleef de eerste twee jaren na haar geboorte in het gezin van de gezaghebbende oma, aanvankelijk samen mét en later, toen de moeder was vertrokken, zonder de moeder. [de minderjarige] is vervolgens uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg en verblijft nu in het gezin van de pleegouders. De moeder heeft een belast verleden vanuit haar gezin bij de oma, waarbij vermoedelijk sprake was van (huiselijk) geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag. De verstandhouding tussen de moeder en de oma is moeizaam. De moeder woont op dit moment samen met haar partner, met wie zij in december 2022 een zoon heeft gekregen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat, voordat kon worden beslist op het verzoek van de moeder om haar met het gezag over [de minderjarige] te belasten, duidelijk moet worden wat het toekomstperspectief van [de minderjarige] is.
Het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET-JB) heeft de GI laten weten dat het toekomstperspectief van [de minderjarige] niet bij de oma kan zijn als gevolg van de grote zorgen over het gezinssysteem van de oma.
Om te kunnen beoordelen of het toekomstperspectief van [de minderjarige] bij de moeder ligt, heeft de GI Video Interactiebegeleiding (VIB) vanuit Trias Jeugdhulp ingezet, waarbij het - voor een goede beoordeling - nodig is dat twee keer per maand een contactmoment plaatsvindt tussen de moeder en [de minderjarige] . Gebleken is echter dat [de minderjarige] na de contactmomenten met de moeder heftig gedrag vertoonde. Zij viel dan terug in ontwikkeling en vertoonde ‘babygedrag’, kon lastig in slaap komen, raakte snel in paniek en had last van verkrampingen en onrust in haar lichaam. Enerzijds had zij extreme behoefte aan nabijheid van de pleegouders, anderzijds vertoonde zij soms agressie richting hen. Daarnaast liet [de minderjarige] signalen zien van een verstoorde seksuele ontwikkeling. [de minderjarige] had na een contact soms wel vijf dagen nodig om te herstellen. De extreme reacties die [de minderjarige] vertoonde na de omgang met de moeder werden niet, althans niet in die mate, gezien na de omgang met de oma. Gelet op deze heftige reacties heeft de GI recent, in het belang van [de minderjarige] , besloten om zowel de fysieke als de digitale omgang met de moeder gedurende de komende drie maanden stop te zetten. De GI heeft gesteld dat het op basis van het onderbroken VIB-traject niet goed mogelijk is om te beoordelen of het toekomstperspectief van [de minderjarige] bij de moeder ligt, maar dat het op dit moment niet in het belang is van [de minderjarige] dat de moeder het gezag over haar gaat uitoefenen. De GI heeft aangekondigd dat zij bij de rechtbank een voogdijwijziging gaat verzoeken, in die zin dat de voogdij van de oma door de GI wordt overgenomen, en heeft de raad daarin om advies gevraagd.
De raad heeft tijdens de zitting verklaard dat nog geen advies kan worden gegeven naar aanleiding van de door de GI recent voorgestelde voogdijwijziging maar heeft geadviseerd om het onderhavige verzoek van de moeder af te wijzen, omdat het heftige gedrag van [de minderjarige] na de omgang zeer zorgelijk is en dit geen goede basis is om de moeder met het gezag te belasten.